GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(De naam religieuse volkskunde aanvaarden we slechts in zooverre als zijn eigenlijke beteekenis gaat. Van een scheiding tusschen religieus, zedelyk en kerkelijk leven willen we niet weten. De statistische, noch de typeerende methode van de religieuse volkskunde kan de onze zijn. Wij geven de voorkeur aan de inductieve methode, in genetischen zin gewijzigd. bij de religieuse volkskunde hebben we te lettbn op tweeërlei laag in het volksleven, een natuuniike en een door de historie gevormde. Bü de natuurlijke spreken we gemeenlek over den natuuraanleg en over den natuurgrondslag. . De religieuse volkskunde kan en moet van groofe beteekenis worden voor een reformatie van de studie der ambtelijke vakken in het theologisch orfranisme).

III.

Hoeveel in getal de factorea .•^ijii, die ten nauwste met de natuurlijke laag, die er in een voiksdeel is te vinden, saamiiangen, blijkt re^ds, wanneer we op eenige van die factoren de aandacht vestigen.

Voor de eigenaardigheid in het religieuse leven van een volksdeel in het £; emeen, zoowel wat betreft de restanten van religiOi falsa en de neiging tot doling nog eiken dag, als voor de eigenaardigte nuanceering van wat van de religio vera wo^rdt beleefd, is het van het grootste eewicht welk karakter-type onder een volk of een volksdeel overheerschend is. Immers waar - terecht of misschien, en waarschijnlijk wel, ten onrechte - ons Nederlandsche volk gewoonlijk „flegmatisch" heet, daar hebben we in die gewoonte reeds een aanwijzing, dat het in den regel zóó is, dat een bepaald karaktertype meer frequent onder een volksdeel wordt gevonden.

Wie nu individuen kent van ze-^r uiteenloopend karakter, en dan heeft nagegaan hoe geiieel vérschillend de uitwerking en de Ireleving van eenzelfde waarheid bij hen kan zijn, die zal verstaan, dat het voor de religieuse volkskunde van gewicht is met dat overheerschend karakter rekening ce houden.

Maar er is veel meer.

Het eene volksdeel leeft veel miü^r concreet dan het andere in zijn voorstellingswereld. Men heeft hier veel meer behoefte aan een zinnelijke voorstelling der dingen dan ginds.

De fantasie is bij de onderscheiden vclkskaralfcters weer zeer verschillend ontwikkeld. Bier leeft men bovendien meer uit het verstand, ginds treft men meer gevoelstypen .aan, on elders wilsfiguren. Hier leeft men gewocnlijk meer bij het heden, elders bij [het verleden en ergans .anders weer meer bij het toekomstig gebeuren.

Hier zal het gevaar voor het „gewoonte-christen" zijn, sterker wezen, elders weer zal uit het karalcter voortvloeien een grooter gevaar voor vaLsche lijdelijkheid.

Al deze dingen nu mogen onderling met elkaar verband houden, ze houden ook weer rapport inet de eigenaardige nuanceering, die liet religieuse leven ter plaatse vertoont.

Maar we willen niet zoo in algemeenheden blijven hangen. '

ZoG' heel veel, dat tot op onzen tiid nog aan valsche religie wordt gemerkt, is niet anders in te deelen, dan bij de natuurlijke laag

En nu beperk ik me, zooaïs licht is te verstaan, tol ons eigen grondgebied. Dat is. voor ons het meest interessant, en van het terrein buiten ^nze grenzen weet ik ook te weinig om er met éenige zekerheid over te durven schrijven.

Allereerst de vraag of er nog iets, en zoj ja, wat er in onzen tijd nog van het wordt gevonden. animisme

We moeten met het animisme voorzi.-^htig zijn op di+ terrein.

Een tijd lang heeft men alles en aüerlei, dat men niet kon verldaren, maar verklaard ••Jils „natuurlijk"-animisme.

Het animisme is feitelijk geen god.^dienst. Het is wijsbegeerte, of, nog beter, een wijsgserige, en dan een primitief-wijsgeerige, wereldbeschouwing.

En daar wijsgeerige bespiegeling iets anders is dan godsdienst, iets anders dan. cultus, daar gaat (het niet aan, zonder meer over het animisme, als over een primitieve godsdienst te handelen

Of er dan geen gebruiken .met oen g'idsdienstig cachet voortleven, gebruiken door de animistische wereldbeschouwing beïnvloed ?

Zeker wel. Reeds in 1877 wees Mannhardt er op, — en in zijn Essays besprak Schrijnen in 1910 de kwestie voor ons land, — dat er bij de Germanen, ja, in het algemeen bij de. volkeren van Noorden Noord-West-Europa, wordt gevonden een daemonen-cultus, die .aanleiding gaf let „boom-cuitus".

En van dezen (bbom-cultus zijn er nog restanten in onzen „Meibioom" en in het planten van .allerlei „kronings-", „geboorte-" of and, =}r3 „feest"-boomen.

Maar wel niemand zal in dit doen ee.n cultus vinden, en wel allerminst is dit all£5, ^nog t.3 rangschikken onder de „religieuse volkskunde".

Wel is er editer nog een .ander «.lament, - dat niet mag worden vergeten. Dat is, dat de Germaansche. my thologie, zoo-als licht te verstaan is, onder den invloed stond van leze animistische wereldbeschouwing.

En zoo vinden we onderscheiden elemdnten van dit animisme in de beschouwingen lerng. Ouk waar ze in dezen tijd als restanten van oud-Germanendom nog worden gekend. In het feit b.v., dat er van de nachtmerrie wordt gezegd', dat een brandende kaars voor het bed het „beest'' tegenhoudt, omdat hij niet uit de sfeer van die vlam kan wegkomen, — iets, dat herinnert aan e? n om de vlam al maar'heen en weer vliegenien nachtvlinder, — ligt een sterke animistische tendenz.

En zoo zouden meer voorbeelden zijn te noemen. Ik denk b.v. aan de eigenaardige animistische trekken, die men vindt bij de vuurmannen, de „todden" en de „knudden", speciaal in sommige streken.

Maar bij de Germanen heeft men een ander vrij sterk te herkennen principe der beschouwingen. Ofschoon de . daemonen-cultus ook wel zijn grond vindt in de eveneens wijsgeerige^ wereldbeschouwing, welke de bij den dood tfeweke. ne levensprincipes terugzoekt in de natuur rondom, kan hier tocJi met veel meer recht van een cultus, een godsdienstige vercering worden gesproken; immers in de natuurkrafhten werden de hoogere daemonische krachten inderdaad aangebeden en vereerd.

En die vereering van de natuurkrachtea treft da beoefenaar van de religieuse volkskunde telkens weer .aan, niet zootzeer als werkelijke voreering tot op dezen tijd volgehouden, maar wel aL? „geloof' des volks, en als factor voor de beïnvloeding van de taal des volks.

Ik denk hier allereerst aan de „w i 11e wij ven". Deze hebben nog vrij sterk animistische trekken, maar behooren toch hier tehuis. De „witte-wijvenkuilen", (b.v. te Lochem en te Rolle), de wit-wieven-putten op onderscheiden plaatsen, houden de herinnering aan deze "mythologische wezens levendig. • Langs alle onze grenzen, met uitzondering van Zeeland en Zuid-Holland, zijn ze bekend. Ook als witte „juffers" vertoonen ze zich aan hen, die zich dikwijls in het donker van den naclit buiten moeten ophouden.

Nu zal ik deze witte juffers als voorbeeld nemen, om te doen zien hoe men, bij Ie beoefening van de religieuse volkskunde, zich moet wxchtea voor een oppervlakkig onderzoek. Daar ik' meermalen opgaven, van verschillende zijden oredaan, niet ver­ trouwde, héb ik getracht eens zekerheid te hebben omtrent de vertrouwbaarheid va.n onderscheiden beweringen. Zoo werd in een dorp, In het Oosten van het land eerst door mij, die PC vreemd was, gevraagd aan onderscheiden persenen of men geloofde in het werkelijk bestaan van witte , , wieven". Slechts één van de veertien antwoorden luidde bevestigend. Toen na.m ik de hulp te baat van een bejaard en algemeen vertrouwd onderwijzer ter plaatse. Bij hem luidden zestien van de negentien antwoorden — bij welke ivegantien menschen alle veertien waren, die ik vroeg — bevestigend. Een gansch ander resultaat ilzooi.

Men vergeve deze kleine excursie. Ze dient ten bewijze van wat ik vroeger, specia.al naar aanleiding van de z.g. statistische methode, beweerde.

Maar we moeten het verder hebben over de natuurlijke laag in de religieuse beschouwing van ons volk.

En nu heeft het geen zin die „geesten" of die „sage-beïnvloede-verhalen" (het moois is niet van mij!) weer te geven, bij welke men ; .e doen heeft met een geloof, dat al lang niet me? r actief is. Restanten van het heidendom, welke bohooren tot de vergeten dingen, behooren onder de mythologie tehuis. En religieuse volkskunde is geen mythologie. Dat moeten sommige beoefenaars van deze wetenschap somwijlen wel wat beter bedenken.

Maar er leeft nog zoo heel veel.

Heel de duivelbannerij-practijk — en geen kleine! — berust op de gedachte, dat elke ziekte een daemon is. En welk een O'nivang heefi nog niet tot öp dezen tijd dat orod3las^er:1jk doen van hen, die zich laten belezen, omdat ze gelooven, dat „de booize" hen te „piakken" b.e.aft

Het heksen - g e 1 o o f, dat met zijn beruchte heksen-processen, niet minder dan drie eeuwfn cultuur-geschiedenis heeft beheerscht. Is nog lan^ niet dood. Oorspronkelijk slecht-ge^inde geesten van afgestorvenen, zijn die heksen langzamch'ind geworden: vrouwen, die door een da.^mon iijn bezeten, en slechts tot nadeel van haar ni3demensch-.? n bezig zijn.

Doodengeesten, aar d manne t j es, kabouters, spookdieren, reuzen en al dergelijke zijn geboren in de Germaansche•mythologie. En deze allen leven hun taaie besta.m nog maar steeds door onder ons christen-volk. En ten schade van het recht-godsdienstige leven.

Hoewel 't moeilijk meer na te speuren is, staat het wel vast, dat ook de R o m e i n s o h e m y t h o-logie op het volksgeloof invlo33 g^^o'el'end hoeft, en dus ook voor wat we nu als ob; ^ect van religieuse volkskunde vinden, van beteekenis is-

Op onderscheiden z.g. votiefsteenen, .'wijdings-of gelofte-steenen) heeft men èn één of meer Germaansche goden èn Romeinsche goden afirebeeld gevonden. Tïouwens alleen het feit al, dat er hier votiefsteenen door Germaansche sta'nmen werden geplaatst, bewijst den Romeinschen invl .ed. Want de Germanen kenden het gebruik van het plaatsen van votiefsteenen niet.

Overigens is er moeilijk een .(verblij.^se] van de Romeinsche. mythologie onder ons volk te vinden.

Alleen de carnavalsgewoonten zijn s'^rij zeker ontstaan uit een saamvoeging en ver.mengi.ij van Germaansche en Romeinsche cultus-gebru.ken

Hoewel in allerlei namen van planten ? n plaatsen de invloed van de Romeinsche mythologie te bespeuren valt, wijzen we daarop niet Dat is geen religieuse volkskunde. En daartoe beperken we ons.

Ook de Keltische mythologie is voor wat we thans onder liet volk aan reste.a van vroeger heidendom vinden, niet zonder beteekenis geweest.

Maar ook hier gaat het ^ nog in sterker mate — als bij de mythologie van de Romeinen: het Keltische trekjen moet er wezen; m; vir 't is alleen de vra.ag maar waar. Als curiositeit deel ik nog mee — hoewel 't eigenlijk buiten m'a - onderwerp gaat —

dat we de „Matronen" danken aaa den Keilischen . cuHus. Niet de oude dames van Üians.maiir alleen haar benaming. Bij de Kelten lijnde .Vlatronen plaatselijke soh-utsgodinnen, verder bc-scliermgodinnen van de familie en haar bezitrmgea: ia een doer de Romeinen beïnvloeden vo-rm vinden we de iVfiatronen op een aan den Scheldemond gevoaden inscriptie. (De Matronen der Marasci)

Geheel van eigen aard is de invloed die in den loep der historie door het christendom op de volksreligie werd geoefend Het christendom komt als de ware religie. Het wil de andere religies niet maar reformeeren, miaar - werkelijk geheel verdringen. Tegenover de afgoden stelt het de prediking van den eenig waren God. Waaneer het uu aan dat christendom, aan de kerk, ^-^as gelukt de restanten van het heidendom, die saa heel' taai leven bleken te bezitten, alle te verdringen; wanneer het gelukt was om heel het volk werkelijfc onder den invloed van dat christendom te houden; wanneer we zouden kunnen zeggen: ieder Nederlander is een christen in den engeren ; -; in van het woord — dan nog zou er van esn religieuse volkskunde sprake kunnen zijn. Tmm.ers daa bleet de eigenaardige nuanceering door den natuur aanleg-

Maar zoo is het niet.

Ook de natuur grond slag werd door dat christendom, dat gepredikt werd, niet met een machtigen slag vernietigd. Zeker, het bracht veel nieuwe dingen. Het deed in velerlei opzicht een nieuwe wereld opengaan; het stond diunetraal tegenover het heidendom als predildng van de ware religie ; en toch het kan nie' ontkend worden, dat veel van het heidendom' taaier bleek te bestaan, dan de brengers en de eerste belijders Tan het christendom in deze landen verm.c.^dden.

Immers al spoedig merkte men oen soort; syncretisme. De christelijke voorstelling sloot zich bij de heidensche aan. Men ohristiani.^eeide allerlei volksgeloof. Wanneer men het geloof a.an allerlei heidensche goden maiar niet kan uitroeien, welnu, dan wordt er van die goden een verzameling duivels gemaakt. Of ook wel, men stelt in de plaats van heidensche goden (en speciaal godinnen)' de z.g. christelijke heiligen. Soms neemt Chrisft^s zelf die plaats in.

Als voorbeeld van het eerste — d.it goden duivels worden — herinner ik eraan, dat de bekerde „bonte hond" een overblijfsel is van W< 'dans jachthond, die later den duivel als attribuut wordt bijoevoegd. En onderscheiden oude „cultus-pultea" heeten nu: „helleput", „duivelsput", of iets dergelijks.

Dan — zeer dikwijls neemt b.v. Maria de plaats in van een of andere heidensche godin. Speciaalvan Freia. Denk b.v. aan Freia-gras, dat Lievevrouwebedstroo werd. Onderscheiden oude cultusputten worden cok naar zendelinsjen of liuiliuen ge. noemd. Zro telt het oosten van ons land én van .België niet minder dan twaalf Willebrordus-putten. En alleen in de omgeving van Dokkum hoeft men drie Bonifaciusbrcnnen. De oude ctiltus-puiten werden eenvoudig „omgedoopt".

Christus zelf komt vcor de oude goden in de plaats, b'.v. waar de genoemde putten „kerslputten" worden.

En dat de oude voorstelling der verhoudingen invloed oefent, bewijst b.v., dat men het dikwijls voc-rstelt alsof de, duivel getrouwd is, en farailieverhoudingen kent. Zoo herinner ik me het rijmpje:

De duvel zien vrouw mus eerpels krab'n, ze wus niet hoe ze 't mes mus pakk'n, ze pak'n 't hier, ze pak'n 't doar, ze pak'n den duvel biej 'et lioar.

Het zou ons veel te ver voeren om op allerlei finesses op dit gebied in te gaan.

Genoeg zij het er op te wijzen, dat deze voorbeelden bedoelen duidelijk te maken, hce in den loop der historie de juiste beschouwing-niet onmiddellijk werd gegrepen, maar dat men zich zoioveel 'mogelijk aansloot bij de oude heidensche voorstelling, zij het dan ook, dat de i^'oden tot baarlijke duivels werden.

Nu heeft de religieuse volkskunde er alTioo' mee te rekenen, dat in de beschouwing een gccd deel heidensch bezinksel ligt, dat maar niet zoo heel spoedig is weg te werken. Bleef het nu bij zuiver abstracte redeneering, hetzij dan J, it in ernst hetzij dat in schertsrijm zekere opvattingen overheerschend waren — o-ch, dan was üef zoo erg misschien nog niet. Maar helaas, telkens weer worden heel krachtige overblijfselen van de heidensche beschouwing gesignaleerd. Het duivelbannen, dat we reeds noemden; het neerbinden van ziekten, het rooken en branden van verschillende kwaaltjes, onder het uitspreken van een soort tooverspreuk; het wègbidden van de dwaallichtjes, die des avonds verschrikken, met de formule; „ik doop jullie allemaal" — die dwaallichten .zijn ongedoopte kinderen — dat alles verraadt een invloed van het heidendom, die, zij het cok door een soort syncretisme heen, nog altijd voortleeft.

De beoefenaar van de religieuse volkskunde mag de ocgen voor dit zeer belangrijke verschijnsel wel allerminst gesloten houden, en hij kan dat niet doen, indien hij althans werkelijk iets wü begrij'^jen van waar het om gaat.

Niet alleen in betrekking tot de dingen, die met den cultus verband houden; niet alleen daar, waar een andere benoeming der dingen kwam tengevolge van het christendom, zonder dat feitelijk de beschouwing zich zooveel wijzigde, moet de religieuse volkskunde dubbel opmerkzaam zijn —; óók en vooral daar, waar in de ))eschoiiwing tijdens het heidendom motieven lagen, die formeel vrijwel gelijk zijn aan beschouwingsmlotieven van hst christendom.

Met een voorbeeld zal ik trachten, dat duidelijk te maken.

In Saksische streken is het een bekend gezegde:

„Watte wie mut', dat mutte wie". De bedoeling is dan meestal, dat alles van te voren is bepaald, en dat wij menschen toch den weg langs moeten, dien God voor ons heeft uitgestippeld, Opzich.'Self geen bezwaar. Ook niet tegen die uitdrukking, al zou men ook zeggen, dat dat „mntten", dat de Saks3r schier alleen gebruikt bij een mechaaische noodwendigheid, wat hard is. Wie ev-ïuwel zoO' oppervlakkig hoort, zal geen bezwaar hebben.

Maar

Nu blijkt, dat eeuwen voordat het christendom met zijn prediking van Gods raad, het belijden naar de Schrift kon gebtacht hebben, de Sakser reeds zei: „watte wi möt, datta wi möt". Nu komt de zaak anders te staan. "Het oude fatalisme had dus zijn belijdenis reeds geformuleerd in bijna denzelfden vorm als nu het christelijk belijden heet te zijn uitgesproken.

Nu komt de vraag, welke de bedoeling is, welke de voorstelling is, die men zelf met zijn belijdenis van de waarheid Gods in dezen tijd heeft. Het komt er immers maar op aan, wat men zelf onder dat belijden verstaat.

En dan blijkt, helaas, dat in een zeer breedeh kring onder ons Saksische volksdeel m^en schier zuiver fatalistisch dat „belijden" bedoelt. En het: „wat wie mut', dat miitte wie", is voo-rjlsnog niet de belijdenis van Gods raad, die bestaan zal. Juist hier. juist in dergelijke gevallen, is de l.iak van de religieuse volkskunde een heel moeilijke, maar ooüc een heel mooie en heel dankbare, omdat zij naar waarde leert te schatten ook de terminologie van het volksbelijden, en zoo ook voor led.er predikant en zielverzorger onmisbaar wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's