GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Zagen we in ons eerste artikel, door welke ge-varen onze gezinnen woiden bedreigd, handelden we in het tweede over de verhouding tusschen gezin en kerk, — in het derde artikel bespraken we eenige vragen, die opkomen in verband met da wording van het gezin. Of wilt ge het anders: eerst zagen we de gevaren, die het gezins-s a men-leven bedreigen, daarna de gevaren voor het christelijk karakter van het gezin, en ten slotte zagen we, hoe wij tegenover de bedreiging vaar hetgeen onze tijd biedt aan propaganda tegen het „groote gezin" hebben te staan.

Maar wat mogen we dan van onze gezinnen verwachten? Hoe moet het dain voor de toekomst worden? Waar meent ge dan lichtpunten te kunnen aanwijzen? Deze en dergelijke vragen komen ongetwijfeld bij de lezers van deze artikelen opi. Welnu, we zullen pogen in de twee artikelen, die we over dit onderwerp nog mogen schrijven, eenige vragen, die voor de hand liggen, te beantwoorden.

Hoe moeten wij dan in onzen tijd, als gereformeerde menschen, de eischen voor het gezinsleven stellen?

Ons antwoord is: door drieërlei reformatie te vragen.

Reformatie in onze houding tegenover de hulpmiddelen van de opvoeding en het geestelijk leven.

Reformatie in de verhoiudingen in het gezin.

Reformatie , in de waar de er ing van beginselen onze omtrent het gezin.

Allereerst hebben onze gezimien dringend behoefte aan een wijziging van, een reformatie in, de houding jegens de hulpmiddelen voor de opvoeding, over welke we beschikken. Al weet ik wel, dat ik door' het gebruik van da, t ééne woord „hulpmiddel" voor min of meer heterogeene dingen als b.v. school en catechisatie zijn (er is immers tusschen die twee een principjiëel verschil: nieten wei-ambtelijk) gevaar loopt den schijn op! me te laden, dat ik alles op éénzelfde wijze waardeer, wat hulpmiddel op één of andere wijze is, toch meen ik dit woord wel te mogen gebruiken, wijl het zoo dienstig is, om kort weer te geven, wat de bedoeling is. Ons gezin trekt zich terug, — dreigt althans dit te doen — van die hulpmiddelen. En dat is buitengewoon gevaarlijk.

Hoe toch is de werkelijke toestand bij de opvoeding? Dat de kinderen veel meer dan de ouders vermoeden, gevormd worden buiten het gezin. Speciaal op school. En nu is het zoo opyiallend, dat er zoo heel veel ouders zijn, die zich van den gang van zaken op die school zoo buitengewoon weinig aantrekken. Men stuurt de kinderen — men is Wij, wanneer ze „overgaan" — gewoonlijk nijdig (een enkel maal op het kind, maar meestal — heel dwaas) op de school, wanneer ze niet „overgaan" — en verder laat men de zaak op z'n beloop.

Zeker, dat is ook héél pijnlijk voor de (gelukkig 'ipg) velen, die ons onderwijs, zoowel L'. als M. O. dienen, en die met hart en ziel zich op het werk werpen, om de kinderen (behalve: „kennis bij te ürengen") ook ben nog te leiden naar den geest der ouders en naar de roeping van den christendocent. Gebrek aan belangstelling is niet alleen pijnlijk, maar moet ook opi den duur oorzaak zijn voor inzinking.

En al lis — in 't gemeen genomen — de toestand, wat dit betreft, bij het Lager Onderwijs nog beter dan bij het Middelbaar, toch is er gevaar, dat de ouders veel te veel de school maar school laten, en „in goed vertrouwen", dus met een mooien schijn, van de dingen, die zoo nauw samenhangen met de taak, die ze als ouders dagelijks hebben, zich afmaken.

En nu kan hier niet a.Ues gezegd. Maar toen we in ons tweede artikel wezen op 'gevaren, die speciaal van de zijde van ons M. O. dreigden, hebben (zooals gewoonlijk in dergelijke gevallen) sommigen zich dat aangetrokken — maar dan juist zij, die het zich niet aantrekken moéten. Neen, op sommige scholen, en op verscheiden leeraars en leeraressen is het toen gezegde niet van toepassing — maar er zijn ook scholen, die christelijk heeten, — en ik blijf volhouden, dat er zulke werkelijk óók verscheidene zijn — waar de geest anders is, dan die van het gereformeerde gezin; dat ik hier (gelijk in mijn tweede artikel) speciaal die inrichtingen van onderwijs opi het oog heb, waar men wel in „christelijke" maar niet in „gereformeerde" handen het regiem legde, behoeft hier nauwelijks betoogd. Maar nogmaals — men kan in een krant niet alles zeggen.

Om echter de gave scholen, en de goede lelementen aan de minder „positieve" niet teleur te stellen, is het noodig, dat de ouders gaan meeleven. Meeleven metyhéél de school; en waar dat soms minder gemakkelijk gemaakt wordt, dan toch meeleven en belangstelling toonen a.an hen, die op de bewuste school de prïncipiëele krachten zijn. Zóó wordt de onderlinge liefdeband gesterkt, en zóó ook alleen kan er van de school een goede invloed uitgaan op het gezin, en van het gezin een invloed ten goede zich uitstrekken naar' de school.

Wij zullen telkens weer moeten zinnen op middelen, om het de ouders te doen verstaan, da.t het onderwijs hun zaak is. Dat zij de school als een stuk van hun terrein hebben te zien. Dat ze niet alleen maar naar school, naar het hoofd, naar den directeur, naar den rector hebben, te komen met klachten, wanneer er iets niet in orde is, huns erachtens — maar dat ze met de school hebben mee te leven, gelijk in de dagen van ouds de menschen met de school — dat was tóen nog bijna uitsluitend „de lagere" — hébben meegeleefd. Indien dat gebeurt, dan zal de school een sterke positie innemen — 'dan zal ïlie school een ïnaeht vormen juist tegen de verwildering van sommige gezinnen, gelijk die dreigt.

Deze toestand wordt door „onze" mannen en vrouwen van het onderwijs als de idealei beschouwd. Werkelijk men staat niet te hoog, om het liefdevol meeleven der ouders te waardeeren. Maar dan moeten de ouders ook niet te laks zijn om hun medeleven blijmoedig en liefdevol — als het noodig is — ook door een offer te toonen.

Wanneer dan tevens een houding van belangstelling wordt aangenomen jegens de cia, techisatie; wanneer dan zooveel doenlijk de kinderen naar „de leering" worden gezonden; wanneer men ook met die catechisaties meeleeft, dan bestaat er kans, dat men ook weer wat meer die catechisatie zal gaan zien als „vanzelfsprekend", en dat men niet, zooals thans in menigen kring het geval is, het feitelijk dwaasheid vindt, de kinderen eerder dan een jaar voordat ze „aangenomen" (!!) worden, te sturen.

De belangstelling in de hulpmiddelen voor de opvoeding beteekent: belangstelling in het geestelijk welzijn van het gezin. En in menigen kring moet men zijn houding te dezen opzichte reformeeren.

Ook de verhoudingen in het gezin roepen wel degelijk om reformatie.

We denken dan allereerst aan de fouten, op welke we in ons eerste artikel reeds wezen. Zeker, ik weet wel, daar zijn omstandigheden, tegen welke niet veel is te doen. Dat de scholen en de cursussen, de lessen en de vergaderingen zekeren tijd vragen, staat wel vast. Maar nu is het zoo-verschillend, hoe men onder deze dingen staat. iOf men ze als vanzelfsprekend, zonder eenige critiek aanvaardt, dan wel, of men alles doet, om de verbrokkeling van het gezinsleven zooveel mogelijk te keeren. Heel het gezin moet telkens weer dat uit-elkaar-leven van het gezin, gevoelen als een fout En alles moe.t door de ouders gedaan worden, wat ze maar even kunnen doen, om het huis werkelijk een tehuis te maken, zoodat de kinderen hunkeren naar het gezellig samenzijn in den huiselijken kring.

En hier rijst dan meteen de vraag, of niet, véél meer dan in onzen tijd veelal geschiedt, rekening gehouden moet worden met de moeders in de gezinnen. Er zijn huisvrouwen, die den geheel en dag alleen zitten met de zorgen voor het , gezin, , en die des avonds de volle verantwoordelijkheid van de opvoeding ook nog op haa, r schouders hebben, wijl vader avond aan avond weg is naar vergadering en vereeniging. Het wordt tijd, dat er eens een bond komt van menschen, die als bond slechts eenmaal per jaar vergaderen — en dan met de vrouwen en zonder sigaar — en die op die vergadering de vrouwen laten getuigen van haar dankbaarheid voor den bond. Het doel van den bond zou moeten zijn, dat iedere huisvrouw en moeder moet kunnen getuigen: ik heb mijn man tenminste drie avonden per week thuis.

Dat alle arbeid dikwerf op de schouders vapi enkelen rust, is helaas waar. Maar zouden de vrouwen ook hier weer niet elkander kunnen helpen? Die van drukke mannen kunnen die van weinig meelevende mannen eens aansporen haar mannen aan den arbeid te zetten. Dan komt er vanzelf tijd vrij voor degenen, op wier schouders nu nog maar al te dikwijls alles is geladen.

O, ik weet wel, dat zulke dingen, wanneer ze gezegd worden, niet ernstig genomen worden. Men zegt dan: denk toch niet, dat ge zoo eenvoudige oplossingen voor zóó'n ingewikkelde kwestie kunt voorstellen. Och neen, ik denk niet, da.t ik dat kan. Ik weet zeer wel, dat het niet zóó zal gaan, als ik min of meer schertsend voorstel. Maar wanneer er twee gezinnen waren, waar men tenminste eens ernstig ging praten over de Vraag, of men zijn roeping tegenover het gezin wel geheel nakomt — dan was ik allang tevreden. Dan had ik twee moeders een dienst gedaan. Jezus was bezorgd voor zijn ééne moeder. Loont het dan niet de moeite om ook eens om de belangen der moeders te denken? En achter de moeder staat een gezin. En een gezin is een heiligdom. Als het goed is, een heiligdom Gods!

In de tweede plaats schijnt het wel eens noodig, te wijzen op den éisch, dat ons gezinsleven meer .gees telijk moet worden, dan het tot dusver is. Er is — sin'ds jaar en dag zulk een ajfstand tusschen het geestelijk leven van ouders en kinderen. De vader spreekt met zijn zoons, de moeder spreekt met haar dochters. Over alles en allerlei. Maar zoo. buitengewoon weinig worden de kwesties van het geestelijk leven in enger zin aangeraakt. En dat is geen wonder. Het is voor ouders zéér moeilijk met htm kinderen over deze dingen te handelen, evenzeer als het voor de kinderen moeilijk is met de ouders van deze dingen te spreken. Maar de ouders hebben hier de taak, dat van hen het begin tot een gesprek over deze dingen kome. Zij zijn verantwoordelijk voor het leven hunner kinderen.

Nu is hier een andere fout. Dat is deze, dat de ouders dikwerf zoo buitengemeen weinig begrip toonen van de moeilijkheden hunner kinderen. In de rubriek „Opvoeding en Onderwijs" hopen we over deze moeilijkheden nog wel eens breeder te handelen. Maar reeds hier willen we zeggen: ouders vergeet toch nooit, dat ook gij, toen ge een kind waart, dacht als een kind en handeldet als een kind.

Indien het U als ouders gelukt, het vertrouwen te winnen uwer kinderen, juist in de dingen van bet geestelijk leven, dan bereikt ge niet

alleen dit, dat ge uw kinderea onder uw leiding kunt houden, maar ook, dat ge hen voorgoed aan u bindt. Want niets bindt meer, dan het samen geheimen hebben.

M.aar hjer moet niet het optreden zijn van het hooge vermaan, van het dreigen met dood en hel, van het blazen van den hoogen toren — majar veel moer de houding van het liefdevol begrijpen. De hand der liefde moet uitgestrekt en de teerei band die de harten vain ouders en kinderen samenbindt, moet in deze gevallen klaar blijken. En juist wanneer de kinderen in d e p u b e r t e i t s - p o r i o-de komen, en zij behoefte hebben aan sexueele voorlichting, doet zich de behoefte aan vertrouwelijken omgang met de O'uders het meest gelden., Immers dan jjeginnen ook de perioden van sirijd en moeite te komen. En nu geeft onze God zulk een prachtige aanleiding aan de ouders om zich te wennen aan vertrouwelijke gesprekken met de kinderen. Immers de sexueele voorlichting is taak van de ouders. Ook in dezeu is er vreeselijk gezondigd door christen-ouders. Maar wanneer zij op het terrein van het sexueele leven eenmaal het vertrouwen der kinderen hebben, da, n zullen zij een verovering bij hun kinderen gemaakt hebben, die ook in de dingen van het geestelijk leven, in enger zin, een zeer goede vrucht afwerpt.

En langs dezen weg nu kan in heel het gezin als vanzelf meer de toon des vertrouwens groeien.

En waar deze toon van onderling vertrouwen is, daar zal ook meer en eerder en beter de toon van 't geestelijk gesprek worden gehoord.

De kinderen zullen dan wel nooit groó'te menschen worden. Gelukkig niet. En wanneer er van die kinderen zijn, dan zullen de ouders wel doen, ernstig te onderzoeken, of ze ook met een jong farizeeërtje te doen hebben. Immers het zijn groote uitzonderingen, dat een kind over geestelijke dingen spreekt als een „groof" mensch. Maai in den toon die er in het gezin heerscht, zal dan toch komen een diepere ^lank. Men zal kunnen merken, da, t men in een christen-gezin is, waar ook de kinderen zich leeren gewennen aan den christelijken levenstoon.

Zie, dat zijn enkele van de dingen, waarin reformatie moet komen.

Verhoudingen in het gezin, die roepen om verandering.

En nu zeggen we allerminst, dat er niet nog zeer vele gezinnen zijn, waar het nog in orde is. Maar er hapert toch zeer veel in menig gezin.

Zal ons gereformeerd leven, zal ons christelijk leven niet wegzinken in verwereldlijking, dan moet de levenstoon in het gezin de christelijke z ij n.

En dan moet het gezin gezin blijven. Dat wil zeggen, dan moeten we ernstig waken tegen 'de verbrokkeling en de verbreking van de gezinseenheid.

En zóó kunnen we ons ook nog eens bezinnen omtrent de beginselen, die we, naar de Schrift, omtrent het gezin belijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

HET CHRISTELIJK GEZIN IN ONZEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's