GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wij spreken over het christelijk gezin ia onzen tijd, dan moeten we al dadelijk beginnen met te doen opmerken, dat „onze tijd" voor het christelijk gezin zoo ontzaglijk veel beteekent. Er is geen eeuw geweest, in welke er meer gevaar bestond voor de ontbinding van de banden, die het gezin samenhouden, dan de onze.

Dit toch is het eigenaardige van pnzen tijd, dat zij allerlei gevaren en allerlei verleidingen heeft, die voor het gezinsleven fnuikend zijn, — zonder dat deze gevaren als gevaar worden gekend en erkend.

Het gewone leven, de alledaagsohe gang van het leven, de ontwikkeling van het leven in zijn onderscheiden uitingen, brengt a, ls vanzelf mee, dat er groot gevaar is, dat de grondslagen r, an ons gezinsleven, en daarmee de grondslagen van onze samenleving worden aangetast.

Onze gezinnen zijn gekomen in een andere cultuurperiode, dan voorheen de gezinnen gemeenlijk nog leefden. Voor een goede twintig jaar, was alles in de meeste gezinnen nog zoo anders.

En wanneer we dit veranderde 'teekenen, dan kunnen we wel niet anders dan ondeischeddefli tusschen de stad en het land.

Op het land was er in de meeste streeken van ons vaderland een zeer sterke familie-band en een krachtig bewustzijn van saamhoorigheid van ouders en kinderen, ook dan wanneer de laatste gehuwd waren. In meer dan één streek was dat zelfs zoozeer een samenleven geworden, dat de oiuders met één van hun getrouwde kinderen bleven samenwonen. En door deze gewoonte was er een zeer krachtige traditie, zoodat voorvaderlijke zede, niet van ouders op kinderen, maar van grootouders op kleinkinderen werd overgeljracht.

Daardoor reikte de traditie van het gezinsleven over een tijdsbestek van meer dan een halve eeuw. En het gezin voer er wel bij.

Zeker, dat samenwonen van ouders met gehuwde kinderen kón een oorzaak zijn van vele en velerlei ellende, maar het had ook dezen mooien kant, dat het gezinsleven stond onder den invloed van een geëerde en ontziene overlevering van een ouder geslacht.

Dat dit inderdaad iets beteekende, blijkt ^wel hieruit, dat maar al te dikwijls het nu nog voorkomt, dat in gezinnen, waar men het met hel gezinsgebed en het bijbellezen zoo na, uw niet neemt, niets aan dezen plicht te kort wordt gedaan, wanneer de ouders tijdelijk logeeren, of wanneer ouderen voor een wijle toeven in het gezin, dat dan gaarne ongelijk erkent door zijn veranderde houding.

Nu zegge men niet, dat dit ook tot huichelen aanleiding kan geven. Er is ook zooiets als 'het waardeeren van de christelijke traditie en de christelijke gewoonte. En de kracht, speciaal de piaedagogische kracht van. de gewoonte-vorming mag niet onderschat worden. Gewoonlijk wisten de bedoelde ouderen dan ook den jongeren het wel voor te houden, dat met „gewoonte alleen men er niet kon komen".

Dit eigenaardige nu, dat vooral door de traditievormende kracht, op de gezinnen zulk een invloed ten goede kon oefenen, het leven van het gezin onder een soort controle van een endere generatie, gaat onze tijd verliezen.

Dan — daar is een tweede', da, t op het laiud grooten invloed oefent. Maar dat is iets, dat ook in de stad zich merken laat. Het is de uithuizigheid van het gezinshoofd. Voorheen was er op het land feitelijk geen sprake van, dat vader avond aan avond niet tehuis was. Zeker, indien hij in den kerkeraad „zat", dam haid hij misschien hoogstens één avond in de maand „vergadering". Op zijn allerergst kwamen daat nog twee avonden bij, — voor een waterschap of een plaatselijke vereeniging — maar dan was 't uit. Dat is nu anders, — óók op het land. Het pnblieke leven eischt de menschen veel meer op dan voorheen. ^

En niet alleen dat vader meer uithuizig is dan vroeger, — ook de kinderen zijn niet meer zooals vroeger, avond aan avond tehuis. Nooit vergeet ik de avonden, speciaal de winteravonden, die ik vroeger wel op het land heb doorgebracht. Heel de familie in de groote keuken — de manslui om den haard en de vrouwen aan het spinnewiel Eén avond _gingen „de jongens" uit — naar de „vereeniging", dat was dan tevens een soort stichtelijke bijeenkomst. En verder was men thuis.

tloe is dat all'es een beeld uit een verleden, dat al zoo heel ver lijkt. Ook op. het land is dels avonds schier nimmer de familie in haar geheel bijeen. Ook daar deden avondcursussen en tallooze vergaderingen intree - — al was het dan niet immer een feestelijke incomste. Ook daar, waar voorheen de rust, vooral het gezinsleven in den winter kenmerkte, — ook o-iar kwam de verbrokkeling van dat echte gevoelen en beleven van de gezinseenheid.

En deze dingen zijn in de stad natuurlijk nog veel erger. De eenheid was minder groot voorheen — althans het beleven van die eenheid door rustig bijeenzitten — maar nu is ook de verbrokkeling van de mooie rustige eenheid in het gezins-samenzijn reeds veel verder voortgeschreden dan op het platteland. Het komt in vele gezinnen voor, dat kinderen, die onder één dak slapen en aan één tafel eten, elkaar niet zien, dan misschien 's Zaterdags, en 's Zondagsmorgens en op dien dag , hij de maaltijden. Cursus en school, vergadering-en vereeni gingsplicht, les en overwerk, lezing en voordracht, en dan, helaas vaak in de laatste plaats, ook nog catechisatie en vereeniging, houdt de jonge menschen zooveel a, vonden, en dan des aivonds nog op zoOi ongelijk gesteW.e uren bezig, dat heel het gezinsleven er door wordt vei^scheurd en verbrokkeld.

En vader? Oöh, is het niet droevig, dat juist de vaders uit de beste gezinnen dikwerf worden weggehaald voor alles en allerlei? Zeker — voor dingen, die gedaan moeten worden. Maar die, wijl er zoovelen zich aan den arbeid onttrekken, — niet om thuis een goed vader te zijn immer! •— telkens weer op de schouders van betrekkelijk weinigen neerkomen.

En dat alles brengt dat vreeselijke ding, dat „onze tijd" heet mee. Ja zeker — maa.r toch.... onze gezinnen zijn in gevaar; want het gezinsleven in zijn eigenlijken zin dreigt te sterv^en.

Daar zijn evenwel meer gevaren, die aan „onzen tijd" te wijten zijn.

En wanneer we over dit onderwerp schrijven, dan zijn er dingen, die sommigen misschien pijn doen. We hopen het — niet om de pijn, maar omdat we zien, dat ons christelijk gezinsleven gevaar loopt, en wijl we hopen iets te kunnen doen om te waarschuwen, en — als het kon — om iets te redden, — „in den weg der middelen"! Meer dan ooit toch loopt in onzen tijd het gezin gevaar doordien het zijn opvoedende kracht mist, daar, waar vader en moeder in de dingen des geloofs niet één lijn trekken.

Over statistieken heb ik de beschikking niet. Maar dit staat wel vast, dat — hoezeer' ook in sommige kringen de lijn strak gehouden wordt — het gevaar van het z.g. „gemengde huwelijk", vooral in onze steden, bij den dag grooter wordt. En wanneer we hier speciaal het oog hebben op onze gereformeerde gezinnen, dan willen we met dank aan God erkennen, dat ook door de werking van de kerkelijke tucht, en ook door den zedelijken invloed der belijdende partij, dikvsrijls meer chrislijk leven in „gemengde" gezimien wordt gevonden, dan men bij oppervlakkige beschouwing zou denken. Maar er is tooh o, zooveel reden tot bange klacht. Wie, als schrijver dezes, uit de provincie komt in z.g. „gereformeerde" gezinnen in de stad — vergun me het germanisme „de grootstad" — dien tuiten de ooren.

En ook hier is weer veel, dat we danken aaji datgene, wat „onze tijd" mu eenmaal is. Dezelfde clubs en dezelfde cursussen, die de jonge menschen uithuizig maken, brengen hen ook in aanraking met jongelui van de andere sekse, die niet tot de kerk, waarin zij gedoopt zijn behooxen — indien ze al met eenige kerk verband hebben. En veel meer dan vooiheen is er gevaar; ook al „zoekt men zijn vrouw dan niet op s traaf" — het doen, , dat door oude degelijke menschen zoo-sterk werd veroordeeld immer. En terecht werd veroordeeld. Dan — daai: is nog een factor. Dat zijn onze Middelbare Scholen. Veel meer dan voorheen krijgen thans ook de meisjes een „educafie"; gewoonlijk op een school met „co-educiatie". En daar is veel te zeggen vóór dit soort van scholen. Maar zéér vele huwelijken zijn het gevolg van de kennismaking tusschen de partijen in de dagen van , , het gym." of „de H. B. S." En — het is droevig het te moeten zeggen — maar het mag en het moet wel eens gezegd — dat er zoovele gezinnen zijn, van welke zoo buitengewoon weinig kracht uitgaat, geziimen, waarin weinig of niets van het gereformeerde leven blijkt, schoon men dan heel of half de gereformeerde belijdenis , , deed", is ook mede te wijten aan de school, waar de jonge menschen elkaar leerden kennen.

En nu weten we zeer wel, dat we hiermede een heel teer puntje aam-aken. En gelukkig kaai ook gezegd, dat er zeer veel gezinnen zijn, die in de samenleving van gereformeerde broeders en zusters een plaats der eere innemen, en waar toch oorspronkelijk één der twee, man of vrouw, kwam uit anderen kring. Zeker er zijn onder degenen, die oorspronkelijk van „anderen" huize zijii, ook krachtfiguren en voorbeelden voor heel de omgeving, waarin ze verkeeren.

Maar deze, door Gods goedheid zoo^ giuistige uitzonderingen, mogen ons niet de oogen doen sluiten voor het vele en groote gevaar, dat er nog steeds in het „gemengde huwelijk" ligt. En vast staat o.i., dat allerlei achtepaf gevaarlijk gebleken meening niet zoo spoedig ingang zoii gevonden hebben in onzen kring, wanneer ze niet was binnen gekomen, door den .weg van het gedeelde gezin. Terwijl bovendien het „gemengde gezin" op. allerlei wijze een soort van haard van besmetting vormt — ook wal hetreft het algemeen zedelijk leven.

Men zal zeggen, dat we toch wel heel bang zijn voor de zonde. Diat we izeker vinden, dat we ons maar moeten opsluiten in een klein en eng kringetje.

Neen, dat zeggen we allerminst. Daarop hopen we later terug te komen. En wie dus reeds nu meende deze gedachte in onze uitingen te vinden vergist zich.

Maar wèl staat o.i. vast, dat er gevaxen zijn, die het gezinsleven bedreigen. En het gezin heilig en veilig houden, is nog iets anders, dan „bang" zijn voor de wereld. Er is liier een roeping, en ei is een ideaal. En zoodra vergeten wordt, wat hei ideaal is voor het gereformeerd gezin, kunnen we onze gereformeerde samenleving wel liquideeren. En in het belang van het gezinsleven is het noodig, dat de fouten, waaxaan in onzen tijd dat gezinsleven laboreert, worden bloo.tgelegd. • En werkelijk, we. zijn met het noemen van die fouten nog niet aan het eind.

In hoeverre toch het met het laatstgenoemde gevaar samenhangt is moeilijk te zeggen — maax vast staaf, dat er ook nog een kwa^d is, dat oorzaak is van vele kwalen. Het is daitgene, wat men schertsend — maar dan toch met smaxtelijken trek — wel eens genoemd heeft „febris chiquica".

De chiquelingen-koorts.

Weer mogen we niet worden misverstajau. Er is geen denken aan, dat zij, die menschen van stand zijn, die van oude familie zijn, of die door o^nzen God met aardsche goederen rijk gezegend zijn, onder deze rubriek zouden vallen, eenvoudig omdat ize zijn zooals ze zijn, en wijl 'ze zijn, die ze zijn. Daar is geen sprake Van. Onder dergelijke menschen zijn zeer eenvoudige vromen, trouwe broeders en zusters, die ook in hun veelal deftige omgeving zich het Evangelie van Christus niet schamen.. We wezen daarop ook reeds in onze artikelenreeks over „de christen in onzen tijd". Maar evenals toen moeten we thans er op wijzen, dat er ook een zeker genre van G-ereformeerden is, dat naar het schijnt eerst vraagt, of het meedoen met datgene, wat in onze Gereformeerde gezinnen vanouds zede was, wel „deftig" .genoeg is.

En de levenshouding van dezulken heeft [natuurlijk invloed op heel het gezin.

En speciaal op de houding van het gezin tegenover de kerk van Christus, tegenover ambt en ambtsdragers, tegenover christelijke actie en christelijke levensuiting.

Doch daarover volgend maal nader, D. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's