GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De religieuse volkskunde bedoelt na te speuren, wat er aan religie falsa en religie ven onder het volk leeft m. ^. w. de religieuse opvatting, 'zooals die onder het volk of een volksdeel wordt gevonden Zoogenaamde rel. volksk. aangezien wo van een scheiding van de zedelijke en kerkelijke v-^'kskunde, zooals veelal de opvatting is, niet willen weten. Tefenover de statistische en de typeerende stellen wij de genetisch-inductieve methode. Zoo miet er du.n rekening worden gehouden met een natuurlijke en een historische laag. De natuurlijke laag geeft allerlei reminisoenzen van ' 'het heidendom. Onderscheiden elementen van het volksgeloof wijzen daar op. Het christendom oefent invlo.id, msdr wordt op zijn beurt ook weer door de natuurlijke laag beïnvloed, zoodat veel gemengde ele.menten aanwezig zijn.)

IV.

Bij het nagaan van den invloed, die de liistorie oefende op een volksdeel zijn niet alle gebeurtenissen, noch alle eeuwen van evenveel gewicht. Wat een ommekeer bracht in de algemeene beschouwingen, moet bizonder worden onderzocht, terwijl, zooals licht is te verstaan, de eeuwen die het dichtst bij liggen _uit den aard der zaak van meer belang moeten worden geacht, dan de ver vervlogen tijden.

Nu is een van de meest op den voorgrond tredende perioden hier wel de tijd van de Reformatie. , We kunnen ons dat zoo moeilijk indenken vaak. Maar het is werkelijk niet zóó, dat in alle streken van ons vaderland die Reformatie krachtig en principieel ter hand werd genomen. Enkele voorbeelden mogen dit duidelijk maken. Borculoo, de niet óvermaarde oude heerlijkheid in den achterhoek, ging met zijn pastoor in 1616 tot de Reformatie over. Maar kom nu eens vijftig jaar later. Dan staat het altaar nog rustig in de kerk. En voor het altaar heeft men nog alle respect. Het „knielen voor den outer" werd door den kerkeraad niet „ongodsdienstig" geacht. Is het niet te verstaan, dat in zulk een streek het opkomend ongeloof wéér een goede halve eeuw later welig kon tieren ? Is het onverklaarbaar, dat in die plaats thans geen orthodoxie meer wordt gevonden? Twaalf jaar nadat Lochem tot Reformatie was gekomen, was er in kerk noch consistoriekamer een Bijbel te vinden. Een kerkeraad had men er de eerste tien jaren niet, en de tucht werd niet geoefend. In den Zuid-Oosthoek van Friesland duurde het jaren voor men er meer dan één predikant had op een terrein van groote uitgestrektheid. Is het wonder, dat de ketterij, door mystieken en nieuwlichters er gebracht, geen weerstand vond ? Zie, we denken wel eens, dat in den bloeitijd van het Calvinisme, zoo in de 17e eeuw, tijdens Dordt en Voetius, het alles Gereformeerd was. Helaas bij lange na niet. Ook al waren er in de buurt vooraanstaande menschen genoeg te vinden. Borculoo en Lochem liggen beide in de oude classis van Zutphen, en Sebastiaan Damman, de tweede scriba van Dordt was daar predikant; maar och, die kon óók niet reformeeren daar, waar het beginsel niet leefde.

De perioden van hervorming en van opkomst van het ongeloof volgen elkaar zóó snel op, dat schier overal, waar het Reformatorisch beginsel niet met kracht en spoedig was gebracht, straks de afwijking onmiddellijk aan een zoogenaamde Reformatie volgt.

Dan werkt ook hier het volkskarakter weer sterk mee. De Betuwe heeft de meest bekende predikanten Jainnen haar ressort gezien. En toch is men er in de Betuwe altijd weer voor te vinden „iets nieuws te zien en te hooren". De Remonstranten en de Rationalisten voorheen, de mystici en de modernen — nauwer verwant vaak dan men denken zou — later, vinden er een willig gehoor.

Op andere terreinen vindt men juist het omgekeerde. Friesland had zijn Franeker met zijnHoogeschool, en de ketterij was er soms in jaren niet van de lucht. En toch, hoewel het ook de tegenstelling kent, — en dan scherp — is Friesland steeds een bolwerk van de orthodoxie geweest. Ook hier weer iets, dat 'èn met de natuurlijke èn met de historische laag verband houdt. Het Friesche karakter is uitermate zelfstandig. Laat zich dus niet zoo heel spoedig over 'eden. En bovendien is een Friesch verstandelijk. .. iij vraagt naar kennis. Oppervlakkigheid is zijn vij; nd. Zoo zal de Friesche Reformatie in, de natuurlijk: laag een steun vinden. In Friesland (uitgezonderd |le Zuid-Oosthoek, maar dat is misschien geen écht ^Friesland) was dan ook de Reformatie krachtig. Mpn had er te doen met goed ontwikkelde Gerefornieerden. Die wisten wat ze waren. En nog thans as dat alles een factor van het hoogste gewicht l|ij het eigendommelijke van de volksreligie in Friesland.

Nu moet één ding hier | weer niet uit het oog verloren. De religieuse volkskunde vraagt er niet in de eerste plaats naar: Iwat zeggen de menschen dat ze belijden m^kx het is allereerst de kwestie: hoe is de eigendomrnelijke religieuse gesteldheid. Vandaar, dat zoo heel dikwijls eigenaardigheden worden aangetroffen, die werkelijk heel moeilijk verklaarbaar zijn, wanneer alleen met het tot dusver genoemde wordt rekening gehouden.

Of er dan nog een factor meer is dan de natuurlijke en de historische laag? Dat niet. Maar men vergete niet, dat er meer terreinen zijn, dan het religieuse. En zoo kan het soms noodig zijn voor den beoefenaar van de religieuse volkskunde even te kijk te gaan op, of leentjebuur te spelen bij een ander terrein. Een voorbeeld.

Daar liggen in Drente de dorpen Diever en Dwingeloo. Zeer adorabele menschen wonen er, en de gastvrijheid is er grooter dan ergens elders. Men is er ook (vooral voorheen) niet zonder kennis van de „waarheid" geweest. En de Nijkerksche beweging heeft hier heel veel invloed gehad.

Maar wat is nu het eigenaardige ? Dat hoe mak de menschen ook zijn, en hoe gulhartig en gastvrij ge ook wordt ontvangen, het begrip van de christelijke gerechtigheid, speciaal het strafrecht van de overheid betreffend, een heel wonderlijke nuanceering vertoont, indien men dat woord nog kan gebruiken. Vooral wanneer het erom gaat huwelijksontrouw te straffen, of wanneer een niet-dorpsbewoner zich een vrouw zoekt uit die dorpen, blijkt iets, dat met de christelijke religie moeilijk is overeen te brengen. Men heeft er dan het volksrecht. En dat wordt ook met een stilzwijgende toestemming van de ouden geoefend. Dat is niet te verklaren uit een of ander oud religieus gebruik. Ook niet uit het christendom. Maar het kreeg wel degelijk invloed op de religieuse beschouwing en op het belijden. Ook de religieuse „begrippen" worden er niet weinig door beïnvloed. Hier nu moet weer worden verklaard; en dan is het noodig, dat men bij de kennis van het oude volks recht even te biecht gaat. Gerechtigheid doen en vergelding oefenen is daar iets, dat met de taak van de overheid vrijwel niet van doen heeft. Dat betreft alles het stamleven. Maar zoo zal ook het godsdienstig begrip „recht" in dit licht moeten worden gezien niet alleen, maar zal bovendien de kerk en de religie, die tot verheffing der yolkszede wil arbeiden, met het wezen van het volksgebruik (dat ons schijnt een overtreding en dus zonde) moeten rekenen.

Zoo komen we dus tot de conclusie, dat er gevallen kunnen zijn waar de beoefenaar van de religieuse volkskunde even eenige feitenkennis ontleenen moet aan een ander terrein, b.v. van de kennis van het volksrecht.

Hoewel we in de verste verte niet alle termen en vak-uitdrukkingen kunnen behandelen, zouden we toch tekort komen, wanneer we niet in deze artikelen de voornaamste der termen, die ge telkens weer bij de beoefening der religieuse volkskunde tegenkomt, zouden bespreken.

Bij deze wetenschap toch maakt men gebruik van uitdrukkingen en woorden, die wel alle min of meer bekend zijn, doch omtrent welker gebruik nogal eens misverstand heerscht, naar het schijnt. Hoe dikwijls toch worden „mythe", „sage", „legende" en „sprookje" niet als eenvoudige synoniemen naast elkaar gebruikt. En hoe is het onder ons geen gewoon verschijnsel, dat men eenvoudig de woorden „tooverij" en „magie" gebruikt als duidden ze geheel dezelfde zaken aan. Dit en dergelijk doen nu is wel erg gemakkelijk misschien, maar het is niet wetenschappelijk, en ook niet juist.

De voornaamste der termen laten we dan even de revue passeeren.

Daar hebben we allereerst mythe, sage, legende en sprookje.

De mythe houdt altijd verband met de m y t h o - logie. Dat wil zeggen in ons land meestal met de Germaansche mythologie of godenleer. Slechts waar een motief in het verhaal aanwezig is, dat herinnert aan de oude godenleer, daar kan van een mythe worden gesproken. Nu moet ook dit weer wel worden verstaan. Dat mythische motief kan soms zeer verborgen aanwezig zijn. Zoo is elk verhaal, in hetwelk de vormverandering een rol speelt min of meer mythisch van aard. Immers de vormverandering houdt verband met de Germaansch-animistische levensbeschouwing; en zoodoende wordt b.v. het verhaal van klein duimpje een verhaal met een min of meer mythisch karakter.

Alleen maar, nu moeten we ons afvragen: hebber» we nu, bij zulk een verhaal, te doen met een mythe of met een sprookje met mythische trekken. En dan beslist hier het punt, dat het hoofdkarakter van sprook eri mythe aangeeft: de mythe is er om ons iets van een onbekende (hoogere) wereld te zeggen, het sprookje is er alleen om zichzelf. Maar — ik hoop niet te vervelen — ook daarmee is alles nog niet uitgemaakt, want nu gaat het er maar weer om, of het verhaal van klein duimpje b.v. een personificatie is van (goddelijke) natuurkrachten, dan wel of het een eenvoudig verhaal is om te vermaken. Wanneer de reus uit klein duimpje de personificatie is van den Noordenwind, de schrale en oude-menschen vijandige, — denk aan het „ik' ruik menschenvleesch" — dan is het mythisch karakter overheerschend, anders is het een gewoon sprookje.

De sage is een verhaal, dat, weer in tegenstelling met het sprookje, altijd is gebonden aan plaats en tijd en aan bepaalde personen. Een sage begint nooit met: „er was eens" — zoo begint het sprookje —; de sage begint: koning die en die .... ging eens, toen hij pas koning was .... enz. Bij de sagen onderscheiden we weer tusschen heidensche of mythische sagen, christelijke sagen en historische sagen; de laatste zoo genoemd wanneer de historische achtergrond nog is aan te wijzen.

Wat het sprookje is, is nu. vanzelf duidelijk. Het is een volksverhaal dat als eenig doel heeft te vermaken, en dat nimmer is gebonden aan bejjaalden tijd, plaats of persoon.

De legende is feitelijk een soort sage. En wel ; ; peciaal zulk een sage, die betrekking heeft op het leven van een (meestal Roomschen) heilige.

Het zal duidelijk zijn, dat in den regel slechts de mythe, en de sage, speciaal de legende, voor de religieuse volkskunde van belang is.

Dan wordt heel dikwijls in het volksgeloof het woord t o o V e r ij gebruikt. En wanneer men dan wat meer wetenschappelijk de zaak opvat spreekt men gaarne yan magie. Dit nu is feitelijk onjuist.

Alle magie is tooverij, maar alle. tooverij is geen

magie. Men heeft n.l. symbolische en magische tooverij. Bij de symbohsche tooverij verricht de toovenaar een handehng, die het betooveren voorstelt, b.v. hij doorsteekt het beeld van hem, dien hij betooveren wil, hij blaast in de richting van zijn huis, of iets dergelijks. Maar bij de magische tooverij staat het anders. Daar wordt rechtstreeks op geheel onzichtbare wijs een schadelijken invloed geoefend door den toovenaar op het voorwerp, dat hij betooveren wil. Bij de magie wordt dus een onbekende geestkracht van den toovenaar verondersteld. Bij de symbolische tooverij een geestelijken band tusschen den persoon, die wordt bedoeld, en het voorwerp, dat b.v. wordt doorboord. Beide nu, de symbolische en de magische tooverij heeten met één woord: „tooverij".

Nu heeft ook dit beteekenis voor de reügieuse volkskunde. Immers het volk in zijn breeden zin gelooft van den symbolischen toover niet veel, maar voor de magische tooverij is men in 't gemeen zeer bevreesd. En wie het volk verstaat, begrijpt zóó, hoe het mogelijk is, dat op de vraag: „gelooft ge aan tooverij? " iemand antwoordt met , , neen", terwijl men op de vraag: „zijt ge bang voor heksen? " een niet erg christelijk antwoord krijgt.

Ook hier geldt het, dat een goede onderscheiding noodig is' om wèl te verstaan.

Moeilijker wordt evenwel dat onderscheiden, wanneer he.t er om gaat na te gaan, wat onder een bepaald volksdeel door een bepaald woord woi-dt uitgedrukt. De religieuse volkskunde komt telkens weer in-aanraking met termen, die in de dogmatiek een vaste beteekenis hebben, met begrippen, door een vast woord uitgedrukt, welk begrip dan weer een vasten inhoud heeft.

Neem b.v. het woord „schuld". Hoeveel is er voor de dogmatiek niet aan gelegen om zulk een begrip juist te definieeren. Nu komt men in een streek, waar men als jong predikant vertelt: , , schuld is verplichting tot straf". Ik neem nu deze definitie maar, al weet ik, dat in 1917 er een debat tusschen Prof. Bavinck en Prof v. Zevenbergen over deze definitie plaats had.

Maar hoe verbaasd zijt ge, wanneer den volgenden morgen door een ouden «ouderling, die nogal wat las, U wordt gezegd: „dominee, ge bedoeldet het gisteren wel goed, maar heel veel menschen waren het toch niet met U eens toen ge het over die schuld hadt". Ge maakt U dan al klaar om U te verdedigen. Maar dat hoeft niet. De man zal zeggen: , , dominee, ge bedoeldet het wel goed, maar wij hier zeggen als wij dat bedoelen': „schuldigheid". Schuld is er wanneer je oorzaak van iets bent".

Dan staat de dominee wel even wonderlijk te kijken. Maar hij moest weten, dat in die streek men deze terminologie heeft: wanneer iemand een ander mensch doodt, omdat die andere hem eerst tartte, dan zegt het volk in zulk een streek: „de eerste éf de schuld, mar de leste de schuldigheid".

Wanneer een bakker zijn deur open laat staan, en een arme bedelaar neemt een brood weg, dan heeft de bakker de schuld, en de bedelaar de schuldigheid. Zoo zullen we verstaan, dat het niet onverschillig is, wil men zich ook omtrent godsdienstige dingen verstaanbaar maken, of men de volksterminologie kent. Ook al geldt in dit geval de genoemde definitie min of meer van „schuld", dat begrip is veel te vaag. „Schuldigheid" spreekt tot de menschen.

Zoo zouden voorbeelden te over zijn aan te halen.-Woorden als heiligheid, rechtvaardigheid (dit woord heeft in sommige streken de beteekenis van „eigengerechtigheid" !), goedigheid, enz., worden maar al te vaak door het volk gebruikt in een anderen zin, dan onze Gereformeerde dogmatiek eraan geeft.

Hier nu komen we in aanraking met de 1 i t e r a i - r i s c h e taak van de religieuse volkskunde. En zoowel de literator als de theoloog hebben hier een terrein, dat uitermate interessant is.

Het zou ons te ver voeren om na te gaan, welke oorzaken er voor zulk een spraakverwarring in het spel zijn.

Wel merken we op, dat heel dikwijls de volksspraak mooie nuanceeringen geeft, die wij zóó niet goed in het Nederlandsch kunnen weergeven, zonder „gewild" te schijnen.

Ook hier weer kan de religieuse volkskunde mooi werk doen, door de theologen, speciaal de dogmatici, attent te maken op wat de volkswijsheid aan juiste uitdrukking vond.

En ook - hier kan en mag de religieuse volks-- kunde wijzen op 'de veelvormigheid, niet alleen van het religieuse leven, maar ook van de menschelijke taal om de groote dingen Gods uit te drukken. Een veelvormigheid, die een belofte is van een volmaaktheid, waar het onjuiste in alle uitdrukking heen is.

Dat onjuiste hier op aarde heeft wijzen. ons vak te

Het heeft de feilen te toonen.

Opdat ook hier verbetering, die in de rechtvaardigheid is, worde gebracht door Gods Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

DE ZOOGENAAMDE RELIGIEUSE VOLKSKUNDE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's