GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

Het feestooncert der C. O. V. te Amsterdam.

De Amsterdamsche Christelijfce Oratoriumvereeniging vierde haar twintigjarig bestaan en deed dit natuurlijk met een concert. Ik heb gaarne vo, Idaan aan de uitno'odiging om op' te gaan met de feesthoudende menigte, en woonde het ee'rste deel der uitvoering bij; ; tO't mijn leedvpezen 'moest ik in 'de pauze vertrekken, zoodat ik van het tweede deel geen indrukken kan weergevien.

Wie niet wist, dat er iets bijizonders aan kié ; hand was zou het toch wel aahstO'nds bemertt hebben zoodra hij! zijn zfetel innam. Immers trof hij; een uitverkoicht huis, waaraan zelfs het bekende blauwe zaaltje, dat wel gelegenheid' tot hooren maar niet tot zien geeft, hulpdienst moest bewijzen; bloemen en palmen sierden het po'dium; een blijde stemming was bij koo'r en auditorium duidelijk waarneembaar; en tO'en Schoonderbeek een punt van zijn neus liet zien, 'daverde de zaal van het blijde geklap. Hij zelf scheen ook blijde met de blijden; zijn koor kreeg in 'de bekende armgebaren, to'en hij naar den dirigeerstoel (afdaalde, meermalen 'de O'pwekking O'm nu eens te toonen wat ze konden en hun beste bee'Utje voor te zetten. Eu het behoefde geen twijlfel te wekken of deze uitnoodjiging van den sympathieken leider weerklank zou vinden bij zijn goed gedisciplineerde en hem geheel to-egewijde volgelingen.

Ook het programma was feestelijk. Missdhiea zeg ik beter: was in correspondentie met het feest. Het bestO'nd niet uit één groot werk, zooals de C. O. V. ze pleegt te gevien^ doch uit 'een vrij groo't aantal nummers, alle gekozen voor dit speciale doel.

In de eerste plaats beantwooTdde aan de geschiedenis en den arbeid der vereeniging die verdeeling in feitelijk twee cO'ncerten; het eerste (vóói de pauze) O'uder 'directie van SohO'Onderbeek, het tweede (na de pauze) onder leiding van Hubert Cuypers. De verklaring ligt daarin, dat siads Schoonderbeek's ernstige ziekte, die deed vreezen of hij wel ooit weer achter den lessenaar zou plaats nemen, Cuyp'ers, die eerst hem vervangen 'had zO'O'lang zijn ongesteldheid hem het dirigeeren be^ lette, nadien met hem de taak van de muzikale leiding der vereeniging heeft gedeeld, zo-odat nu beiden O'O'k recht er op konden 'do-en gelden om een deel van dit feestcO'iicert onder hun directie te doen staan.

Behalve deze hoo'fdinideeling in tweeën was ook verder het programma symmetrisch samengesteld.

Het eerste en. het tweede deel begonnen beide met een feestelijk orkestnummer om er de stemming in te brengen en te hO'uden. Onder leiding van Schoonderbeek ging Weber's Jubelouverture (waarover straks nader), onder die van Cuypers zou de ouverture van Wagner's Meistersinger hulde brengen aan het koor. In het eeirste - deel volgden Idan twee Bach-nummers: een 'fragment uit Cantate 190

„Singet dem Herm ein neues Lied", waarin ook het koor medewerkt, en dantate 51 „Jauchzet Gott ia allen Landen"; beide nummers voior dte sopraansoliste Mia Peltenburg. In het tweede deel mooht Math. Nieuwerkerk als sopraan een aria van Wiagner en ran Mozart doen hooien.-Daarna volgde in beide gedeelten de piède de resistance voor de jubileerende vereeniging, n.l. Bruckner's 150ste Psalm (onder Schoonderbeek) en Cuypers' eigen compositie, het Te Deum Laudamus.

Zoo viel een strenge orde in Tiet gansche programma op te merken.

Of het nu ook voldeed?

Dat is in zekeren zin een /eer persoonlijke quaestie van den hoorder. Mjaar er is, naar ik meen, toch ook wel iets obj^ectiefs ran te zeggen. En wel, dat zulk een programma geen eigenlijk beeld geeft van wat de vereeniging doöt en kan, en dat het te zeer verbrokkeld is om in zijh geheel te voldoen. Het maakt den indruk, dat het motto had kunnen zijn: laat Voor lederen heilige zijn kaarsje branden!

Dit bleek niet zoozeer in het deelen van den avond tusschen Schoonderbeek en Cuypers. Ik wil geen kwaad daarvan zeggen, want dat moest zoo wel en had op; zichzelf nog niet tot dat verbrokkelde behoeven te leiden. Men had twee koorwerken kunnen kiezen, die beide een halven avond vulden, en dan ieder het zijne kunnen bieden.

Maar verder?

Ik begrijp, dat men het Condertgebouw-orkest, dat in deze 20 jaren zoo vaak heeft medegewerkt en zulk een aandeel heeft genomen aan het slagen der uitvoeringen, ook gelegenheid wilde geven, in een tweetal nummers zich afzonderlijk te doen hooren. Doch 'daarmede ging men toch eigenlijk reeds uit de lijh der Q. O. V. Wiant als het orkest medewerkt, isdit toch nooit meer dan medewerken, in een begeleiding, die, hoe belangrijk ook, nochtans nooit het karakter draagt van oen zelfstandige uitvoering. Had het feest de lijn der geschiedenis en van het karakter der C: . O. V. gevolgd, dan zou aan het orkest wel een schoone partituur kunnen zijn toevertrouwd, die het gelegenheid gaf uit te blinken, maar het zou geen eigen plaatsi hebben gekregen, die het op zichzelf genomen natuurlijk over-waard is, doch 'die niet past bij het karakter van den feestavond der jubileerende vereeniging.

De nummers voor de sopraan-soHsten droegen in nog sterker mate het karakter van „opluistering", zonder dat ze behoorden tot het werk der vereeniging zelve. Zoo was het in de 51ste cantate van Bach, en zoo zal "het ook wel geweest zijn in de aria's van het tweede deel van den avond, welke in de Wagner-en Mozart-nummers nog veel duidehjker de vraag deden oprijzen: wat heeft dit nu met de O. O. V. te maken en waarvoor dient het anders dan om aan een soliste gelegenheid te geven om zich te onderscheiden?

Zoo bleef alleen over Psalm 150 van Bruckner m Cuypers' Te Deum, en Van deze kon men zeker zeggen, dat ze alleszins in zulk een programma thuis behoorden.

Ik zou misschien toegevender geweest zijh in mijn beoordeeling Van het ons geboden programma, .wanneer niet mijn vrees vervuld was, dat iet hier zou worden een op den yoorgrond treden van menschen en naar den achtergrond wijken v, an het doel der vereeniging om in het samen zingen God te verheerlijken. Maar hoe stoorde mij het daverend applaus na het Allelujah aan het •einde der Bach-cantate no 51, dat ik niet anders kon vertolken dan als een uiting van bewondering voor de inderdaad kranige zangkunst van Mej. Peltenburg. Wanneer men echter gehoord heeft

Was der Himmel und die Welt Für Geschöpfe in sioh halt. Mussen dessen Ruhm erhöhen,

en dat goed, met zijln hart, heeft gehoord, dan slaat na het juichend Allelujah het geweldig applaus voor haar, die zich zeker zleer pnderscheiidde door de wijze, waarop ze dit moeilijk 'werk zong, toch lichtelijk als een tang op een dier, dat ik nu maar liever niet noem omdat vele menschen zoo moeilijk het derde van vergelijking kunnen vinden.

De mensch komt m.i. dan te zeer naar 'voren, figuurlijk gesproken len ook letterlijk, in het na afloopi weggaan en weer afdalen om zidh opnieuw te laten huldigen, dat tot de cüncertmanieren^behoort, waartegen ook niet-christenen, die de muziekbeoefehing hoog schatten, bezwaar malcen. Terwijl ik dankbaar erken, dat men den goeden smaak had, het eerste en tweede nummer zonder volgend applaus aan te hooren, speet het me, dat daarna de ontwijding kwam, die van deze programmasamenstelling het te verwachten gevolg was. Had men de jubileerende vereeniging zelve meer aan het woord gelaten, dan zou m.i. meer kans geweest zijh, dat het beginsel tot zijn recht was gekomen.

Ben ik wellicht te streng in mijh oordeel? Het kan zijn. Doch men schrijve dan mijn oritiek op de samenstelling van het programma alleen toe aan den wensch, dat de grondgedladite der vereeniging inzonderheid op d'e hoogtepnnten van haar leven naar voren kome en dat ook haar feesten een volstrekt eigen karakter dragen. Deze gestrengheid zie ze dan als liefde, die voor het beginsel ijvert en daarmede voor haar behoud. Want het Soli Deo Gloria geeft haar slechts recjht van bestaian.

De Jubelouverture van Weber is een 'bekend concertnummer, maar nimmer had ik haar gehoord zooals hedenavond. Het slot ervan kan elk , lied zijn, dat voor de gelegenheid geschikt is. Zoo heb ik haar meermalen hooren uitloopen in het „Wilhelmus". Ditmaal had Schoonderbeek de goede gedachte, haar te doen culmineeren in den 150sten Psalm, medegezongen door het koor (unisono). Dat was een moioi oogenblik. Wat klonk die Psalm, natuurUjk rythmisch gezongen, gedragen door zulk een orkest en het gedreun van zulk een orgel! Dit verheffend moment zal, wie het bijwoonden, niet spoedig uit het geheugen gaan.

De Bachcantate „Singet dem Herrn éin neues Lied" werd door koor, orgel en orkest m.i. geheel naar den eisch gegeven, onder de veilige directie van Schoonderbeek, die steeds meer de Bachvertolker bij uitnemendheid blijkt te zijh. Het klonk alles zooi zeker en bij alle bewogenheid tocih zloo vast.

Men zou alleen kunnen vragen, of 'bet niet vs^at massaal was.

En de moeilijke 150ste Psahn van Bruckner, een compo'nist, wiens werk zulk een eigen, zwaar karakter draagt, was een glanspunt van den avond. Schoonderbeek had alles en allen geheel in zijh macht en toonde zich weer de leider zooals we hem kennen en waardeeren, in wie de C. O. 'V. een onwaardeerbare gave heeft ontvangen.

Men zou misschien kunnen vragen: is het twintigjarig bestaan voldoende reden om te jubileeren?

Had men niet beter gedaan, te wachten tot het zilveren feest?

Ik geloof dat niet. Er was zooveel om dankbaar te gedenken, en dat men dan de gelegenheid aangrijpt om zich eens met elkander te verheugen, kan ik niet afkeuren.

Misschien mag ik hier voor breederen kring laten volgen, wat ik over de C. O. V. en haar plaats onder het christelijk publiek in het feestnummer van haar Maandblad schreef:

„Laat me beginnen met op te merken, dat reeds, het nuchtere feit van het twintig jaar bestaan en nu nog van levenskracht tintelen dezer Vereeniging alleszins voldoende be-wijst, dat zij een plaats onder het Christelijk publiek heeft verworven en haar recht daarop daadwerkelijk heeft getoond en bevestigd. Opgaan, blinken en verzinken is het lot van vele zangverGenigingen. Het O'pgaan geschiedt met een vaartje; het blinken is niet veel meer dan klatergoud; het zinken bewijst, dat zulke clubjes geen recht hadden op een plaats in ons Christelijk openbaar leven. De C. O. V. heeft haar moeilijldieden doorworsteld en haar crisisperioden gehad — de geschiedenis is ons door de artikelen in het Maandblad weer te binnen gebracht —; maar kon zij niet buiten zulk een strijd, ze heeft daardoor gewonnen aan kracht en mag er nóg zijn om de haaj toegewezen plaats met bekwaamheid en ijver te vervullen.

In de tweede plaats wil ik opmerken, dat zij in het krachtige muziekleven onzer hoofdstad als ze niet bestond geschapen zou moeten worden, want ons Christeli^^k publiek zou een onvervulde behoefte hebben als zij er niet was om "daaraan 'te voldoen. Zeker, ook in haar concerten zijn dezelfde elementen onder het publiek op te merken, die elders ontstemmen en de - vraag doen rijzen: is dit nu alles zuiver muzikale belangstelling? Maar zoo zal het in deze onvolmaakte wereld immer bUjven en wie wil beproeven, al het kromme recht te maken, bereikt toch zijn doel niet, terwijl hij niets tot stand brengt als hij niet beginnen wil eer het kromme wegge-reform'eerd is.”

En ook nu uit ik gaarne den wensdh', dat ide Amsterdamsche C. O. V. nog lang haar plaats onder ons Christelijk publiek met eere moge bekleeden-, tot roem van Hem, Dien 'zij wenscht te ^dienen èn tot zegen en vreugde van ons volk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's