GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

REPLIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REPLIEK.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van onze artikelen , , Parochie^ indecling of Kernsplitsing" ontvingen wij het volgende schrijven:

Hooggeachte Dominee,

Met belangstelling las ik uw artikelen onder den titel: Parochieindeeling of Kerksplitsing.

Het is duidelijk uit hetgeen u schreef, dat u nog niet aan het einde is van. uw betoog en dat we jviui uwe hand nog te wachten hebben een uiteenzetting, lom in het licht te stellen, dat kerksplitsing voordeelen |l)iedt boven de scherpe wijkindeeling. Dit behoeft echter, [meen ik, voor mij geeij beletsel te zijn om nü reeds met eenige bezwaren tegen uw overwegingen voor den dag te komen.

De kerken in de groote steden verkeeren naar uw oordeel in een hachelijfcen toestand.

„De moeilijkheden, waarmede de gemeente des Heeren in de centra van cultuur heeft te worstelen, om te •beantwoorden aan hare heilige roeping en de gevaren, die niet slechts haar groei, maar zelfs haar voortbestaan ernstig bedreigen, nemen van jaar tot jaar toe."

Gelukkig zijn de ijooden gezien, de bezwaren gevoeld. Naar nieuwe bannen is gezocht. Het parochiestelsel heeft althans gedeeltelijke toepassing gevonden. Het aantal stadswijken en daarmee het aantal prediknten is uitgebreid. De verkiezing voor ouderlingen en diakenen is beter geregeld, de catechisanten zijn Ikter onder de predikanten verdeeld.

Dit alles geeft u stof tot dankbaarheid. Maar één ding hvordt nog gemist. De kroon van het parochiale stelsel fontbi'cekt: als het rondpreeken werd afgeschaft, dan kreeg de parochiale indeeling metterdaad haar beslag. Wel was met de volledige iovoering van het paro-; chialo stelsel nog niet genoeg, maar dan toch veel gewonnen en werd' de tijd van kerksplitsing op doeltreffende wijze voorbereid.

Het is over de afschaffing van het rondpreeken, (lat ik gaarne met u van gedachten zou wisselen. Omdat 'ilc dm afschaffing niet zie als een voordeel, daaren-; tegen als een nadeel voor de gemeente. Wanneer u juit deze verklaring concludeert, dat ik dan ook een •tegenstander van Icerksplitsing ben, dan aanvaard ik die cunclusie als juist, althans wanneer bij' kerksplitsing ; de voordeelen aan de tegenwoordige eenheid verbonden, jVerloren zouden moeten gaan.

En die voordeelen zijn toch niet gering. In de eerste {laats herinner ik u aan de vergaderingen' van _den te'keraad. Die mogen den dienaar, die geroepen is ? ulke vergaderingen te leideUj hooge eischen stellen van beleid vanwege den vaak overstelpenden vloed 'an zaken, die behandeld moeten worden, de ver-|seheidenheid der gaven aan de leden met elkander peschonken, maken ze vaak tot een uitnemende leerschool voor de ambtsdragers, welke ze getrouw berzoeken.

De predikanten, ze zullen het gul en dankbaar erken-"en, leeren van elkanders-ervaring en inzicht. Moeilijk-: 'leden, voor den enkele schier onoverkoombaar, worden jaak door onderlinge bespreking uit den weg geruimd. Men heeft het denkbeeld^ overwogeni om ouderlingen ceri cursus te laten volgen' vóór zij in het ambt worden Sestcld. Een lastig - geval voor dengene, die niet weet, jOf hij ooit tot het ambt zal worden geroepen. En 'Peh, de pas benoemde broeder, staat, wanneer hij , J< > or zijn taak geplaatst wordt, te kijken als de traiwioneele poes in een vreemd pakhuis. Gelukkig de fSüderlingen van een groote stadskerk. Ze vinden in jdé vergaderingen van den kerkeraad een cursus, waar i^'e practisch en theoretisch voor hun taak bekwaamd ijï'f'len. En, wat de diakenen betreft, , hoe voortreffe-: Ve mannen onder hen ook gevonden worden, ze ; Sevoelen nu en dan behoefte om advies te vragen •"1 het middeü van den breeden kerkeraad.

Zoo de kerk van Amsterdam nog steeds een eere-I positie inneemt onder de zusterkerken in ons vaderi'J""i, dan houdt die zeker verband met den rijkdom t'"^ gaven, die God haar schonk en niet het minst ^'1 de r^eering dier kerk tot openbaring kwamen. I^Mjkan^'dan ook niet anders of splitsing van die kerk in vele zelfstandige deelen zou voor het Amsterdamsche kerkelijk-gereformeerde leven verarming ten gevolge hebben, waai' geen der deelen geacht kan worden erfgenaam te zijn van de rijke geestelijke goederen, die de Hoere aan de eene ongedeelde kerk schonk.

Verarming zou ook het noodwendig gevolg zijn van het afschaffen van het rondpreeken, welke, afschaffing volgens Uwe meening de kroon en het sluitstuk van het parochiale stelsel zou zijii en vanzelf werlcelijkheid zou worden bij kerksplitsing.

In plaats toch, dat het aan heè*^^|"éeneL-groote stadsgemeente vergund zou zijn van 'alle predikgaven te genieten, ' is hij, volgens uw gedachte, „aangewezen" op één predikant, 'mogehjk juis' aangewezen op den jnan naar zijn hart, mogelijk evinizeer op een dienaar van wien hij, om welke reden dan ook, voor zijn stichliirg weinig verwacht, waar hij zich verveelt en bij wien hij moeite heeft een aanval van slaperigheid te bedwingen.

Het is zeker waar, dat menige gemeente in ons vaderland blij-zou zijn ook maar één predilcant do hare te kunnen noemen. Toch kan een gereformeerd Amsterdammer of Rotterdamme" een gemeente met één leeraar moeilijk als het ideaal worden voorgehouden. Als ik arm moet wezen, dan hoop ik er mij met geduld in te schikken, maar te midden van den overvloed gebrek te lijden, dat versta ik niet. Dat vind ik ongerijmd en dwaas.

Maar het komt niet te pas, dat een gemeentelid geen genoegen neemt met zijn wijkpredikant. De schapen hebben het recht niet om zelf .'urn herder te kiezen, zegt u met een aanhaling uit Pro Rege. Met uw verlof, inaar ik heb aan de verkiezing van alle predikanten in Amsterdam deelgenomen, hetwelk mij evenwel niet belet te gelooven, dat het ten principale Christus zelf is, die aan elke gemeente Zijn dienaren toewijst. Of nu de verkiezing door de leden der gemeente al of niet een daad van regeermacht is, doet hier niets ter zake. Maar om nu de gemeente uit alle wijken saam te roepen om een dienaar des Woords te helpen beroepen en — is de gekozene gekomen — den meesten leden te verbieden van diens talenten te genieten, dat noem ik stuitende willekeur, 'k Geloof ook niet, dat de kerkeraad daartoe het récht 'heeft. Evemnin, dat de wensch om den dienaar(.aren) zijner keuze te hooren altijd of meestal geboren wordt uit ijdele nieuwsgierigheid. De predikanteir moeten er in kunnen komen, dat er onder de kerkgangers groot verschil is in aanleg-, ontwikkeling, geestelijke ervaring, smaak, karakter enz. en dat die juist zulk een groot gewicht in de schaal leggen, als de kerkganger iinet de kerkbode in de hand besluit, waar hij 's Zondags heen zal gaan.

’k Heb onder mijn kennissen, die houden van een droge preek, mits ze maar logisch is en hun wat te denken geeft. Ook, die de voorkeur geven aan een gemoedelijke toespraak. Ze moeten door de week zooveel denken, dat ze des Zondags liefst niet geplaagd worden met moeilijke dogmatische betoogen of scherpzinnige exegese, maar snakken naar bemoedigende woorden voor het terneergedrukte hart. Eindelijk weet ik zo ook, die dweepen met een preek op z'n Amerikaansch, een frissche, vurige opwekking tot krachtig handelen op een of ander terrein des Christelijken levens, tot een Christendom van de daad.

Moeten we. het nu niet loven, dat in een groote stadskerk schier een ieder vindt, wat hij begeert en wat hij voelt, zoo noodig te hebben. 'Wat mijzelf betreft, nu, een weinig ouder geworden, acht ik het naloopen van één pirodikant niet verstandig, al moet ik erkennen, door mijn vroeger kerkelijk leven in dit opzicht niet TOJ Uit te gaan. Elk mensch, dus ook een dominee, brengt zijn eenzijdigheid mee. Ds A. geeft tengevolge van zijn aanlog in de eerste plaats voedsel voor het hongerende verstand. Ds B. biedt inzonderheid lafenis voor het dorstend gemoed, Ds C. is te waardeeren om de leiding, die hiji weet te geven aan het Christelijke leven. Sommigen hebben een woord voor de dieper ingeleiden. Anderen zijn tot geen minder rijken zegen voor de kleinen in het Koninkrijk Gods, voor hen, die nog 'geen vaste spijs kunnen verdragen, maar melk van noode hebben. De een heeft meer oog voor de objectieve waarheid, de ander dringt zeer in het bijzonder aan op het subjectieve beleven der belijdenis. Er zijn er, die zelfs de intellectueelen in de gemeente kunnen boeien en verrijken. Doch ook, die kunnen afdalen tot de weinig ontwikkelden, die 'toch ook om geestelijke verzorging roepen. Zoo-als er in een school onderwijzers zijn aan wie men de _ hoogste klassen kan vertrouwen, maar gelukkig ook, die meer het geduld en den tact bezitten om de wankelende schreden der jongste scholieren te stieren in de voorhoven der wetenschap.

En wat zal nu het gevolg zijn, als in do groote steden het rondpreeken wordt afgeschaft? Hetgeen zoowel bij de strenge doorvoering van het parochiale systeem als bij' kerk-splitsing het geval zal zijn.

Dat de kerkeraad verdriet en schade doet aan dezulken, die door huiselijke omstandigheden zich nooit ver van hun woning kunnen verwijderen, of die, slecht ter been, wel van het naaste kerkgebouw gebruik moeten maken.

Dat hij. zelf oorzaak is, d-at er „schade gedaan wordt aan de waardeering van de oirderscheidenheid der .gaven en aan de volle vrucht van de bediening, des Woords" (zie het ook door u geciteerde rapport zitplaalsenregeling).

Dat hij de vrijheid der gemeente aantast in een zaak, die" aan de oonsciëntie behoort te worden overgelaten. Do keuze, bij wien iemand ter kerk zal gaan, berust niet bij den kerkeraad, inaar bij hemzelf.

De kerkeraad zij daarom uiterst voorzichtig bij het nemen van maatregelen in deze zaak. Als de kerkeraad eerst mechanisch de kerk in wijken verdeelt, dan kan hij daarvoor allerlei practische redenen hebbeir en ik stem grif toe, dat voor een behoorlijke verdeeling van den arbeid der predikanten en ouderlingen en diakenen zulk een indeeling noodzakelijk en nuttig is. Maar als lïu de kerkeraad zegt, dat al de lede'n eener wijk op den willekeurig daarvoor aangestelden predikant voor hun geestelijke behoeften aangewezen zijny dan overschrijdt hij zijn bevoegdheid, dan treedt hij op het gebied der consciéntie.

Dat voelt men het best, als men bedenkt, dat degenen, die zich iriet aair zijn voorschriften houden daarmee gestempeld worden als afwijkende leden, die dan ook vermaand en bij volharding in hun kwaad als overtreders onder censuur behooren gesteld te worden. Wie durft de verantwoordelijkheid daarvoor op zich nemen? "Vooral als men weten kan, dat onder die afwijkers behooren niet in de eerste plaats de lauwen, de onverschilligen, inaar juist onder hen de best meelevenden gevonden worden. En ook, dat het aantal ongehoorzamen zeer groot dreigt te worden on toenemen zal in plaats van te verminderen.

Het komt mij voor, dat bij invoering van het stelsel om steeds denzelfden predikant in een kerkgebouw te doen optreden, het omgekeerde zal bereikt worden van hetgeen men beoogt. Het uitzwermen zal niet verminderen, maar veeleer toenemen en zelfs zij, die slecht ter laeen zijn, zouden het uiterste beproeven en trachten 'n keer een ander te hooren, - dan den predikant op wien zij aangewezen zijn.

Of er dan geen bezwaren tegen het rotndpreeken bestaan? U noemt er enkele. Vergun mij ze eenigszins van nabij te bezien.

U vraagt: hoe zal hij (do dienaar des Woords) aan zijn pirediking een specialiseerend karakter kunnen geven; hoe winst kunnen doen m'et zijir ervaringen, opgedaan bij het huisbezoek?

Maar is het daarvoor nu noodig, dat de prediker dezelfde mensehen, die hij in den loop der week bezocht heeft, des Zondags opi den kansel staande, vóór zich ziet. Schuilt daarin voor den dienaar niet juist een gevaar? Acht ii het .wenschelijk, dat de man of de vrouw, van wien u bijl het huisbezoek allerlei dingen, mlooie en leelijke te weten zijt gekomten, bemerkt, dat de tekstkeuze en de vermaningen hemi of haar bedoelen? Of h'ebt u ©r behoefte aan, uw preek te illustreeren mbt het verhaal van ervaringen, waarvan de hoorders den oorsprong zeer wel kennen? Immers neen. l'och schat u terecht het huisbezoek zeer hoog, noodig niet alleen voor de schapie-n, maar ook voor den herder, wiens zielekennis er door verrijkt wordt, die bijr het vernemten van de genade, door God in Zijta volk gewerkt, zelf gesterkt wordt in zijti geloof, die nu voortaan niet zal sptrefcen tot menschen, zooals hij zich die op' zijn studeerkamer meent to moeten voorstellen, maar tot menschen, zooals ze werfcelijÖc 'zijn, in een taal, die zij kunnen verstaan, al behoeft deze geen folklore te zijn.

Ware het nu zoo, dat in het zoo rijk gevarieerde 'iiaeijschenleven en in de verscheidenheid der geestelijke ervaringen aUe overeenkomst ontbrak, ja, dan kan de predikant alleen spreken tot mienschen, die hij van het huisbezoek door en door kent. Maar gelukkig, zulke menschen en zulke ervariögen als er in de eene wijk te constateeren waren, worden er ook in de overige aangetroffen. De nooden en behoeften, de mtoeite en de strijd, zonde en genade, ze verschillen in het oosten der stad niet zoo veel van die in het westen. In het bijzondere ligt altijd - het algemeene en wie het algemeene heeft gezien, die kan ook weer specialiseeren naar elks bijzondere behoefte en wie daarvoor het orgaan mist, die kan het nooit, al doet hij nog zoo veel huisbezoek.

En nu €en tweede bezwaar: de genïeente wordt niet stelselmatig bearbeid en gebouwd. In verband daarmee betreurt u ook het gemis van vervolgstoffen.

Vanzelf kan nieriiand ontkennen, dat het wenschelijk is, dat er gang en orde is, niet alleejn in elfee preek afzonderlijk, m& ar ook in den geheelen kanselarbeid van den dienaar des Woords. Bij de keuze der teksten van achtereenvolgende Zondagen is de luk-raak m'cthode zeker de rainst geschikte.

Toch waag ik het te betwijfelen, of de behandeling van vei'v olgstof f en eene bij uitstek stelselmatige moet heeten. Het is ml.i. best miogelijk, dat een predikant, ziende de moeilijkheid, ja de onmogelijkheid om steeds stekelmatig te prediken, uit verlegenheid maar aan de veiTolgstoffen begint en dan weldra gevoelt het sielselm'atige, zooals dat van zijn arbeid g-eidt, te verliezen. Wat niet te verwonderen is. Hoe kan het plan des Heiligen G-eestes voor één bepaald bijbelboek zoo nmar over te nemen zijiii door hem, die d(^ gar.sr-he Heilige Schriftuur heeft te brengen? En • dat wel voor een bepaalde gemeente, ia een bepaalden tijd. Het stelselmatige, dat hier noodig is, moet in een groote-stadsgemieente vrucht zij'n van onderlinge bespreking in de vergaderingen van het ministerie.

Er bestaat echter al lang oen practische optossing van deze 'moeilijkheid, door dat in de avondgodsdienstoefeningen de catechismius wordt uitgelegd. Zou men nu Uit het oogpunt van stelselmatigheid iets beters kunnen begeeren? D'e miorgendiensten zijn voor de vrije stoöen. Menig predikant echter heeft de gewoonte bij de keuze van een tekst voor den Zondagmiorgen ernstig rekening te houden met het deel der waarheid, dat des avonds aan de orde is. U ziet dus wel, dat er in het naar voren brengen van uw tweede bezwaar, een tikje overdrijving niet te ojntkennen valt. Of irjioet ik alle 52 Zondagsafdeelingen beslist door den/elfden leeraar hooren uitleggen?

Wat u zegt omtrent de Avondmaalsviering beaam ik ten volle. Het is zeer noodig, dat de gemeenteleden altijd in het kerkgebouw van hun wijk aanzitten aan den disch des Vcrbonds, en dat steeds dezelfde predikant voor dezelfde menschen den dienst daarbij verricht. Het is echter alleen miaar noodig, dat de predikanten dit den gemeenteleden op' het hart binden. Als het der geniecnte duidelijk wordt gemaakt dat zulks noodzalcelijk is, duurt het niet lang of deze zaak komt in orde. Bezwaren daartegen bestaan er, naar mijn gedachte, bij de kerkgangers niet.

Hoogachtend,

Uw dn.

H. WARNINK, Amsterdam.

Br. Warnirik; is tegen kerksplitsintg. W.aiit daa gaan twee voordeelen te loor, welk'e de tegenwoordige eenheid medebrengt: de ééne, groote k'erkeraad valt uiteen, èn aan het rondpreeken Icomt een einde.

Nu heb iy in mijn derde jaxükel, waarvan br. W. lechter de verschijning niet heeft lafgewacht, reeds uiteengezet, dat m.i. de ééne, groote kerkeraad, zij het ook zijns ondanks, belemmerend werkt voor het leven en den groei van de stadskerk. Ik heb daaraan Weinig toe te voegen. Alleen dit. Het is volkomen waar, dat het bijwonen der vergaderingen van den fcterkeraad veel , kan bijdragen, om nieuw-optredende ouderlingen te bekwlamen voor de uitoefening van hun ambtelijk we*. Maar dit „voordeel" gaat bij kerksplitsing niet te loor. Integendeel, omdat de belangen dor gemeente in 'Meinere vergaderingen breeder en grondiger kunnen worden behandeld, zullen de ouderlingen in zulk een krin; g oot eerder en beter k'unnen worden toegerust voor de vervulling van. hun dienst.

Indien br. W. gewiacht had tot het laatste mijner artikelen verschenen was, zou hij gezien hebben, dat mijne bedoeling niet is, de groote stadskerk te splitsen in afzonderlijke gemeenten, elk met één predikant. Dit komt mij in de tegenwoordige omstandigheden niet mogelijk, en met hel oog op het verleden, niet wenschelijk' voor. Dit neemt echter niet weg, dat voor mij een gemeente met één predikiant het ideaal blijft. Br. W. moge de leden van zoo'n gemeente j, arni''' noemen, niet allen denken er zoo over, ook niet alle Amsterdam'mers, die zich genoodzaakt zagen zlöh bij zoo'n gemeente te voegen. Voor mij ligt een brief van een broeder, opgegroeid in de k; erk van Amsterdam, Hie eenige jaren geleden naar „buiten" vertrok'. „Eerlijk gezegd", zoo schrijft Ihij mij, „zag ik' er tegen op, iederen Zondag denzelfden dienaar des Woords te moeten hooren. Ik was dit in Amsterdam anders gewend. Vóórdat echter een jaar om Was, moest ik erkennen, dat eerst nu de predikin'g tot haar recht kwam. Grestadig werd men onderwezen en opgebouwd. Men voelde: da, ar was systeem in de bearbeiding. Ook was daar een band, die in Amsterdam niet gevoeld werd.... Doo-r omstandigheden verhuisde ik eenige maanden geleden naar A'msterdalm, en — ik voel mij hier, hoewel volbloed Amsterdamtaer, niet thuis...."' En dat, niettegenstaande deze broeder thans uit de „larmoede" weer gekbm'en is in den „overvloed”!

Dat inperking van het .rondpreeken tengevolge van parochie-indeeling of kerksplitsing de vrijheid der gemeenteleden zou aantasten, om'dat de k'euze, bij wien .zij ter kterk willen gaan, bij hen zelf berust — br. W. zou dit Waarschijnlijk' niet hébben geschreven, indien 'hij tevoren 'Prof. Grosheide's verklaring van Hebr. 10:25, door mij in het vierde artikel medegedeeld, had overwogen. Oak zal hij 't zeker met mij eens zijn. dit onze vrijheid altoos een christelijke moet wezen, d.i. zulk eene, die niet naar eigen inzicht en meening, maar naar Christus' zich richt, en waarbij we ons laten leiden door wat strekken kan tot Zijne eere en het belang van Zijn kerk.

Br. W. deelt niet de bezwlaren, tegen het rondpreeken ingebracht, intqgendeel, hij ziet er zelfs een „gevaar" in, dat de dienaar des Woords optreedt voor menschen, die hij ktent. Nietwaar, de dominee 'kan dan zoo licht, naar de teekenachtige uitdrukking v, an wijlen Ds Gispen, van den preekstoel een steek'stoel maken. De consequentie van br. W.'s redeneering is derhalve: ih'oe meer de m'enschen Ihem vreemd zijn, hoe beter! Dezen zijn immers met hun zonden, nooden, ervaringen, in alle wijken dezelfde? Wel zéker, niet alleen in alle wijken van Amsterdam, rnaar in alle Geref. Kerken van Nederland. Zoo wordt het dan voor èlké gemeente het ideaal: een eigen dienaar — voor catechisatie en huisbezoiek, maar niet voor de bediening des Woords. Daarin worde door reizende predikers voorzien. Waarom zou alleen Amsterdam', en niet heel ons vaderland van den zegen van het rondpreeken mogen genieten ?

Terecht wijst br. W. de „luk-raak-methode" bij de keuze der teksten af. Maar voelt hij niet, dat, ook al streeft de diena.ar er naar, systeem in zijn „kanselarbeid" te brengen, dit bij het rondpreeken der gemeente toch niet ten goede komt? Zij krijgt den eenen Zondag een kijkje in het systeem van Ds 'A, Knoiet zich echter den • volgenden voegen naar den gan'g, dien Ds B zich /heeft voorgesteld, enz. lenz. — Wat de behandeling van vervolgstoffen aangaat, meen ik' te mogen volstaan miet br. W. te verwijzen naar een artikel van Prof. Grosheide over dit onderwerp in N p o r d - H o 11 a n d s c h Kerkblad van ’18 Mei j.l.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

REPLIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's