GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET CHRISTELIJK GEZIN IM ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET CHRISTELIJK GEZIN IM ONZEN TIJD.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Wanneer we spreken over het christelijk gezin in onzen tijd, daa is daar vervolgens de buitengemeen teere kwestie van de groote gezinen.

In een tijd als de onze, waarin het kwaad hand over hand toeneemt, tast de macht van de zonde ook het gezin aan, op zulk een wijze, dat men ook hier het verwoestend karakter van de zonde wel moet waarnemen.

Dit is tenslotte het eigendommelijk karaikter van alle ongerechtigheid, dat zij datgene, wat zij aanvalt, tegelijk vernietigt. En de zonde zou geen zonde zijn, indien ze ook niet op haar eigendommelijk© wijze het gezin zou aanraken.

De propaganda vooi-de kleine gezinnen, die opi een , nieer, .4aii „hrfttale, .wijze...wordt gevoerd, wast men ook tot onze christelijke gezinnen te doien doordringen.

Men versta me wel: ik zeg, de propaganda dringt door. Dat het kwaad als zoodanig reeds onze gezinnen binnen kwam, durf ik niet te beweren, wijl ik het niet kan bewijzen, — maar vast staat, dat er verschijnselen zijn, die soms het ergste doen vreezen.

Op eenige van die verschijnselen willen we wijzen.

Ër zijn streeken in ons vaderland, waar de zonde tegen het zevende gebod, in den vorm van het gedwongen huwelijk, zeer veel wordt bedreven. Maai' nu is het opvallend, dat in de laa, tste jaren, in de nabijheid van onze groote steden, die , asi.n. zul een buurt grenzen, dit „kwaad" schijnbaar al meer afneemt. Zou de vraag niet gewettigd zijn, of hier misschien ook moet worden gedacht aan een oorzaak , voor deze schijnbare verbetering, die werkelijk erger is dan het kwaad zelf?

Een ander verschijnsel is dit, dat men in menigen „christelijken" kring zooveel meer openlijk dan voorheen durft spreken over „de vreeselijkheid" van een groot gezin. Er is in dezen een terminologie aan het opkomen, die doet vermoeden, dat men min of meer vertrouwd is met de gedachte, dat het in de handen van den mensch staat, de grootte van. het gezin te bepalen. Min of meer onomwonden spreekt men het in meer dan één kring uit, dat men gelukkig is met de „paar" kinderen, di© men heeft, maar da, t men ook niet gaarne er meer ; )bij" zou wenschen, terwijl telkens weer een uitroep van medelijden wordt gehoord, wanneer men verneemt, dat een moeder haar zevende .of achtste kind verwacht.

Het valt qp, dat juist in deze dingen de toon der godsvrucht zoo geheel zoek is, en dat men het geloofsstandpimt van Zondag 10 schier geheel schijnt verlaten te hebben. Zeker — er Zijn ook hier gelukkig zeer goede uitzonderingen. Klaar die uitzonderingen vallen dan ook op. En zoodra het goede opvalt, heeft men daarin een klaar bewijs, dat het kwade wat al te veel invloed heeft!

Nu zijn er heel veel teere dingen, die ten nauwste samenhangen met het besproken onderwerp.

En wijl we weten, dat ook 'bij hen, die teer voor God wenschen te leven, de vragen opkomen oók in verband met de kwesties van het groote of het grooter wordende gezin, daar meenen we deze vragen niet onbesproken te mogen laten.

Natuurlijk is men bij een bespreking van onderwerpen als deze steeds gebonden binnen zekere perken, speciaal wanneer deze bespreking plaats heeft in een blad, dat men, zooals het onze, gerust aan heel het gezin in handen moet kunnen geven.

Maar wanneer men dan deze reserve verstaaf, dan willen we pogen eenige vragen, die met dit onderwerp in het nauwste verband staan, to' behandelen. Vooral ook, wijl, toen in een voriga artikelenreeks beloofd werd, dat binnenkort over het „christelijk gezin" zou worden gehandeld, mij van meer dan ééne zijde het verzoek bereikte, eenige bepaalde vragen inzake dat gezin en de wording en de grootte van dat gezin te beantwoorden.

Een paar vragen beantwoordde ik aan de vragers persoonlijk — zij waren van te bizonderen aard, om hier te worden besproken, — maar andere kumien worden behandeld.

Herhaaldelijk werd mij de vraag gedaan: wat denkt U, moeten wij dan als christenen, wat deze dingen betreft, er maar op los leven? Moet in het huwelijk geen rekening worden gehonden met het gestel van de moeder des gezins, en mogen wij maar zeggen, dat wij alles uit de hand des lieeren ontvangen — ook al weten wij, da.t bij • do - wording van een nieuw leven, da.t der moeder in gevaar zal zijn?

Zie eens, — we moeten, wat deze dingen betreft, trachten naar juist inzicht. Er kan geen sprake van zijn, dat de mogenheid'.van de voortplanting op zichzelf ooit een zondige faculteit zon zijn. God heeft de driften in ons hart gelegd, en ons corporeele bestaan mogelijkheden gegeven, wa, ardoor Hij Zijn menschengeslacht in den weg der middelen in stand houdt.

Maar dat beteekent niet, dat wij „er maar op los mogen leven". Immers, dat geldt toch van alle levensuiting.

Wanneer wij gezond zijn, hebben wij na den arbeid trek aan eten, maar dat wil dan toch niet zeggen, dat wij in ongebreideld-oais-overgeven aan datgene, wat onze tong bekoort, nu maar mogen zwelgen. Immers ook daar bidden wij: „leer ons voor overdaad ons wachten”.

Maar dan spreekt het voor zichzelf, dat er ook hier omstandigheden zijn, die tot zelfbeheersching dwingen. Let wel, tot 'zelfbeheersching. Wanneer iemand een maagkwaal heeft, dan kan het noodig zijn, dat hij op dieet gesteld wordt. Maar indienj dat het geval is, dan heeft hij dat dieet ook te houden. Wat toch zoudt ge zeggen van iemand, die, op dieet gesteld, toch at 'aj datgene, waaraan hij lust had, maar dan achteraf, om de gevolgen te ontgaan, een braakmiddel nam, om het gegetene uit zijn maag te verwijderen? We zouden spreken van een in hooge mate zinnelijk en door zijn tochten gebonden persoon.

Welnu, ieder, die wijs is, kan nu het beeld toepassen. Waarbij dan nog komt het buitengemeen belangrijke punt, dat het bij de bedoelde kwesties dikwerf gaat om ongeboren leven, en, wanneer het gestel van de moeder in het geding is, zeker om een levend wezen, en dat eenmensch, beelddrager Gods!

Hiermede is, meen ik, de eerste vraag, die gesteld werd, wel beantwooird. Wanneer het vast staat, dat bij de wording van het nieuwe leven dat der moeder in gevaar zou zijn, dan heeft de christen de roeping om van zijn God genade en kracht te vragen, om te blijven staan — zóó, dat hij van zijn God ook durft vragen om vreugde voor zijn ziel, en" om verborgen genietingen.

Maar er is een andere moeilijkheid, waarmede christenen in het huwelijksleven meer dan ééns in aanraking komen. Dat is de vraag, of zij, wanneer het gezin groot dreigt te worden — ofschoon er van een bepaalde zwakheid of ongesteldheid bij de moeder geen sprake kan zijn — niet gerechtigd zijn willekeurig in te grijpen iri den gang der dingen, en of zij niet middelen mogen aanwenden om te beperken den, in hun oogen al te snellen, aanwas van het gezin.

Zoo mogelijk is deze kwestie yan nog meer teeren aard, dan de vorige.

En toch vjieenen we, dat dergelijke' vragen zóó dikwijls worden gedaan in christelijke kringen en door 'christen-menschen, dat een blad, als het onze, niet mag nalaten deze dingen eens opzettelijk te behandelen.

Wanneer we dan ook deze vraag bespreken, willen we vooraf opmerken, dat hier natuurlijk geen bepaalde uitspraak van een Kerkvergadering of van een autoriteit (zooals een briefschrijver vroeg) kan worden weergegeven. „Kerkvergaderingen" spraken zich over deze kwestie — afgedadit van de grondslagen voor onze zedelijke beschonwingen — niet uit; en het begrip „autoriteit" is buitengemeen gemakkelijk te rekken. Bovendien geldt het hier kwesties, waarbij immer in geringe mate verschil van inzicht mogelijk is, wijl de zaak van de overtuiging van de conscientie er een rol bij speelt.

Wij kunnen slechts zeggen, datgene, wat naar onze overtuiging in overeenstemming is met de gereformeerde zedeleer, of wilt ge, met de doorgaande gedachte van de Schrift.

En wanneer we dat vooropstellen, dan hebben we o.i. geen anderen weg, oan eenigen invloed te oefenen op de grootte van het gezin, dan de weg der onthouding. Elk ander middel wil ons in staat stellen onze lusten uit te leven, maar de consequenties daarvan niet te behoeven te aanvaarden. En nu spreek ik nog niet van de midde-- len, die feitelijk doodslag beteekenen — alleen reeds, dat w.ij datgene, wat een gave Gods is^ ons geschonken met een bepaald, onmiddelijk aan de gave gebonden doel, zouden gebruiken enkel om ons vleesch te dienen, is zonde.

Wij mogen niets doen alleen om ons vleesch te kunnen vieren. Ook dat niet. Het is Gods wijsheid en Gods liefde, dat Hij de mogelijkheid der voortplanting tevens een lust doet zijn. Zóó toch wordt in een zondige wereld des te beter Zijn Plan omtrent het voortleven van het menschelijk geslacht, en omtrent de vol-wording der aarde gediend. .Maar nu mogen wij niet dat doel Gods voorbijzien, en ons de gave Gods toeëigenen, enkel tot dienst des vleesches.

Maar dan — is onthouding geoorloofd?

Zie we hebben hier ongetwijfeld een zéér moeilijke kwestie. Omdat met verschillende factoren moet worden rekening gehouden.

1. Vast staat, dat niemand iets mag doen tegen zijn conscientie. En wanneer iemand in zijn gemoed niet ten volle is overtuigd, dan zal hij niet doen mogen datgene, waaraan hij twijfelt. Ons gebed mag nimmer verhinderd worden. Ook niet doordien we leven in een onthouding, waaromtrent we voor onszelf geen licht hebben. Maai we moeten dan wel ernstig nagaan, of ons consciëntie-bezwaiar zuiver is; of niet ons zoogenaamde bezwaar feitelijk een complicatie is met andere gevallen, of wilt ge met andere, en dan meer verborgen, motieven.

2. In het geval van onthoiiding zal er een groote band der liefde moeten bestaan tussohen man en vrouw. Zij moeten weten, dat zij samen geheel één zijn, ook in de beschouwing over deze dingen, en zij dienen te weten, dat hun liefde het besluit ter onthouding dragen kan. Nooit kan sterk genoeg worden gewaarschuwd tegen een onthouding, die van ééne der partijen wordt opgedrongen. Ons leven, ook ons liefdeleven, is zeer gecompliceerd, en wij weten niet, hoe vele gevaxen er aanwezig zijn, indien met te harde hand wordt ingegrepen, of indien juist op dit gebied een onbegrepen houding bij de andere partij aanwezig is.

3. Voor een bepaalde levenshouding moeten we voor God wél verantwoording kunnen doen. Een onthouding, waarbij enkel het motief aanwezig zou zijn, dat door zuiver materiëele overwegingen werd geleid, zouden we voor onzen God niet verdedigbaar achten. Ook hier moet steeds biddend gezocht worden naar het licht, dat God geeft, en dat Hij immers op het gebed niet wil onthouden, diegenen, die Hem er om vragen.

4. Maar is èn het meergeestelijkemo-

tief aanwezig, is de consciëatie vrij, en bestaa.t er, na biddend overleg tusscben man en vroiuvv volkomen eenstemmigheid, — dan gelooven we, dat onthouding voor een wijle geoorloofd kan zijn. Niet op grond vaTi de overeenkomst van man en vrouw, maar op grond vian de uitspraken deï Schrift. Alle goede gave — zóó toch is de gedachte der Schrift — mag men laten staan, indien bet noodig is. om het grootere, geestelijke motief te dienen.

Bovendien is het aanwenden van de drift tot voortplanting niet onder alle omstandigheden absoluut geboden. Het is geen zonde, wanneer iemand meent ongetrouwd te moeten ])lijven. Het zou wèl zonde zijn, wanneer het coelibaat gepropageerd werd als de christelijke levenshouding, maa, r het is geen zonde, waimeer iemand zelf meent, ongehuwd te moeten leven. In Gods Woord is meer dan éénmaal onder bizondere omstandigheden de onthouding geboden — en al is bij dat laatste gebod zeer veel, dat schaduwachtige l> eduiding heeft, toch is daarmee gezegd, dat van het aanwezig zijn van de gave, van de mogelijkheid om saam te komen, nimmer grond mag worden gemaakt, om te zeggen: nu moet het ook, onder alle omstandigheden.

üit het gezegde zal ev^enwel duidelijk zijn, dat de gevallen, waarin onthouding geoorloofd is, tenzij dan dat de casus van zwakheid of ziekte aanwezig is, tot het uiterste beperkt zijn. Nooit mag het motief z ij n: we willen geen groot gezin hebben; nimmer mag het gaan omdat „de spoeling wat duii wordt"; nimmer mogen de , , lasten" de overweging bieden. In dergelijke gevallen is er ook zooiets als vertrouwen op onzen getrouwen God en Vader. Het getuigt van een groote armoede in ons christelijk leven, dat men zoo weinig den toon verneemt van dat blijde geloofsvertrouwen, waarmee sommige ouders vol vreugde de geboorte van hun tiende of twaalfde kind verwachten.

En om uit geestelijke oa^erwegingen tot onthouding te besluiten, moet men zelf geestelijk zeer lioog staan. Maar dat moet dan ook aan ieders consciëntie worden overgelaten. Zeker, deze geestelijke motieven kimnen aanwezig zijn. Wannéér iemand, zooals hij, die mij raad vroeg, meent (en zijn vrouw is van eenzelfde gevoelen) dat hiui leven zich teveel concentreert om dingen, die de geboorte van vele kinderen ten gevolge hebben, maar die hen sterk in beslag nemen, zoodat het geestelijk leven er onder lijdt — dan meenen we te mogen zeggen: zeg dit alles aan uw God, en onderzoek Uzelf, of (een wijle) onthouding geboden kan zijn. In deze en dergelijke gevallen zal het echter reeds vanzelf spreken, dat het eenige middel om in te grijpen, onthouding is. Immers alle andere middelen zouden erger zijn dan de kwaal zelve. En tenslotte, vergeten we niet den grooten zegen, dien God gemeenlijk in en aan groote gezinnen geeft.

Ook voor het groote gezin is onze God een Waarmaker van Zijn Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

HET CHRISTELIJK GEZIN IM ONZEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's