GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

RELIGIEUSE OF AESTHETISCHE ONTROERING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RELIGIEUSE OF AESTHETISCHE ONTROERING.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In onzen tijd wordt de emotie, eA in nümeren zin, de ontroering van den aesthetischen mensch, meermalen reeds op zichzelf en „zonder meer" religieus geheeten. Sommigen binden daaraan nog de beperking, dat het object, dat ontroering wekt, moet overeenkomen met den hun bekenden wil van God, of met wat in het algemeen hun denkend verstand als goddelijk aanziet; anderen noemen de ontroering van den aesthetischen mensch zelf reeds goddelijk en zien in de wijze, waarop* ziji tot de levensverschijnselen nadert, een bewijs van divien vermogen.

Met opzet zeiden we het zóó: dat de mensch dezer eeuw zich niet wil verwonderen over de bekeering, maar liever zich bekeert tot de verwondering.

Immers: het begrip „be keer ing" heeft geen afzonderlijke plaats meer in de encyclopaedie van de leer der sonvereine zelfaanbidding van den modernen mensch.

Althans niet zulk een bekeering, waa^'over men zich verwonderen moet; een bekeering, die hoog er leven in ons zou moeten overstorten en straks ontplooien, dan alle andere menscbelijke levensvormen, waarin opwaarts streeft de geest der menschen, dit kunnen doen.

Want elke bekeering als instorting van goddelijk leven, (dat eerst niet in den mensch lag), strijdt tegen zijti denkend wezen, tegen de grondstelhng van zijn levens-en wereldbeschouwing: de evolutie - gedachte.

In deze evolutie-leer toch is geen ruimte voor de mogelijkheid, dat er tweeërlei leven zou zijn; een leven uit God èn een leven, dat principieel anders is, niet uit God, doch uit de zonde, uit het vleesch, uit den duivel.

En voor een openbaring, die, traaiscendent, van boven komt, is evenmin ruimte in het systeem der evolutie-leer.

Voorzoover nu de b e k e e r i n g door den „anttieken" geloovigen mensch is gezien en gepredikt als een ombuiging van het verstand èn van den wil; van het verstand, dat een openbaring, een gezaghebbe nde openbaring, aanvaiaidde, èn van den wil, die zich liet drijven door een motorische kracht van boven; voorzoover de bekeering, zeg ik, zóó gezien werd, kon de modern, e mensch ze niet meer bewonderen als den neerslag van Gods werk, doch alleen verfoeien, lals grove verwerping van zijn evolutionistisch geloof. En daarom werd de bekeering, als transcendentale daad, als feit, dat éénmaal principieel in de ziel gewrocht wordt, verworpen.

Maar in de plaats daarvan trad nu de „bekeering" als het normaal proces van alle in zelfontwikkeling opklimmend leven. Deze bekeering is geen feit, doch een toestand; zij heeft geen wedergeboorte achter zich, doch is met de geboorte gegeven; zij is niet particulier, doch universeel; 21} is niet een werk van God in ons, doch openbaarwording van God door ons. Eigenlijk worden wij niet daarin bevrijd, doch God komt daarin tot zelfopenbaring, dat is: tot bewustwording; tot vrijheid dus.

Daairom is dan ook de verwondering over deze vrijmaking van het goddelijke in ons de hoogste wijsheid. Zij is actueel in zooverre ze den mensch als nieuw-gevonden leerstuk is bijgebracht in den bepaalden tijd, die hem uit de donkere leerkamers der revelatie deed opstijgen tot de trappen van het gebouw der evolutie, het gebouw, dat behalve school, óók tempel, behalve huis y^an inzicht óók woning van leven was! Doch anderzijds is de verwondering over de bewustwording van God in den mensch, volstrekt niet alleen een actueele incidenteele zegepraal van zijn verlicht verstand, (doch ze behoort ook in den mensch zich te vernieuwen van dag tot dag. Immers, waar tempel en profetenschool zijn saamgevallen, en de bewustwording van de goddelijke beweging in ons diepste zijn tegelijkertijd ook is de opgang van God in de „achteraffe Essentie van ons Zijn" (Kloos), daar is de emotie zelf een stuk religie geworden; zij is de zachte huivering van de geestelijke puberteit, de kuische opbloei van het leven, dat volwassen wordt en niet weet het geheim van de eigen nieuwe krachten, die een uitweg zoeken in den mensch, ook als hij nog geen naam heeft voor wat nieuw in hem is en werkt.

Met deze gedachtenreeks nu zien we. hier twee dingen samenhangen, waarop we even wijzen willen.

Het eerste is, dat dus de verheerlijking van da emotie, de canonisatie van de, ook aesthetische, ontroering, dus wel waarlijk een verschijnsel van den lijd is; en dat dus achter d'eze schoone verbeelding, die zich er op beroemt, met geen dogm a iets te maken te hebben, toch wel w a, a r 1 ij k een leer, een beschouwing, een t h e O' r i e, een geestelijke tij ds trDoft'i-, ing gelegen is. Of men het weten wil of niet — het zijn de denkers der eeuw, die het paadje geschoffeld hebben, dat voert naar den tempel der gansch inwendige emoties.

En het tweede, waarop we willen wijzen is, dat op deze wijze wordt geanticipeerd op het visioen van Patmos, dat er in de stad Gods geen tempel meer zijn zal. Want God is overal; en het licht schijnt overal, en Christus — wie is eigenlijk geen

Achter deze beleving ligt leer, achter deze aanschouwing ligt beschouwing, zoo zeiden we.

Zoowel in iemands p e r s o o n 1 ij k leven, alsook in heel het geestelijk milieu, waaruit hij opkomt in zijn tijd, kan dit worden aangetoond.

Van beide kan men Richard Wagner het voorbeeld vinden.

Dat juist naar hem verwezen wordt, zal niet bevreemden. Hij is immers een yan de menschen, die over, de verhouding tusschen religie en kunst zeer veel geschreven hebben. Om zijn persoon en werk is een heftige strijd gevoerd, zoodat juist in verband met z ij n aesthetische werkza, amheid de verschillende stroomingen, zich goed en wèl aan het woord hebben hoeren komen. Wagner heeft niet minder gepredikt, dan dat de kunst heiland was; tot haar moest de menschheid zich bekeeren; kunst en religie zijn voor hem telkens weer één. De kmist — aldus Wagner — redt den keni der religie; wie bepaalde Symphonieën van Beethoven ondergaat, die heeft de openbaring vernomen; en wat zij tot hem zeide wa, s: ik weet dat mijn Verlosser leeft.

Zoo is Wagner de man, die „boven artistieke werking poëtische ontroering bedoelde" i). En hij heeft die ontroering willen wekken door de muziek; want waa.r de andere kunsten van de schaduw slechts spreken, daar spreekt de muziek van het wezen; in haar stgrt zich de wereldziel uit; het diepste wezen kan zich niet in het woord, maar wel in den toon openbaren en vrijmaken.

Zóó groot is de invloed van Wagner geworden, dat men van Bayreuth, een plaats van „religie" gemaakt heeft; de term Bayreuth-religie is ernstig bedoeld. Ja, er zijn er geweest die in Bayreuth de voleinding van het (arische) mysterie hebben gezien 2); en er zijn nog „paladijnen" 3) va, n Wagner, die zich om dezen lof verheugen *), ook al is hij zeer overdreven en ten deele tegenover Wagner's bedoeling onrechtvaardig 5).

Tenslotte: men weet, dat Wagner vooral in zijn drama Parsifal heeft neergelegd zijn belijdenis in kunstvorm. Over de Boeddhistisch-christelijke tendenzen van den .Parsifal, dien „anderen Christus", spreken we nu hier niet opzettelijk. Maar warmeer de AVagnervereerders van Parsifal een liturgie en van Wagner een Zaligmaker en van Bayreuth een Jeruzalem maken, dan mag er toch wel gewezen worden, dat achter heel deze aesthetische melodieën en verbeeldingen, gelijk Plarsifal ze ons doet zien en hooren, tenslotte niets anders zit dan leer; geloof; denken.

We zeiden het reeds: Wagner is kind van zijn tijd. West-Europa was van zijn eigen cultuur oververzadigd ; en wat Rousseau in zijn revolutionaire hersenen uitgebroed heeft, daar gaf Schopenhauer filosofische terminologie en argumentatie aan; de filosofie van de onthouding, va, n de wereldontvluchting. Het was toen ongeveer gelijk nu: na een periode van gespannen activiteit kwam de onlust; men zag uit naar het Oosten of ook vandaar de verlossing komen kan; oostersche wijsheid leende gewillige spreuken. En als Schopenha, uer het feit der smart, en het medicijn der ascese, van den inkeer tot zichzelf en den uitgang uit de wereld heeft gepredikt, dan wordt naar deze theorie ook Christus' beeld omgevormd.

Jezus Christus is voor Schopenhauer symbool en personificatie van de ontkenning van den wil tot leven; hij werd zoo een symbool van ascese, onthouding èn van medelijden. En toen Schopenhauer's filosofische bedenksels door de theologie der critische gezindheid gretig werden overgenomen, omdat ze hielpen bij de afbraak va, n het antieke geloof, toen was de tijd rijp voor een geest als in Wagner's Parsifal aan het woord getreden is. W^ant die Parsifal is zuiver Schopenhaueriaansch bedenksel. De God van Wagner's Parsifal wordt vervluchtigd; de Christus krijgt de boeddhistische lijdens-trekken en de vermoeidheid doet het leven afzweren; zelfverloochening en verlossing; Golgotha is niet anders dan schouwtooneel van medelij den.

En Parsifal, inplaats van de s c h e p p en d e kracht van zijn .auteur te bewijzen, demonstreert, dat ook deze groote man, Wagner, dit genie, kind van zijn tij d is.

Terwijl zoo achter den Parsifal de geestelijke achtergrond ligt van heel de denk-worsteling van Wagner's eeuw, daar ligt óók, in Wagner's persoon-1 ij k leven bovendien wel degelijk een den k-worsteling achter de schepping zijner kunst. Het waren persoonlijke levenseivaringen, die hem in de armen van Schopenhauer voerden; het was eigen denkwijze, die hem den Jezus Christus van Schopenhauer leerde zien; het was eigen depressie, die hem Schopenhauer's pessimisme en zijn quietisme deden liefhebben.

En de waan, die straks zijn kunst als heiland zou uitroepen, die dus scheppend opitreden kon, naar hij dacht, krachtens het charisma zijner kunst, die man, die den Verlosser wilde verlossen door het christendom van het joodsche optimisme te bevrijden, die man is in dit alles passief geweest eer hij actief worden kon; hij wa, s discipel voo^rdat hij profeteerde; hij heeft gedacht en geloofd en zijn bewustzijn inhoud 'laten geven, eer hij' kon vinden de woorden en de tonen voor zijn emotie, en de ontlediging van zijn zijn.

Deze dingen zijn voor ons niet zonder beteekenis.

Want onze tijd heeft weer ooren naar Wagner's verheffing dér kunst. Hij wil ook weer den Heiland der antieke gedachte verlossen; hij is ook vermoeid en in weinig opzicht weer uitziende na-ar het Oosten en het Boeddhisme.

En vooTZOover daarom de mensch van dezen tijd zich ook bij Wagner aansluit, kan het zijn nut hebben uit de feiten van z ij n leven ondersteuning

te zoeken voor de gedachte, dat ontroering niet los staat ran' tiet denken; dat de emotie niet een goddelijke macht is, die kleur geeft aan haar object zonder gekleurd te z ij n, doch dat zij zelf dienstbaar is aan een diepinliggend beginsel, dat het leven beheerscht mèt zijn ontroering.

En over het andere, dat wij noemden, spreken wij daarna.


1) Gerard Brom, Areopaag, Hilversum. Paul Brand, 1923, bl. 1.

2) Leopold von Schroeder, Die VoUendung des arischen Meysteriums in Bayreuth (1911).

3) Het woord is van Gerard Brom, a.w. 15.

4) Houston Stewart Chamberlain, Mensch und Gott, München, 1921, S. 385 r.

5) Alfred Bertholet, Aesthetische und Christliche Lebensauffassung, Tubingen, 1910, S. 12/13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

RELIGIEUSE OF AESTHETISCHE ONTROERING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's