GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERD FARIZEISME?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERD FARIZEISME?

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den laatsten tiJd kwam de^ vraag aan de orde, in hoeverre men kan spreken van een , , gereformeerd farizeisme". ^De een acht het aanwezig, de ander ontkent het. Afgedacht van een bepaalden vorm, waarin de aanklacht zich zou kunnen aandienen, is het de moeite waard, de kwesüe onder de oogen te zien: want, dat er menschen zijn, die gereformeerden en farizeeërs aan elkander verwant zien, valt niet te loochenen. Al is de aanklacht nu zeer voorbarig en dikwijls ontbloot van deugdelijke argumentatie, toch valt zij te onderzoeken. Daartoe is allereerst noodig een' inzicht in het wezen van het farizeisme. Ze verklaren de „wet" overeenkomstig de overlevering; kennen daaraan bindend gezag toe; neigen over tot het secta-. rische; en miskennen straks het wezen van de „wet". Van de wet maken de Farizeeërs een complex van geboden en inzettingen, waaruit de idee van „genade" wordt weggeredeneerd; die van „verdienste" komt daardoor in de plaats; gevolg: uitwendige gerechtigheid. Ten aanzien van het .„volk des lands" nemen 'ze een afzonderingspositie in. Nu kan men den gereformeerden mensch wel op uiterlijke verschijnselen wijzen, waarin • bij met den farizeeër min of meer overeenkomt, . al moet biJ voorbaat gezegd worden, dat deze redeneermethode niet deugt. Zoolang men toch aan deze methode vasthoudt, vallen de aanklachten licht te weerleggen en is haar onhoudbaarheid al uiterst gemakkelijk aan te toonen. Men behoort dan, ook een andere methode vair onderzoek te volgen en te vragen, of het w e z e n van het farizeisme op dat van het gereformeerde lijkt. Dan antwoorden we óók nog: neen.

V(b)¹).

We denken nog a, an de verhO'Uding tegenover de wet.

De Farizeeërs hebben de wet naar voren geschoven als middel toit verdienste. Maiar de G-ereformeerde prediking schuift onder do „dankbaarheid" het. fundament der souvereine verloiSsing. De Synode van 1905 heeft met nadruk gewezen op het rapport' tusschen Gods werk. in de eeuwigheid •en ónze verantwooTdelijkheid in den tijd, zelfs zoo nadj: ukkelijk, dat velen buiten de 'Geref. Kerken ..het alweer rifkeliik kettersch vinden.

En de Gereformeerde prediking bewij'st^ dat dè Gereformeerde van de farizeeuwsche werkheiligheid vreemd blijven wil; dat hij ook aian zijn geloof en zijn geestelijke bevinding niet den minsten stoun wil ontleenen voor zijn verzekerdheid, tenzij hij ook deze heeft leeren zien als vrudht van wat '& od in zijn hart heeft gedaan. Hierin gaia, t dé gereformeerde dan ook rechtsdraads in tegen den geest van het farizeïsme.

De ontwikkeling van de gerefoxmeerde theologie geeft hier óók getuigenis. Zij' heeft zich wel op het dogma geworpen met ontzaglijke kracht. Maar van de e tb i e k heeft ze lang niet in dezelfde mate Werk gemaakt; en als zij' het deed, dan was het vaak op een manier, waarbij' de incoaisequentio van het gereformeerde denken niet viel te miskennen, soms zelfs voor het grij^jen lag. Bij den Farizeeër , 2011 de verhouding juist omgekeerd geweest zijn. . En dan: hebben de Gëreformeerdien oioit de Far rizeeëft gevolgd in hun opeenstapeling van geboden en Voorschriften? Hebben zij' so'ms naast de „gehoden" hun „evangelische raadgevingen" gesteld? Of spitsvondig ondersclieid gemaakt tusschen dooden andere zonde? Het lijkt er niet O'p. Gerard Bro'm heeft nog pas aan de bestrijiders van Rome het recht ontzegd, om aan de ïloomsche ascetische neiging, welke „boven 't minimum van geboden nog „raden" voor vrije _ toewijding overlaat", „het begrip Farizeïsme te hechten". Want, zoo zegt hij, de Farizeeërs „eïschten met woorden wat ze metterdaad niet deden", zoodat ze dus „anderen ondragelike lasten durfden opleggen, die ze zelf met geen vinger aanraakten". Tegenover hen stelt hij dan de Roomsche priester.s, die „zich allesbehalve vrijstellen van de algemeena regels, wanneer ze daarbij nog biezo'ndere bepalingen op zich nemen om hun buitengewone verplichting als zielzorgers te bekrachtigen" ^). We laten de bewering van Brom verder rusten. Maar als hiji zóó zich kan verdedigen tegen de aanklacht van "Farizeïsme, dan mogen de Gereformeerden wel in ieder geval hun pleitrede opstellen, de 'Gereformeerden, die immers aan de opstelling' van extrabijkomende evangelische „raden" zich niet gewaagd hebben, en die van de geboden der goddehjke wet géén enkele editie met supplement hebbe'ii gegeven.

Wij/noemen nog een a, nder kenmerk van het farizeïsme: zijn verheerlijking van het O'fficiëele gezag, van ai wat maar de: i tabberd draagt. Nietwaar, de farizeeën, dat zijn de menschen, die de wet kennen; de. rest is - de schare, die de wet niet kent. En achter hun bestrijding van , Jezus ligt ook de wrok van den drager VianJhet ambtsgewaad tegen den verkondiger van het vrijte woord; , bet verzet van den reglementai*' „geëxamineerde" tegen den (in hun oogen althans) autodidact. De Farizeeër, zoodra hem het vuur te nauw aan de schenen gelegd wordt, móet trouwens wel de vlucht nemen tot de onschendbaarheid van het „ambt"; het vrije woor'd, de inttü'tie, de inspiratie, die van boven komt en het instituut van het officiëele leergezag niet heeft gepasseerd, kan bij' hen geen genade vinden.

Maar óók als we daaraan - denken, kan de Gerefonneerde mensch van dezen tijd rustig zijn. Waar hebben de eerbied voor het ambt èn de frissche aanleg, van den ongeschoolde elkander ooit op gelukkiger wijze ontmoet, dan juist bij de Gereformeerden? Hun kerkorde houdt de baan O'pen voor de buitengewone gaven, van hen, die oo> k zonder officiëelen leergang te hebben gevolgd, dragers kunnen zijn van de profetie. En niet zoodra isijn ze ontdekt, of hun "plaats wordt hun toegewezen op voet van gelijkheid met wie langs den weg va.n' studie tot het ambt kwam. Waar hebben de ouderlingen evenveel gelijkheid in.machtspositie met de predikanten als juist" in de •Gereformeerde Kerken? Waar is de poging tof vermenigvuldiging van „ambten" krachtiger onderdrukt dan biji-de Gereformeerden? De praktijk wijst uit, dat er andere kerkgroepen zijn, waar men gezegend is met een heirlegcr van ambtsdragers, die-allen min of meer „gewijd" zijn, en die toch O'Ok onderling weer, zeer s.cherp van elkaar onderscheiden zijn, want een catechiseermeester is heusch toch geen do'minee, en een bezoekbroeder of neger-zendeling is dan toch maar niet' Zijn-WelEerwaarde. Ook is een diakones maar een diakones, maar „gewijd" i s ze toch. Zulk een 'tegenstelling tusschen ambt en „leek" was 'va.n ouds een kolfje naar de hand 'der Farizeeërs, die immers ook de scheiding tusschen priester en volk niet ophieven m.aar forceerden. Maar kom eens bij de gerefO'rmeerden. Op het ambt^ staan ze; maar niet zooals velen, die om hen lachen, en die zelf de plechtige inwijldinkjes en inzegeninkjes en wijdinkjes vennenigvuldigen. De Gereformeerden blijVen eenvoudis bij de ambten, die zij uit den Bijbel afleiden eS wierpen met de looppas heel wat traditie-ambtelijtheid O'Verboord. Én nergens is OE minder afscheiding tusschen ambt en volk 'dan juist bi| hen. Hun preeken zijn het diepst, hun exegese het meest doorzichtig. Zij hebben trouwens niets achter te honden op de studeerkamer, zooals de preekbroeder, die zijn „wetenschap" laat op de studeerkamer, maar het „geloof der gemeente" behoudt voor den preekstoel; wie zien wil, kan weten, dat de laatste houding eerder dan de eerste kan doen ovei'hellen tot het farizeeuwsche begrip van afscheiding tusschen den man, die het .weet en den „leek". 'Het zijn trouwens de gereformeerden? die het hardst vochten 'tegen het begrip „leeken" en het meest deden voor het „begrip" vèjU de „leeken".

En de historie bewijst, dat het gerefo-rmeerde de dood is voor de hiërarchie. Gereformeerde sanhedristen zijn er niet. De gereformeerde kerken hebben geen classicale besturen met vaste presidenten en ze hebben geen classicale en synodale vergaderingen met bhjvend gezag. Hun „meerdere vergaderingen" kimnen niets behandelen, dan wat uit het volk zelf opkomt; haar agendum wordt haar voorgelegd door de kerkelijke kringen van beneden af. Bij de sluiting is de „meerdere vergadering" tegelijk ontbonden ook. Het is eenvoudig ridicuul, dat menschen, die zelf zuchten onder verambtelijkte heeren van een of a, nder kerkelijk verzuurd (ik bedoel: verdaurzaam'd) college, den gereformeerden het farizeïsme durven aanwrijven': ' den gereformeerden, die de hiërarchie de deur uitgeworpen hebben en die tot. in de kleinste plaatsen to^e verplichte aiftreding van kerkeraadsleden invoeren.

Ik noem een ander punt, n.l.; de verhouding van den man der kerk tegenover den „vreemde". Men herinnert zich het farizeeuwsche standpunt tegenover den „am-hai-arets".

Verwijt men den Gereformeerden een tekort aan barmhartigheid tegenover den vreemde? Zij' zullen zelf het eerst het hoofd buigen en klagen, dat ze vaker zeggen dan beleven, dat „de genade mededeelzaam is". Misschien is het niet onjuist gezien, dat in de praktijk (de theorie was al ver vooruit aan de praktijk) bij een groep gereformeerden het verzet tegen de leuze, dat „godsdienst privaatzaak" is, eerst recht levendig werd, toen', in het linksche kamp de kreet werd aangeheven, als' .wachtwoord in den oorlog.

Maar zulke beperktheid van bhk is biji iedere groep te vinden; iedere kring moet vechten met hen, die de consequentie niet aanstonds zien.

Zeker, het heeft wat la.ng geduiu'd, eer de gereformeerden klaar stonden voor evangelisatiewerk. Maar behalve uit de noodzakelijkheid van de vooropstelling van den arbeid tot grondlegging vian het eigen kerkelijk leven, is tot verklaring daarvan ook aan te voeren het feit, dat gereformeerden, voordat zij' een zaak aanpakken, eerst over de methode en de richting en de doielstelling van hun werk zich willen vergewissen; men denke aan de congressen voor evangelisatie in hun kring. Methodisten begrijipen va, n dit „methodisch" werken niet veel; gerefomieerden d'es te meer; en de uitkomst geeft hun meestal gelijk.

En inzake het werk naar buiterf, naar den vreemde buiten de grenz en, „denk ik weer aa, n Spengler. Hij maakt ^) onderscheid tusschen de Joden van Mesopotamië en - die 'wan Judea. Hi| zegt, dat de Joodsche geest zich in den vreemde wat gemakkelijker bewoog dan in het eigen orthodoxe Judea. Vandaar.dan ook, aldus Spengler, da, t de mesopotamische richting meer in het apokalyptische, en de Judeesche meer in het talmoediscbe zich zocht uit te leven. De mesopotamische Jood verlangde dan ook de uitbreiding van het Joodsche leven; de expansiezucht was zijn keimierk. Maar de Judeesche Joo'd was meer de maai van 'de verschansing, van de retirade, van 'de hooghartige zelfonttrekking aan den vreemde. Dus heeft volgens Spengler het apokalyptisch besef bi| de Mesopota-.mische Joden de propaganda' in 'de hand gewerkt en den geest verruimd. De Schriftgeleerd'en bleven, ; liever thuis, proper en netjes.

Nu wil het geval bij' de Gereformeerden,

dat zij beschuldigd worden van gebrek aan apokalyptisch besef (te wefnig toekomatvragen, te kort aan adventstemming, gebrek aan bewogenheid mét het wereldleven en onwil om de groote idealen der toekomst in internationaal leven.en strij'den te dragen, naar men klaagt). To'Ch moet tegelijkertij< i erkend wofden, dat zij, naar draagkracht, zich voor de zending het meest inspmmen tot in alle geledingen van het volk toe. De horizonten worden afgezocht. In Silezië gingen Gereformeerden kerkvisitatie doen. Hongarije heeft geheeten het gereformeerde wingewest. Kr wordt prachtig werk geleverd in Indië; in Amerika eveneens, om van Afrika maar te zwij'gen. Bij de Farizeeërs, zegt öpengler, stond Galilea reeds onder verdenking vanwege de onzuiverheid, wel te verstaan. En in Babyion mocht geen rabbijn gewijd worden. En proselieten moesten toch in elk geval goed en wel voelen, dat ze maar va, n "buiten waren. xVIaar als de gereformeerde zending werkt, dan is het haia, r een eer, een kerk te kunnen institueeren van ininlanders, en een vreugde, 'aan de ambtsdragers van die geïnstitueerde kerk te geven de volle rechten. Dat is toch anders dan farizeeuwsch.

En dan moet men nog weten, dat de Gereformeerden in Utrecht, 1905, zeer bepaald de farizeeuwsche proselietenmaierij hebben veroordeeld. De Farizeeën wilden hun bekeerlingen zooveel mogelijk wringen naar de instellingen van hun geestelijke leermeesters. Maar de Gereformeerden hebben er op aangedrongen, dat het Oostersch type zich naar eigen aard zou uitleven, toit in de liturgie en de kerkorde en de coinfessie toe. Zie Art. 27 van de Utrechtsche Acta 1905.

Wie aan de farizeeiiwsche vasthouding aan tempelt'aal en tempelgeld en tempelritueel oök voor den man van buiten denkt, en dan' de gereformeerden, die toch heel erg op de formulieren en op de letter heeten te staan, in hun officie el e zendingsorde ziet zorgen voor een Oostersche liturgie enz. bij hun bekeerhngen, die moest eindelijk eens ophouden, zljh onbehoorlijkheden over hun farizeïsme uit te geven.

Trouwens, de steenen zonden haast spreken. Iedereen wist zoo ongeveer, wat de farizeeërs wilden; het stond ook allemaal netjes op een briefje. Maar laan de Gereformeerden heeft niet zoo'n klein getal buitenstaanders niet het minste houvast; vandaar ook, dat ze van alle kanten worden bestreden precies met tegenovergestelde redeneeringen.

Farizeeërs vormen een partij. Gereformeerden een kerk; hun kerkelijkheid is niet sectarisch, maiar : zoekt de breedte.

Farizeeërs verachtten het kiridërwBord, dat Jezus met zijn „Halleluja" (Matth. '21:15) prees: vat zouden kinderen? Maar gereformeerden héeten juist de „verbondspredikers", die om hiun grooten eerbied voor het beginsel der genade in ©en kinderziel veel laster hebben moeten verdragen.

En vooral: farizeeën zijti eenzijdig. Uit de tegenstellingen, die het Oude Testament deed zien, en die het «Israëlietisch denken hadden willen opschrikken, tot het rust vond in den Christus, zijln zij gevlucht in de eenzijdigheid. Preekte het Oude Testament zoowel de , wet als de verdwijning der wet door de genade, zij' waren fe zwak voor His - tegenstelling, ze verdroegen de spanning niet, en ^vluchtten in de eenzijdigheid van een wetsverheerlijking, die in der eeuwigheid niet mocht aangevochten worden. Precies zoo ging het met de ver--binding van de idee, dat de genade particulier, en ook, dat ze universeel is, want de Farizeeërs hielden zich voor het gemak maiair bijl het eerste. Zoo •gaat het-den Farizeeër altijd. Het is zijn vloek, dat hij te gemakkelijk is; dat hij de antinomie, de waarheid met tegen-waafheid, niet aandurft. Zelfs als hij' worstelt, is^ hij op z'n 'gemak gesteld. Wiant ge Tiunt gemakkelijker u in het zweet werken, om alle oneffenheden weg te krabben, die ge aan den' buitenkant ziet, dan tot de fundamenten der geestelijke . schatgroeven af te dalen. Dit laatste doet de farizeeër niet. Maiar de gereformeerd e theologie is-niet bang voor de schijnbare tegenstrijdigheid, voor pool en tegenpool, voor deze gedachte en de ander e, die haar aanvult. Zij aanvaardt zoowel uitverkiezing als verantwoor-. delijkheid; zoowel verlossing uit loutere en souvereine genade als plicht tot geloof en bekeering. ^Niet alleen de verbondsgedachte, maar ook de persoonlijke aansprakelijkheid, niet slechts het particuliere, maar ook het miiverseele darft zij in de genade te verkondigen. Zoolang de gereformeerde theologie deze tegenstellingen aandurft, kan zij niet farizeeuwsch zijn. Want de farizeeër kan alleen maar teren op de eenzijdigheid.

Zijn gereformeerden verstandelijk, en daarom farizeeuwsch? Het is een praatje. Christus heeft in de, Farizeeërs niet gelaakt hun verstand, noch hun dogma, maar wel, dat ze niet genoeg verstand hadden en niet genoeg doordachten. Zijn de gereformeerden zoo tuk op de bewaring der grenzen en heeten ze daarom farizeeuwsch ? Maar Christus verfoeide niet hun afzondering, maiar hun wellust' tot afzondering. Het is de oude kwestie. De een zegt: zet de kerk uit en zet geen mensch de kerk uit. De ander zegt: alleen door zuiverhonding van mijn bezit kan ik de wereld een zegen zijn. Farizeeuwsche afzonderingswellust is onbarmhartig. Gereformeerde ^uiverhouding is barmhartig, want ZOO' alleen kan. ze den wereldmensch dienen met een onbedorven geestelijk bezit.

Dat de Farizeeën Israels boom niet wilden kappen, dat was hun fout niet. God zelf wilde dat niet, zegt Paulus. Zij wilden alleen maar tot geen prijs de nieuwe loten erkennen, die God inentte op den ouden stam. Maiax dat is de gereformeerde ziekte niet.

Men moet eerlijk zijn. Zeker. Christus protesteert tegen-de farizeeën, die vinden, dat de kleeren van een , , am-ha-arets" h^n besmetten. Daartegenover stelt hij de idee: niet het uiterlijke, maar slechts het innerlijke kan verontreinigen. Maiar die zelfde Christus heeft óók gezegd, dat niemand de bruiloftszaal'inkomt, dan met een zuiver kleed. De bruiloftsgasten komen in Christus' gehjkenis uit heggen en stegen... dat is een woord tegen de farizeeën en de gereformeerden hebben ernaar geluisterd. Maar alle bruiloftsgangers in Christus' gelijkenissen moeten toch een wit kleed aanvaarden, al behoeven ze het dan niet zelf te weven, ziooals de farizeeër leert, omdat God het zelf geeft. Maar da, t laatste hebben vele gereformeerdenschelders juist vergeten.

Heeft Christus dè Farizeeuwsche leidslisden gegeeseld omdat ze de preoiesen waren, Oif de •menschen van de letter? Het lijkt er niet op. Hij, zelf heeft gezegd: haat ook den rok, die van het vleesch besmet Is; en dat is ook heel „precies"; en ook is uit zi|n mond gegaan de verzekering, dat geen tittel' of jota van Gods Woord ter aarde zal vallen; en dat is alweer heel „letterlijk". Maar Christus heeft getoornd, tegen deprecisiteit in de voorschriften, die menscheli|k zijn en niet goddelijk; en tegen de letterknechterij, die de letter losmaakte van den geest.' Dat maakt een heel groot verschil.

En als straks de Geest van Christus den man vormt, die met Christus' evangelie tot de heidenen zal gaan, Paulus, dan haalt hij! hem' uit de school van Gamaliel en uit de klasse der Farizeeën. Opdat de precisiteit, die eerst de farizeeuwsche ketterij uitwerkt, nu dienstbaar zal zijn aan de uitwerking van de Christelijke waarheid.

Ondoordachte .critiek heeft zoo> gemakkelijk spel, omdat ze precies is als het ora; kel der Farizeeërs. Dezen speelden voor het volk de mooie rol: ze waren de mannen van de ijzeren consequentie. Maar het was dan ook maar de consequentie van het gehalveerde dogma. De goddelijke antinomieën waren er uit weggedaan. D'aaiom waren ze erg populair, niet het minst biji de vronwen. Met al zijn strengheid ïs het farizeïsme geerf „mannelijk" type van religie. Maar Gereformeerden zijn niet erg populair; van beide kanten vallen tegen hen de schoten. En dal" juist, omdat ze^de antinomieën van Gods Woord ónverzwakt handhaven.

Het Bijbelsch Kerkelijk Woordenboek heeft grapjes gemaakt over hen, die„Haimmabdil" zeiden; dat waren zoo ongeveer de hedendaagsche farizeeërs, de separatisten, de genadeverbondelingen Maar weet de auteur van dit zinnetje niet, dat in het boek van Dr H. H. Kuyper, Ham-mabdil, geschreven is over: de goddelijke scheidslijn? Farizeeën schrijven over de scheidslijn der menschen. Weet hij niet, wat in dit boek, geschreven is over „het k-atholi.ek karakter van het genadeverbond" dat de schrijver handhaven wil, omdat , , het genadeverbond zich zoover uitstrekt als de Christelijke k^rk zich uitstrekt"? (bl, 135).

Hammabdil.... het is ongetwijfeld een aardige vinding, als men de gereformeerden er mee slaaji wil. Maar het woord is door Dr H-H-Kuyper ontleend niet aan de praktijk der Joden na Ezra; , met aan de reformatie van Ezra zelf, doich aan het scheppingsverhaal van Genesis 1. Daar staat, dat God scheiding maakte tusschen la, nd en zee, tusschen wolk en rivier, tusschen licht en donker.

Zoo is uit den chaos de kosmofe geboren. • En deze scheiding, dit „hammabdil", maakt dus geen afzondering, die uiteenscheurt wat bijeen hoort (dat is farizeeuwsch), doch malakt scheiding tusschen wat uiteen behoort te gaian, opdat elk deel zijn eigen aard zou volgen en vruchtbaiar zi|n aan het schoone geheel.

Een gereformeerde trekt zich niets aan van de schampei-heden om het doigma vato. „hammabdil"; want dat heeft met het farizeïsme geen zier te maken. Wie het goud, dat God den menschen geeft, hi een kluis bergt, die is separatist, farizeeër. Maar wie het „scheidt" van het slijk', die doet naiar de wet van „hammabdil". Wie zoo tegen de Gereformeerden, strijdt, heeft het niet tegen een farizeenwschen uitwas der verbondsprediking, doch tegen die verbondsgedachte zelf.

Daarom wijzen wij de aianklacht a, f. De Gereformeerde kerken zijïi niet geboren uit den strijd om een gezangetje, 'noch om de vraiag naar een paragraaf van een reglementenbundel. Het ging om de breede, de diepe waarheid!. De historie heeft reeds veel gesproken. De volkskerk, zegt Dr Hl H. Kuyper terecht, laat het genadeverbond oipgaan in het uilwendige *), en dat is juist het overhellen naar het farizeeuwsche. Buiten de Gereformeerde kerken is reeds veel leven, dat verloopt in gepeuter, in armoedige'zuiYerheidskenmerkjes, in n onderscheidingen (b.v. tusschen verzekering en pensioen), die gemaakt zijn om de traiditie toch maaj te redden. Buiten de gereformeerde kerken zijQ ze, die tusschen societeitsliederen en evangelische gezangen geen verschil zien, maa, r in gereformeerde evangelisatie zoo maar remonstrantisme ruiken i'); die schier krimpen van een frisch en vroom Wilhelmus in de kerk op Oranjedag, maar^ie met rust moderne lidrAaten inschrijven in het register met gereformeerde pen en inkt.

De historie waarschuwt. Het gereformeerde wordt geen farizeïsme. Slechts de eenzijdige loslating van één waarheid ten koste van de andere leidt er toe.

Het zou de moeite loonen, dit nader te ontwikkelen en met argumenten te ondersteunen.

Maar wij willen-dezen weg niet op. Wij willen niet de aandacht van de Gereformeerde Kerken afleiden, door de aanklacht op anderen te schui-• ven. Laat die anderen voor zichzelf toezien. Maar voorzoover de Gereformeerde" Kerken, die van zekere zijde altijd maar weer de „Gesoheidenen" heeten, in het geding kwamen, wilden wij de aanklacht onderzoeken.

Tot de aanklagers zeggen wij: ^ij oordeelt niet rechtvaardig.

Tot de dissenters: wacht u'voor de eenzijdigheid en voor den wellust der afzondering.

En tot de Gereformeerden: Wacht u, nu en • immer, voor het spelen van de mooie rol voor de oogen van het volk, door op één ge^daehte door te draven, als de andere er tegenover staat. Van 'Gods antinomieën moeten we afblijven, .van de menschelijke niet. Het farizeïsme is niet gereformeerd, maar de zonde ligt voor de deur, en de zondaar vlucht zoo licht in het kleed van den farizeeër weg van God, om zich te presenteeren aaai de deur der synagoge, . Laat ons blijven worstclen met de waarheid, meer dan met vele waarheden.'Op zichzelf. En-oarze afzondering zdj niet als die der farizeeërs, doch als van 'tiet Israël Gods, dat naar Gods eigen bedoeling uit alle volkeren werd afgezonderd om. zoo den stroom der genade zuiver te houden, en een-zegen te zijn voor alle volkeren.

Want zóó alleen worden wij pinkstergemeente': breed, o ja, maar met den Geest vervuld.

Zoo alleen zien wij. rijkdom in , , hammabdil". Want wie de gedachte van dit woord, eerlijk uit-, gelegd, verwerpt, wil van den kosmos der ge-, nade terugvallen in den chaos der zonde. Hij zal den vreemde niet kunnen ver lossen» en. zichzelf evenmin.


1) Door de verschijning van het blad in vacantiaformaat Woest art. V worden gesplitst. Hier volgt (met eeniga uitweiding) het achtergebleven deel van' art.. V.

2) Gerard Brom, Katholiek. Romen 1924, 141. . . Zn. Roermond,

3) Untergang des Abendlandes, 1922, II, 253 r.

4) Hammabdil, bl. 140 v.'

5) Historiséh!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1925

De Reformatie | 4 Pagina's

GEREFORMEERD FARIZEISME?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1925

De Reformatie | 4 Pagina's