GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

XLIV.

39. De Zending naar de Schrift, Inleidend woord voor het Elfde Jaarfeest der Nederlandsche Gereformeerde Zendingsvereeniging. Amsterdam, H. De Hoogh & Co.

Door de heeren A. Ebink, ï. Esser, N. M. Feringa, E. W. Heyblom, T. M. Looman, J. de Neufville en C. Schwartz was in bijeenkomsten, op 7 en 13 Mei 1859 te Amsterdam gehouden, besloten tot oprichting eener Gereformeerde Zendingsvereeniging. Deze broeders waren overtuigd, dat zij in den izendingsarbeid een bepaald Gereformeerd standpunt moesten innemen. En een Gereformeerde Zendingsvereeniging iton h.i. geen anderen grondslag hebben dan de belijdenis der Gereformeerde Kerken.

In het jaar 1871 waren de heeren Th. J. Meyer en W. Hovy respectievelijk Voorzitter en Secretaris van het Bestuui' dezer Vereeniging. En op hun uitnoodiging hield Dr Kuyper op Woensdag 6 September van dat jaar in de Schotsche Zendingskerk de opwekkende Rede ter inleiding van de jaarvergadering op den volgenden dag.

Op verlangen van het Bestuur werd het toen gesproken woord, naar de korte, vluchtige aanteekeningen hiervan door een reporter gemaakt en uitgewerkt, voor wijder loring verkrijgbaar gesteld.

Vooraf gaat een dubbele opmerking van Dr Kuyper. Vooreerst, dat hij natuurlijk alleen voor den zakelijken inhoud, en niet voor de uitwerking, veel minder nog voor den vorm instond. En ten andere, dat zijn opti'eden bij het jaarfeest dezer Vereeniging zeer zeker een blijk van s"\Tnpathie voor haar standpunt was, waai'door echter in niemauds schatting de achting verkort mocht worden, door den spreker aan Zuster-Vereenigingen toegedragen. De over de Zendingazaak ontwikkelde gedachte onderwierp hij gaarne aan kritiek.

Welnu, het is juist om die over de Zendingszaak door Dr Kuyper ontwikkelde gedachte, dat we hier alle aandacht vestigen op dit kleine geschriftje. Het lezende, staat men namelijk verwionderd over de continuïteit in de ontwikkeling der .zendingsgedachte bij Dr Kuyper. Hier, in 1871, vinden we reeds de hoofdlijnen getrokken van de beginselen, die hij later, in 1890, O'p het Zendingscongres, en in 1896 op de Synode te Middelburg, voor de Zending trok.

Dr Kuyper ontleende .zijn toespraak aan Joh. 20:21: Gelijkerwijs mij de Vader gezonden heeft, zend Ik Ulieden".

Dit woord van JezUs, , zoo zeide hij, gaf voor drie vragen de oplossing:

Wie heeft recht tot .zenden?

Wie moet gezonden worden? en

Welk is het doel, dat der .zending alleen haar adel geeft en haar kracht?

Op de vraag: wat is het doel der zending.? is men eenige antwoord: de Gemeente. En met slechts de onzichtbare gemeente, want de zending is ook een uitwendige zaak, ze eischt organisatie. Dui recht tot /enden heeft de Christelijke Kerk als de zichtbare verschiining van de Gemeente des Heeren.

Dat dit waar is, wordt dan nader aainigetoond uit de gicschiedenis. En dan volgt deze klacht:

lielaas, de gemeente heeft het begrip met meer van deze dingen. En geen wonder, want de Kerk was zoek geraakt, 't Was sedert ULUS niet meer: diixr binn; .n < 'ene gemeente, die Jezus toebehoorde, daar bu: ii; n de wereld. De prediking in onze Christelijke bedelim'zen was zi^Ive zending geworden. Iedere preek was niet een voeden der geloovigen met het W.oord, maar eeaerzijds een zcdepreek en anderzijds èen missionair, metnodistisch roepen tot bekeering.

Dat onder zulke om'standig[heden de eigenlijke zending der gemeente wel verloren mioest gaan, spreekt vanzelf. > i

Gelukkip. dat er toen nog mannen waren, die, doende wat de kerk naliet, de hand aan den ploeg sloegen, en eene zending voor eigen rekening begonnen. Ei deze was ook geenszins onvruchtbaar. Toch zal zij op den duur het rechte spoor bijster raken, als zij niet indachtig wordt, dat' haar werk voorbereiding is, — als zij niet wachtend uitziet naar het wederophemen v, n deze taak door de Kerk. En nu heeft de Gereformeerde Zendingsve.reeniging daarom zooïcsr mijne sympathie, omdat zij dit profeteert. Als de Gereformeerde Kerk weer is, wit zij wezen moet, dan legt de Gereformeerde Zendingsver een'lïing het werk neder, en lost zich in de Kerk op, Jit vp"gt zich in haar raderwerk.

Hoe letterlijk deze voorspelling van Dr Kuyper uit 1871 in 1894 is uitgekomen, blijkt uit de volgende regels, overgenomen uit Die Zending van de Gereformeerde Kerken, door D'. Bakker, blz. 7fi en 77.

Do N. G. Z. V. zette nu ongestoord haar .arbeid voort, lot in 1886 de doleantie, kwam, een kerkelyke beweging, die op haar lotgevallen grooten invloed heeft gehad. Volgens gereformeerd gevoolen is de iindingsarbeid eigenlij'k niet hat werk van een particuliere Vereeniging, maar van de geïnstitueer.i^ Kerk van Christus zelf. In de ontkomen kerken ontsvaakty al Btidodig de begeerte zelf het Evangel'e te verkondigt^ in Trdië De N. G. Z. V. zag van haar kant uit naar het tijdstip, waarop baar taak door eeri^, h. i. ten volle bevoegde macht, zou kunnen worden overgenomen. Zoo lag het voor de hand, dat door de Ncderd. Geref. Kerken onderhandelingen werden aangeknoopt (iïedert 1892 voortgezet door de vereenigde Geref. Kerken) met de Vereeniging, met het do.el haar arbiiid over te nemen. Deze pogingen werden met frunstigen iiitslIC bekroond. Op 31 Mei 18.9 4 had de plecb tige overdraaht plaats van den arbeid der K. G. Z. V aan de Geref. Kerken in liederland. Alleen in naam bleef de Vereeniging voortbestaan met het oog op enkele financiöele operaties.

In het tweede deel zijner toespraak zette Dr Kuyper uiteen, vanwaar onze zendingsarbeid, de zending van de negentiende eeuw, gekomen is. Uit den „N u t s " g e e s t, en wat haar ge'ciekkigs aankleeft, is slechts uit dien oorsprong te verk'.aren. Wy sproken over de zending • in • het algeracn, natuurlijk bohoiidens loffelijke uitzonderingen. Gaat het maar eens ni, van waar die zendingsijver in het begin dezer eeuw elders en bij ons zoo plotseling is ontstaan? De Gcr-.'formeerde Kerk was ingeslapen, uit haar geest kwam 7ii stellig niet. Neen, daar was een and3re geest opgekocien een genootschaps-zieke geest van associatie, die "Jgemeene menschenliefde predikte, en allen wUde nuttig zijn. Door dien geest werd ook het nog levende deel der gemeente aangestoken, en die geest, zich huwend aan de Christelijke belijdenis, wekte de zen.fing.

Naar den trant dier onp'ersoonUjke gteestelooze associatie-zucht werd nu de hoofdeisch der zending] geld. Dat geld heeft men gtebruikt om' boden uit te zenden. Onze zendelingien waren in de schatting der gemeente meer huurlingen, dan zonen. Ze gaf haar geld, maar niet haar liefde, niet haar kinderen.

De gemeente mag bij dit zenden harer boden niet blijven. Daar moet meer gedaan. Velen, die hot werk der zenüina steunen, geven veel, aanzienlijk veel; maar wie geert zichzelve met opoffering van al wat hij heeft? Wie .geeft zijn Isaac, zijn zoon, zijn eenige, dien bi liefhcdt •=

Daartoe moet de Gemeente thans komen. De gemeente moet nu hare zonen zenden. De zendingsgeest moet h8.fr, als gemeente, aangrijpen, en zoo doortintelen, zoo heiiig'-n, dat zij God smeekt, dat Hij. haar ki'nier e n geve. Kinderen, dat is van die uitnemende mannen, in wie de essence van de geestelijke kracht eener gansche gemeente voor ons optreedt. De gemeente moet uit haar scboot mannen teelen, die voor de zendmg zy'n geboren en in ile wieg gelegd.

In de derde plaats komt de vraag, waarom het ons bij de zending te doen moet zijn.

Op de vraag, wie heeft recht tot zenden? is het gewoon te antwoorden: de bekeering der H^idoiien, ue bi; lioudei.!c van zielen. En, o, dat is alles heerlijk en goed; r•^ar het kan onmogelijk het laatste, het .einddoel "/iijn waardoor het zendingswerk geadeld v/. rdi, en dat haar kracht verleent.

Wat dan? Uitbreiding der gemeente, antwoordt een ander. Maar ook de gemeente is middel, niet doel. Neer., wij moeten terug tot Hem, Die ook in do zending slechts Zijn raadsbesluit uitvoert. Naar Hem, Die ook hierbij tot ons zegt: „Ik doe het niet om uwentwil, maar om Mijns grooten Naams wil". „Tot h e 3 r 1 ij k - , , beid Gods des Vaders" lat is het einddoel van' Jezus' komst, het einddoel der gemeente, dus oók het einddoel der zending.

Eerst op die wgze komt de zending tot haar adel. Dan hecht zij zich niet aan een Genootschip, een Bestuur of een Reglement.

Dan treedt ziJ op als ambassadeur van den hoogsten Kr' irg, en als uitvoerster van Zijnen Raad, vergezeld ven Zijn Mahanaïm (een heirleser Gods) in al .len luistei der Koninklijke majesteit, die haar is toebadeeld en op haar rust.

Aan het slot zijnor rede wees Dr Kuyper op de mogelijkheid, dat er straks in HoUand zelfs geen pjlaats meer zou zijn voor de Gemieente des Heeren, en spralv hij den wensch uit, dat er dan, mede door haar zendingsarbeid, daar buiten voor haar een plaats bereid mocht zijn óp anderen bodem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's