GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IS DE VERKIEZING VAN AMBTSDRAGERS DOOR DE GEMEENTE EEN DAAD VAN REGEERMACHT ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IS DE VERKIEZING VAN AMBTSDRAGERS DOOR DE GEMEENTE EEN DAAD VAN REGEERMACHT ?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

Alvorens de behandeling van 'Si!jtf*'6Miïw^^p i) aan Ie vangen, nioet ik - eea tweetal op'm'erkingen fflialen, diC', zoo ik Ihioopi, aan een zuivere behandeling der zaak, idie onze aandaciht vraagt, bevorderlijk kunnen zijn.

De eerste is ([eze: ; Een geaclxt collega sclireef mij, niet geheel ea lal gierust er op te zijn, dat de Predilcantenvereeniging op den goeden .'weg was door dit punt op haar LAgenda te plaatsen. Hij vreesde, dat we dus doende «enigszins een vóór-synode gingen houden en zag daarin een gevaar. Dat ik de inleider zou zijn, scheen hij als een verzachtende omstandigheid te beschomven; — .iets, wat hij', ' iia. dit referaat gehoord te hèbhen, allicht zal betwijfelen. Geheel gerust was hij toen reeds niet er op, want publicatie der stellingen, zaodra dit kon, Troeg hij dringend, üelaas: bijzondere omstandigheden, geheel buiten rnijn schuld, hebhen het mij niet mogelijk geinf'aaJd, eerder dan gisteren aan dezen lillijken wensch te voldoen. En nu staan we met ellcaiider voor de vraag: gaan we hier niet iets yerrichten, dat niet geheel door den beugel kan? Daarop zou ik willen .antwoiorden: naar mijn meeniiig niet, om twee redenen.

Ten eerste komt, vooxzoiover mij bekend, deze ' paesüe als zoodanig niet ter Generale Synode aan do orde.

Wel zal door jhaar pver het kerkelijk stemrecht der vrouw gehiandeld moeten worden, , : en is [het niet te loochenen, dat de vra, aig, waarover ; mijn referaat spreekt, zeer nauw verband daarmede : budt.

; Immers, indien inderdaad vast staat, dat de ver-Iciezing van ambtsdragers door de gemeente een daad van regeermiadht is, worden de kansen voor de invoering van het stemrecht der vrouw in onze terfceii zeker niet , beter er op. Ma, a, r het is mijn voornemen, de doior jhét bestuur uwer vereeniging j "lij ter behandeling voorgelegde vraag geheel op j zichzelf te beschouwen en ha, ai' te bespreken , i zonder een Wioord lOver het stemrecht der vrouw te zeggen. Ze is op zichzelf belangrijk' genoeg om' Mar eens nauwkeurig te bezien, en wanneer we I fe vrouwenquaestie er bij halen, vrees ik veritroebeling van het inzicht, terwijl verheldering juist gewenscht wordt. DSiarom Imteen ik te mogen constateeron, dat we nu n i e t spreken over een zaak, die ook ter Syno'de behandeld zal worden, doch "Oogstens over een vraag, wier beantwoording niet , zonder beteekenis' is voor een punt, dat op de «genda der G-enerale Synode zal voofk'omfen.

Ten tweede mteen ik, dat we niets bedenkelijks ™en, omdat ik ime volstrekt niet kan vereenigen ®et de stelling, dat alles, wat ter Synodale tafel tornt, voor ons Taboe zou zijn. Onze vergaderingen dragen het karakter yan ernstige samensprekinlgl oj^er belangrijke onderwerpen, zonder dat eenige conclusie gesteld of over eenige stelUng gestemd wordt. ^'6 verheldering der gedachten, welke het gewenseht p^°lg eener discussie kan zijn. Moeten ook onze • srkelijke vergaderingen' op prijs stellen; en iets ''^ders zoeken of bedoelen wij volstrekt niet. Eerder lijkt het mij toe, dat er iets van een , , liiërarchischen zuurdeesem" (om^ die igeliefde uitdrukking eens te gebruiken) in ligt, alle zulke onderwerpen te vermijden, alsof de voorgangers des volks zich niet met elkander zouden m'ogen beraden over principieele , quiaestie.s, die. .ter, .Synodale tafel zullen komen

Natuurlijk '-^•-ik istem^jöêt, gereedelijk toe: men zou een onderwerp , als dit ten slotte wel zóó kunnen behandelen, dat een variatie der titelvraag eruit voortvloieide: „Is de bespreking dezer aangelegenheid door de predikanten een daad van regeerniiacht? " Doch zo^odra, het minste symptoom van zulk een bedenkelijke kwaal zich' openbaarde, zou onze in den dienst der kerken vergrijsde voorzitter 2) wel aanstonds waarschuwen en ons naar het goede sp'Oor terugleiden. Ten opzichte dezer eerste bederiking ben ik dus zeer gerust en ik heb hoop, dat onze besprekingen'de Synode niet zullen hinderen, 'doch juist licht zullen verspreiden, dat haar van dienst moge zijn.

De tweede voorafgaande opmerking raakt een veel belangrijker bezwaar. In D^e Bazuin van 1'? Februari 1.1. (heeft Prof. Dr H. Bouwman, het door ons allen zoozeer gewaardeerde boek van coll. Jansen over de Kerkenorde b< ; sprekende, zich aldus uitgelaten: „Hij (nl. D's J.) 15 tegen het vrouwenstemrecht-ül-de Kerk, , qmdatifcjj-go frd Gereic'rmeerd-'i), de verkiezing tot het p, m'bt acht eene medewerking tot de regeering der Kerk." Daarvan ben ik geschrokken. Wanneer ik dus straks de mij gestelde vraag ontkennend beantwoord, ben ik volgens den hoogleeraar in het kerkrecht aan onze Theologische Schiool, een 'm!an, dien ik door jarenlangen omjganjg en sam'enwer'king in allerlei kerkelijke zaken Jieb leeren hoogiachten en waardeeren, niet langer „goed Gereformeerd". U beigrijpt, hoe ontroerd ik werd bij zulk een vreeselijke gedachte. En meerderen hebben zulk een schrik in hun leien gevoeld, zoicals een artikel van coll. Broekstra in het L e i d s c h e K e r k b 1 a d mij toonde. Wa.t te doen ?

Ik heb mij getroiost tol'et de gedachte, dat, wanneer ik om' genoiemde reden moeht blijken, niet „goed Gereform-eerd" te zijn, i!, nlaar va: n verdachte reputatie', ik al aianstonds het achtbaar bestuur uwer vereeniging raieesieep in mijn val. Zelfs komen deze broeders dan in nog zwaarder verdenking dan ik', aangezien zij tnij deze vraag hebben voorgelegd en dus 'blijken een zaak, waarbij zóó vast staat wat Gereformeerd is, helaas nog' quaestieus te stellen. Ds 33roekstra wees reeds er op, dat bovendien daïi O|ok wijlen de Professoren Rutgers, Bavinck en Wielenga, zoomede Ptof. Lindeboom', Dr Dijk en ia, nderen met mteer „goed Gereformeerd" zijn.

I'K heb echter nog beter troost gevonden. Op blz. 69 van het •Aroortreffelijke hoek yan Prof. Bonw"mian zelf over ^jHet amht der diakenen"*) vond ik o.a.. deze zinsnede: „Wanneer de kerkèraad de leden der gemeente oproept •oui ihun oordeel uit te spreken, legt Jiij de regeermacht niet in handen van de leden der gemeente, jniaiar verzoekt aan de gemeente zichi uit te spreken, 'welken broeder zij als ambtsdrager wenscht, om' daarna, wanneer geen wettige bezwaren kunnen ingebracht, dezen in het aanbt te stellen." |De Pïof. Brouwta'an van 1907 moge dus mijn goed Gereformieerd zijn verdedigen tegen den Prof. Bonwinian Van 1923, die, .mij, ; in verdenking zou doen koanen. - -^MM^: '

Scherts ter zijde: ik 'meen m'et dit voörb'eöld aangetoond te hebben, dat we bieter doen, het étiquet „goed Gereformfeerd" niet te gebruiken in deze zaa.k. We moeten hij verschillend inzicht in een dergelijke kerkrechtelijke quaestie niet a, anstonds daarmede gaan werken, doch elkanders uiteenloopend oordeel waardeeren en alleen van argumenten gebruik imiaken. Het is zoo juist, wiat Dr H. C, Rutgers opmerkt, in de voorrede zijner uitga, ve der „Kerkelijke Adviezen"^) van zijn betreurden vader, dat in Gereformeerde Kerken niet aan eenig mensch een beslissend zeggenschap k'an worden toegekend; en geheel in overeenstem!m!inig daarmede is het motto van dat boek uit een brief van Iden Professor zelf: „Ten slotte zijn het toch de gronden en motieven, die beslissen moeten." Iiaat ons ook' heden die gedragslijn volgen, en, welken kaïrt debaters of referent ook uitgaan, [bun „goed Gereformeerd" zijn niet in het (geding brengen, doch elkanders verschillende meening weten te waardeeren. Ik. geloof. Prof. Bouwman genoeg te kennen, om' te kunnen zeggen, dat hijzelf ook lüet anders wil en bedoeld heeft — doch achtte het voor de zuiverheid onzer besprekingen noodzakelijk, toch eerst dit-struikelblok uit deai !weg te ruimten.

Thans ter zake komende, wil ik de beproefde methode volgen om aan te vangen met een behandeling der gegevens uit de H. Schrift. Ook' al zijn deze niet zoo bijzonder talrijk en duidelijk, ze verspreiden toch zeker het lic'ht, waarbuiten wij niet kunnen, én zijn onze : eerste aandacht waard.

Het groote beginsel, waarvan wij behtooren uit te ga, an, is, dat Ide Kerk niet beschouwd m'ag wórden als een vereeniging van menschen, die samen religieuse doeleinden najagen en tot bereiking van dit hun doel bestuursfuncties scheppen, personen daarvoor aamrij zen, en regnlen voor faun gemocnscliappeiij'ke actie stellen. ; Ween, zij lis het lichaam' van Christus en erkent Hem' als haar Hoofd en Heei', naar het in reformatorisöhe tijden zoo geliefde woord uit Jes. 33:22: Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden." Zij gaat zelfs verder, en w-eet, dat dit Hoofd (haar door God Drieëenig geschoriken is; want geldt reeds voor het aardsche priesterschap-, dat niemand zichzelf die eer aanneemt, miaar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs als Aaron (Hebreeën 5:4), in Eph'. 1:22, .23 lezen we: En heeft alle dingen Zijnen voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult." Deze Christus noemt Zich in Openb. 3:7 „de Heilige, de Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die, opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemiand opent." In Matt'heus 2:6 wordt van Hem reeds gesproken als van den „Leidsman, die Gods volk Israël weiden zal" en Hebreeën 13:20 noemt Hem! den „groeten Herder der schapen", terwijl 1 Petrus 5:4 van Hem spreeikt als van den „oversten Herder".

Zoolang de Christus op .aarde was, heeft .Hij het regiment over Zijn Kerk persoonlijk uitgeoefend en lag het 'bestuur der dingen geheel en alleen bij Hem. Wel gebruikte Hij apostelen en discipelen als Zijne miedearbeiders, doch enkel en alleen otn Zijn opdrachten te volbrengen, zonder dat zij zelf in dezen eenig oordeel zich hadden te vormen. Hun fout was soms juist, dat zij wilden mederegeeren en dan (moest Hij (ben, niet het minst den impulsieven JPetnis, bestraffen en terughouden.

Toch wias het niet Zijne bedoeling, de regeering Zijner Kerk geheel op dezelfde wijze te blijven uitoefenen. Hij zou te Zijner tijd van de aarde ten hemel varen om zich te zetten aan Gods rechterhand in de heerlijkheid. Hem toegezegd als loon Zijner gehoorzaamheid: aaxmede geeft Hij geen zweem Zijner mlacht prijs; integendeel. Hij veriboogt die juist nu God „Heni eenen naam heeft gegeven, welke boven , allen naam is, opdat in den naam van Jezus zich zo'U buigen alle k'nie dergenen, die in den' hemel, en die op & e aarde, en die onder de laarde zijn, en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere 'zij, tot heerlij'kheid Gods, des Vaders." (Fliil. 2:9—11). Odk sprak Hij , het bij de hemelvaart uit, dat Hem' alle macht gegeven is in hemel en .op aarde (Ma.tth. 28:18).

Doch eene andere ..bedeeüng zou nu intreden, die n.l. des heiligen Geestes. Niet. lang na deze dagen zouden de Zijnen daarmede gedoopt wor-

den (Handel. 1:5) en 'de (liracjit des Heiligen Geestes onlTanigien, die over (hien 'Ivomfen zoiu, tengevoilge waarvan' zij Cliristas' igetuig'en zouden worden, zoo te Jeruzalem, als in igelieel Judea en Samiaria en tot aan liet uiterste der aarde (Handel. 1:8); opdat zij overeenkomstig het doöpsbevel, heengaande, alle volkeren zouden onderwijzen en hen zonden leeren onderhouden alles, 'wlat Christus hun geboden had. Een taalK, . zeker te zwaar voor zulke zwakke schouders, wanneer zij zich niet mochten overtuigd houden van de vervulling der belofte: Ziet, Tk ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld." (Mattheus 28:19, 20). Ten voüe dus Zijn eigen reginient handhavende, wil Hij op aarde an'enschen gebruiken om het uit te oefenen. Hij bindt hen volstrekt a.an Zijn ordinantiën en belooft hun daarbij de leiding des Heiligen Geestes.

De aanwijzing der imenschen, welke in Zijnen dienst zouden arbeiden, geschiedde bij Zijn om-• wandeling op aarde door Hemzelf. Niet alleen met het oo!g op iden onmiddellijken arbeid, hun opgedragen, doch odl? ! op de toekomst; want de Heere Jezus spraik van Zijne apostelen als yan degenen, die door Hem in de wereld waren gezonden, ge-[ijkerwijs de Vader Hemzelf m de wereld had gezonden, en Hij bad niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die' door hun woord in Hem gelooven, zouden (Joh. 17:18, 20). Hij had daarbij reeds het oog op Zijn Kerk, toen Hij Simon Bar-Jona Petrus noemde en hem' de sleutelen van het koninkrijk der hemelen gaf, ihet de belofte, dat zoo wa, t deze .zou binden op de aarde in de hemelen gebonden zou zijn en wa.t deze ontbinden zou op de aarde in de hemelen ontbonden zou zijn (Matlh. 16:19); eene gedachte, die aan den Plaaschavond door Hem nog geaccentueerd werd en in verband gebracht met de werking des Heiligen Geestes, toen Hij sprak in den kring Zijner discipelen: , Gelijkerw)js Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden"; toen Hij op hen blies en tot hen zeide: , Ontvangt den Heiligen Geest; zoo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zoo gij iemands zonden honidt, dien zijn zij gehouden." (Joh. 20:21—23). Deze sleutelmacht wordt aan 'de gemeente in haar geheel toebetrouwd, niet aan enkelen uit haar 'midden of een zékeren clerus; de georganiseerde lecclesia heeft haar uit te oefenen, in gebondenheid aan de hemelsche openbaxing. Zou ze naai eigen inzicht te werk gaan, haar daden waren ijdel machtsvertoon; houdt ze zich aan Gods inzettingen, dan leeft ze in de schoonste harmonie met den hemel en oefent zij op aarde de meest wonderbare tnacht.

Intusschen staat op den voorgrond, dat, wie ooli na Jezus' hemelvaart de Wenschen aanwijze van wie leiding in Zijn Kei^k zal uitgaan, dezulken steeds al hun gezag en macht niet ontleenen aan degenen, die deze aanwijzing doen, doch alleen aan den Christus Zelf. \Vant „Dezelfde heeft gegeven somimigen tot apostelen, en somhiigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen to^t herders en leeraars" (Eph. 4:11), en „God heeft er soiminigen in de gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leeraars, daarna 'krachten^ daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeeringen, menigerlei talen." (1 Cor. 12:28). Hieruit blijkt duidelijk, dat het ambtelijk gezag geenszins ontleend wordt , aan degenen, die de personen aanwijzen hij wellk'e het zal berusten, maar dat steeds God de Heere de eenige la.stgever is, die door den Christus Zijn Kerk' regeert en aan alle amhtsdragers hhn autoriteit verleent

- De M.

²) Prof L. Lindeboom

3) Cursiveering van mij de M.

4) Kampen, J.H. Kok, 1907

5) Kampen, J.H. Kok, 1921

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

IS DE VERKIEZING VAN AMBTSDRAGERS DOOR DE GEMEENTE EEN DAAD VAN REGEERMACHT ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1923

De Reformatie | 8 Pagina's