GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Geaohte Broieder Baas!

Thans fcom i'k, volgens belofte, na Ii'et meer formeele afgehandeld te Ihiebben, tot het meer materiöele der dingen, waai'miede ge ons zo'O bélangweldc'end hebt bezig gehouden. - Ik meen u geen onrecht te doen, wanneer ik zeg^, dat uw artikelen de bedoeling' hadden, ons te roepen:

Naar het Woord terug. Kaar het Sacrament terug. Naar de Aanbidding terug. "Naar de Psalmen terug.

Dat waren, volgens het vierde artikel, ' uw „gebiechte verlangens". Ge hebt ze laten voorafgaan door een inleidend woord - over reformiatie-mentaliteit en Men volgen door een slot-artikel over het igeloof als een „onrustig ding". Het is uw bedoeling natuurlijk niet geweest, deze onderwerpen naar den eisch te behandelen, want daji zoudt ge minstens zooveel artikelen-r e e k s e n hebben noodig gehad als ge nu, volgens den door de Redactie niet ten onrechte aangenomen stelregel, artikelen mocht schrijven. En om' de in het vorige numimer genoemde redenen zal ik' mij nog veel meer moeten beperken dan gij. Laten we dus afspreken, dat we ellcaar geen verwijt ervan zullen maken, dat we ons onderwerp niet [hebben uitgeput; en Iaat ons samen hopen, dat de lezers hunnerzijds naar billijkheid genegen zullen zijn, ons dit verwijt niet te doen, maar te oordeelen naar den regel van f Baulus, dat een ieder aangenaam is naar hetgeen J. ^^^ 'heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft.

Ge hebt in uw eerste artikel tegenover de reformatie-mentaliteit, welke gij begeert, de • reformatie-vrees gesteld der tnenschen, die in theorie wel voor verbeteringen zijn, maar practisch zoodra er iets van zal komen daarvoor terugdeinzen. En oïïi uw bedoeling te verduidelijken, hebt ge daarbij enkele voorbeelden van concrete gevallen genoemd. Mag ik het daarover eerst eens met u hebben ? ™mers is het zeer noodig, dat wie hervormingen willen goed lop de hoogte zijn van den bestaanden toestand en een juist inzicht hebben in de gevoelens hunner tijdgenooten, van wier medewerking z|j met al hun plannen ten slotte toch afhankelijk-zijn. Nu meen ik', dat deze drie voorbeelden niet gelukkig waren gekozen en dtis ons op een verkeerd spoor zouden kunnen brengen; waarom ik • de vrijheid neem, mijn bedenkingen aan uw oordeel te onderwerpen.

Het eerste was, dat een, onzer Icërk'en besloot, do voorlezers af te schaffen, en een onzer voormannen dit had afgeteurd, omdat een plaatselijke kerk zulks niet zoo maar mag doen en het algemeen priesterschap' der geloovigen aldus miskend werd. 'Ge wilt wel toegeven, dat th'eoretisch iets voor zijn beweringen te zeggen viel, doch de pra, ctijfe toch de afschaffing van den voorlezer vordert. »J^_n als dat niet eens mag, ja dan blehoevenj WIJ heusch de vlag der Reforhiatie niet in top te hijschen."

Ik weet me niet goed mieer te herinneren, wien ge bedoelt en wat hij schreef. Daar ik zeer veel moet lezen, ontgaat mb zoo* iets wel eens. Maar het wil mij voorkomen, dat elk'e kerk volkomen vrij is, indien zij dat verlangt, de voorlezing der Heilige Schrift in de samenkomsten der gemeente te doen verrichten door wien zij wil, hetzij door den Dienaar des Woords, hetz'ij door een onderling, hetzij door een nief-kerkeraadslid. Ik zal in uw buurt blijven: de kerk van A'msterdaim-Zaid heeft reeds geruiraen tijd geleden besloten, het voorlezen : op te dragen aan haar Dienaren des Woords; en er is nog geen kerkelijke' vergadering geweest, die haar hierover ook miaar de geringste vermaning heeft toegediend. De kerk v; an Amsterda^m!, heeft haren leden, die de Keizersgrachtkerk bezochten, ' jaren lang het genoegen gedaan, Prof. Woltjer als voorlezer te gebruiken ofschoon deze geen kerkeraadslid was, en niemand heeft daarop aanmierking ge'mlaakt. Ik zou dus niet weten, waarop de stelling', dat een plaatselijke kerk dit niet mag inrichten zooals zij wil, gegrond zou zijn: de practijk bewijst haar onhoudbaarheid.

Maar nu moet ge het ook' niet gaan voorstellen, alsof de reformatie der kerk o-.a. daa.rvain afhankelijk is, dat de dominee voorleest en niemand anders dan hij. Dit is vooral een quaestie van practijk: wie doet het het best? Ik mag als dominee wel vrijuit u schrijven, dat voor mij nog volstrekt niet vast staat, dat cfe predikant dit steeds is. Wat werd er niet meermalen geklaagd over de manier, waarop predikanten de te zingen Psalmen voordragen.... zoo kon de gemeente ze niet met bezieling zingen als fze zoo'geradbraakt werden! Ook dominees kunnen „zeuren uit het Boeli: ', dat vonkt van gloed en schokt van leven", zooals ge schrijft. Me dunkt: wie het best kan voodezen, laat die het doen. Is dat b.v. een hoofdonderwijzer, welnu: geef hem gelegenheid de gemeente te stichten al kan hij om verschillende redenen wellicht geen kerfc'eraadslid zijn. Het.komt er weinig op aan wie het doet, als het maar goed gebieürt. En het is (o broeder Baas!) een naar de hiërarchie riekend iaxioma, dat dit per se alleen' de dominee zou kiianen — misschien is hij somte wel de minst geschikte ervoor, hetzij door zijn „talent" (zeggen de menschen, als ze bedoelen, dat hij geen talent heeft) of doordat de predikatie hem' zooiz'eer in beslag neemt, dat het voorlezen er door gedrukt wordt.

Zelfs wil ik nog een refoirüilatörisch argument vóór den voorlezer te berde brengen. Som'migen noemen .als bezwaar tegen de tegenwoordige inrichting van onzen eeredienst, dat de dominee daarbij zoo ongeveer de eenige handelende persoon is, en de imedevs^erking der gemeente zoo goed als niet gevnaagd en gegeven wordt. Zon er dan niet wat voor te zeggen zijn, juist om reformjatorische redenen, den voorlezer te handhaven, opdat in zijn optreden uitkome, dat toch ook' nog een ander dan de Dienaar des Woords spreekt? En bedoelde de „voorman", over wien ge het hebt, dat misschien niet met zijn opmierking over het algemeen priesterschap der geloóvigen?

Mijn conclusie is: Broeder, zie geen spoken, en bedenk, da, t in middelmatige dingen iemand zelfs wel eens meer reformatorisch zou kunnen zijn dan gij lal wil hij iets anders dan Wat u goed voorkomt.

Ik heb ook' wat op mijn hart over uw tweede voorbeeld. Ge schreeft: „Een predikant wilde met het Kerstfeest in den eerediehst doen zingen: „Eere zij God", den Engelenzang. Ik' zou zeggen: Doe het eerst en zet het dan in de pers. Weer stak een ander den vinger op: Pas op, hoor! dat mag niet." Nü weet ik wel, wien ge bedoelt, want ik was die vingeropsteker. En ik gevoel me genoopt, dit thans ten tweeden male en met nog meer nadruk te doen; thans tegen ü... Ik heb namelij'k veel bezwaar tegen uw ondoordacht , advies: „doe bet eerst en zet het dan in de pers."

Zoolang we een Kerkenorde hebben, moet die gehandhaafd worden. De kerken hebben zichzelf aan zekere regelen gebonden, die noodzakelijk zijn om: de orde in het kerkelijke leven te bewaren en ervoor zorg te dragen, dat in zaken, die allen gelden, eenzelfde lijn wordt getrokken. Natuurlijk zijn de kerken volkomen vrij, wanneer zij dat noodig achten, in die Kerkenorde veranderingen aan te brengen zooveel zij maar willen, mits overeenkomstig Gods Woord. Van die vrijheid hebben de kerken ook steeds, , vroeger en later, een goed en gepast gebruik gemaakt.

Doch nu mjoet ge het laatste artikel (86) ervan eens lezen: „Deze Artikelen, de wettelijke ordening der kerk aangaande, zijn alzoiO' gesteld en aangenomen 'miet gemeen laccoord, dat zij (zoo^ het profijt der Kerken anders vereischte) veranderd, vermeerderd of verminderd mogen en behooren te worden. Het zal nochtans geene bijzondere gemeente. Classis of 'Synode vrijstaan, zulks te doen, maar zij zullen naarstigheid doen om die te onderhouden, totdat anders van de Generale of Nationale Synode verordend worde."

Dat is gezonde, echt reformatorische taal van .onze vaderen. Eenerzijds de gedachte: deze Kerkenorde iS' allerminst een wet van Meden of .Persen; ge kunt erin veranderen zooveel maar noodig: m'ocht zijn. Anderzijds echter ook de gedachte: dit 'mag alleen door de gezamenlijke k'erken gebeuren, en niet door iedere jlcei^k! op haar eigen houtje. Dan zou het kerfc'elijk leven een chaos te zien geven en niet leen kosmos. Dan was samenleven der k'ei'ken, toch zulk 'èen kostelijk goed, niet (mteer mbgelijk.

Onze Kerkenorde is niet zoo strak' en rigoristisCh, dat ze allerlei kleinigheden reglementeert en het kerkelijk leven tot in lallerlel bijzonderheden toe uniform wil iniaken. Kleinere en grootere .kerkelijke gemeenschappen hebben zich vaak aan zulke verordineer-woede' bezondigd, doeh onze kerken noodt. Onze Synodes beijveren zich steeds om niet toe te geven aan den wensch 'van somïnigen, die alles willen bepalen en uniform miaken; zij willen alleen het noodzakelijke gemeenschappelijk regelen en verder ieder vrij laten: een zeer gezond en door en door Gereformeerd standpunt, vrucht van echte „reformatie-mentaliteit".

Doch dan mioeten we ons daara, an. ook houden. Allen. Met elkaar. Om den onderlingen band der kerken. lOm ha.ar profijt. Ook: omdat God een God van orde is.

Nu luidt art. 69 onzer Kerkenorde aldus: „In de kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids, de Tien Geboden, het Onze Vader, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen van Maria., Zacharias en Simeon, de Morgenzang en de Avondzang', en de Bedezang vóór de predikatie, gezongen worden." Zooilang - dat artikel niet veranderd werd, moeten we ons .allen daaraan hO'Uden, zonder uitzondering. Daarom hief ik mijn vinger op tegen den predikant, die het „Eere zij God" wilde laten zingen in den dienst zonder dat dit artikel eerst gewijzigd werd. Wanneer de eene predikant dat mag doen. Kan de andere morgen een 'ander christelijk lied laten .aanheffen en een .ander weer een ander. Dan is het hek tvan den dam en zouden we groote ellende krijgen.. : Wat tot stichtinig bedoeld was, zou tot groote ontstichting leiden. De een zon willen meezingen, maar niet kunnen, omdat hij het niet kent en het niet in zijn boekje staat. De tweede zou niet willen meezingen omdat hij het verkeerd en ongeoorloofd acht. De derde zou protesteeren, de vierde zou applaudiseeren enz. enz, , en het zou een Poolsche landdag worden in plaats van een stichtelijke godsdienstoefening.

Indien onze kerken het „E.ere zij God" willen laten zingen: uitstekend. Ik mag natuurlijk nief" uit de school klappen en kan daarom alleen veronderst e llender wijze spreken; maar neem nu eens aan, dat de Deputaten, die o.a. van de laatste Synode de opdracht kregen te trachten den bundel „Eenige Gezangen" uit te breiden met eenige andere be'rijm.de of onberijmde gedeelten der H. Schrift, welke het den kerken vrij zal staan, nevens de Psalmen in den eeredienst te gebraiken.

straks komen miet iiet voorstel, Lucas 2:13, 14 dooT de gernieeiite te laten zingen op een melodie, welke dit mogelijk nsaakt — dan zou ik dat zeer toejaichen en goede hope hebben, dat de Synode van Utrecht dit voorstel niet zou aiwijzen. Prachtig; dan wordt art. 69 der K. O. gewijzigd en mag iedere dominee, die dat wil, den Engelenzang door zijn gemeente laten aanheffen. Doch zoolang de kerken met elkander daartoe niet besloten, is 'en blijft dat ongeoorloofd en mag m. i. die raad dus niet gegeven worden.

Nu piebt gij het nog wat erger gemaakt en gezegd: „Doe het eerst en zet het dan in de pers." Dat noem ik, welbewust; ©en ondoordacht en revo^ lutionair advies. Wanneer men zoo in onze kerken wil igaan handelen zonder zich te storen aan hetgeen men met elkander is overeengekomen, dan wordt ialle reformatie onmogelijk gemaakt. Er zal. dan groote wanorde ontstaan en op geen enkel accord, geen enkelen regel zal men meer kunnen rekenen. Bovendien maakt men juist daardoor de menschen schichtig en bewerkt men, dat ze van zulk een reformatie-mentaliteit niets moeten hebben.

Ik weet, dat er tijden en redenen kunnen zijn, waarop en waarom men deuren intrapt en ruiten stuk slaat. Maar een kalme, goede brandweerman doet dat niet, als het niet noodig is; hij zoekt den brand te blusschen met aanrichting van zoo weinig mogelijk schade. 'Alleen zenuwachtige, voor •hun werk niet geschikte menseben halen zulke dingen uit. En aangezien gij dat allerminst zijt, geloof ik uw advies ondotordacht te mogen noemen.

Ik ben er bijna zeker van, dat gij mij dit zult toestemmen. Maar omdat ik het niet ongevaarlijk' vind, wanneer menschen van uw gezag zulke dingen zeggen, leg ik' heel wat zout op dit slakje. Het moet zoo gauw ta'oigelijk smelten als het geen groote schade aan de echte reformatie zal doen. Deputaten voor de Liturgie komen over enkele maanden met tamelijk ingrijpende voorstellen, die m. i. lang niet iedereen zoo maar dadelijk zal aanvaarden. Willen we den weg open houden voor een sympathieke beoordeeling daaxvan, in de hoop, dat de reformatie, die wij wenschen en voorstaan, in den kerkelijken weg een goed onthaal zal vinden, dan moeten we de menschen niet schrikachtig m!aken door zulke dingen als gij hebt geschreven, en ons best doen om ; in het spoor van orde hen verder te brengen.

Ik laat uw derde voorbeeld (een deel der JCerstpreek Voor kinderen) nu maar rusten, omdat mijn piapier zoo ongeveer vol is en ik het zeer weinig belangrijk vind. Ik heb deze dingen echter willen zeggen, omdat er, naar ik vrees, heel wat z.g.n. reformlatoren zijn, die met allerlei niet voldoende doordachte opmerkingen, welkfe ó zoo gauw gemaakt kunnen worden en ó zoo gekleed staan, leelijke struikelblokken leggen op den weg dergenen, die met studie en na rijpe overweging hun best doen, onzen eeredienst te verbeteren.

Nu zijt gij een te ernstig man dan dat ik u onder zulken zou rekenen. Maar dan moet ge ook niet U.W pen ZOO' over het' papier laten hollen, zonder te overwegen wat anderen uit uw woorden kunnen Iraaken len tengevolge daarvan zouden kunnen doen. Willen we de echte „reformatie-mentaliteit" kweeken (ik heb het niet op dat woord, doch laat dat nu maar rusten), dan zullen we niets moeten doen en zeggen, - wat haar kan verhinderen te komen. En dan moeten we m-et elkander beproeven, in den ordelijken weg wèl overwogen verbeteringen tot stand te brengen.

Overigens ben ik het best. eens met wat ge schreeft over de onmogelijkheid oto' te reformeerén zonder aan iemands heilig huisje te raken. Ik' ben daarvoor evenmin bang als gij, en dank u voox de goede woorden, die ge daarover schreeft. Denk nu eens rustig na over het bovenstaande; misschien kunt ge het beamen, en wilt ge dan de volgende week naar me luisteren, als ik u wat schrijf over uw tweeden brief, uitgenomen de quaestie van den uitbouw der belijdenis, waarover ge al zooveel hebt moeten hooren, dat uw ooren wel zullen suizen. Met broederlijken groet,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's