GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MEFISTO OF SATAN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEFISTO OF SATAN?

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

• I> e bijbel heeft in den naam „S a t a n" vastgelegd de gedachten, die hij omtrent het zedelijk kwaad en zijn plaats in de wereld heeft en ons bijbrengen wil. Het kwaad, zegt hij, gaat altijd tegen Gods wil in, maar nooit daarbuiten om. Deze belijdenis, gelijk ze in den naam , , Satan" beleden wordt, hooren. we evenwel tegenspreken en verloochenen in den naam , , Mefisto"; een naam, die vooral door den Faust {het drama van Goethe) bekend^ geworden is. In Faust beteekent Mefisto de als duivel voorgestelde macht der verleiding', gelijk deze in het nienschelijk leven optreedt en haar werk doet, — in de oogen van Goethe.

II.

Voor een meer illustraüeve uitwerking van ons onderwerp zou het zeker de moeite loonen, als we een overzicht gaven van het drama (in den Faust) gelijk het zich in zijn verscheiden ac; ten en bedrijven ontwikkelt. Maar hat is niet mogelijk, dit overzicht te wringen in het koirt© bestek' van deze ifftiteleh. - •=«*; **f»'^'f0ST^ : ïï? !» :

We zullen ons daaröto Böpêrken-M''f3é: vooi"-naamste vragen.

* * * Allereerst komt aan de orde de vraag: wat beteekent Mefisto in bet drama, van Goiethe? Wie is hij? Welke beteekenis wordt hem toegekend? Uit welk beginsel heeft de dichter als denker de constractie van de Mefisto-figuur opgebouwd?

Wat wel het eerst opvalt, dat rs dit: de figuur van Mefisto is niet rood van A'ijajidschap^ en blaakt niet van grimmigen haat; hij is geen heroïsche, maar een statische |igQur. Met een tegenstelling kunnen we al dadelijk onze bedoeling verduidelijken. Voor den bijbel is de duivel, de Satan, een hater; een rebel, die God haat, die „siddert", niet alleen om de komende straf, maar oofe d'por de spanning van den bewusten opistand, die zich elke seconde ' van zijn bestaair ongebroken met~ volle bewustheid hernieuwt, zonder verpoozen. Maar bij Goethe is zulk een klimaat van oorlog en van strijd en van siddering en van rebellie, die zich lucht geven moet in sterke daden van haat en tegenspraa, k, niet aanwezig. Mefisto is niet zoio donker gekleurd als in den Bijbel de Satan. Radikaal-boos, anti-thetisch tegenover God, is hij niet.

Drie dingen vragen hier de opmerkzaamheid.

Het eerste is dit: de uitbeelding van Mefisto in het stuk bewijst, dat Mefisto op-deze wijze bedoeld is.

Het tweede is: Goethes theorie omtrent de macht van het kwade klopt op. deze dramatische uitbeelding en verklaart ze ook.

En in de derde plaats: zij is een element itr do levens-en wereldbeschouwing, die in den Faust wordt gepredikt, - en dan daarin ook den bijbel tegenspreekt. '^

* * * 1. Mefisto, gelijk hij als de duivel optreedt in het stuk, toont zich meer den spotter, dan dén hater: hij heeft meer van - den cynicus, dan van den schelder en lasteraar.

Van onderscheiden zijde is daarop' de aandfacht gevestigd.

Prof. Bolland, om hem eens naar voren te halen, heeft over den Faust - een zeer uitgebreid, later in druk'gegeven college gegeven i). Naar zijnen aard heeft hij Mefisto bekeken, een beetje filosofischer dan de meeste toeschouwers in den schouwburg Zïdlen plegen te doen; den filo-sofischen onder hen • niet te na gesproken... Hij haalt dan oiok heel wal: verhoop, om te verklaren, hoe Goethe er too komen kon, een Mefisto te scbejipen, zooals hij hem nu eenmaal ontworpien heeft. Hij brengt er' bij to pas; de planeetgeesten, die - dan weer als wereldbelieerschers zouden gelden reeids in den bijbel (vei-wezen wordt naar Efeze 2:2, (i:12), en die dan in verschillende eeuwen gegolden hebben als verkeerde geesten van machtige positie in het wereldgeheel, als aanvoerders van toovenaars eir wat meer duister te noemen is. Maar oiok Prof. Bolland wordt. getroffen - door hel" ontbreken van het „radikaal booze" in Mefisto, Goethes duivel. Zeker, Mefist(j is een toonbeeld van critiek, van verpersoonlijkte critiek, zegt hij; maar hij voegt er aan toe: an gevoellooze critiek. Gevoelloos nu is een heet kampvechter niet: lle gedachte aan een strijd, dié op-leven en dood gevoerd wordt, ontbreekt dus reeds in deze opvoering van Mefisto. „Bij Mephisto", zegt Bolland, „vinden wij het critische, de critiek in levenden lijve-, abstract echter en zonder g e v o e 1 of g e m o e-delijkheid". Alweer dus: een sprake van een „^djand", die rondgaat als een brieschende, brullende leeuw", (bl. 156).

Deze karakteristiek 'is typeerend voor heel b.et werk, vooTZOo-ver Mefisto - djiarin werkzaam optreedt. Hij is een „stram viyeur". (157). Hij kan lachen; niet zoozeer se hatelSlach-en als de geest if, an diep, bederf, maar lacheiTip.nls de cynische spotter. Die rustige lach, die verholen spoit; het lichtzinnige maar nooit koo-rtsachtig opgewonden karakter van Mefisto treedt in he(t stuk zóó sterk op den voorgrond, dat een Franschman (die het weten kan) kon verklaren, dat in Frankrijk de Faust van .Goethe zooveel indiiik gemaakt heeft, niet zoozeer om het dramatisch karakter van Faust en zijn smart; en ook niet om - de wijsgeerige-kwesties, die in den Faust aan de orde kwamen, maar vooral om den geestigen, glimlachenden Mefisto; zijn iron i e en s .a r c a s m e hebben de verbeelding van het fransche volk juist gespannen. D© „ J e u n e s-France" zwoeren bij Mefisto; ze maakten van hem eeai populaire figuur, en spraken zeer familiair over hem. En — zoo lezen we —, „legio" is de naam van hen, die in de fransche letterkande doo-r de figuur van Goiethes Mefisto geboeid zijn en hetzelfde beelcl hebben uitgewerkt opi andere manier 2).

Dit .alles is wel typeerend. Imm-ers, we weten, ook uit persoonlijke gesprekken van Goethei, en uit de zeer zorgvuldige bewerking en om-werking van de figTiur van Mefisto in de verschillende uitgaven van den Faust, dat hij Mefisto toch wel wat z w aaird e r opgenomen heeft en wat meer in tragischen zin bedoeld heeft, dan de ietwat frivole lichtzinnigheid van den franschen geest beeft opgemerkt en goedgekeurd. Dat ondanks deze bedoeling van Goethe zijn duivel zulk een indruk maakt op-wie hem zien werTsen en wroeten in'het stuk als den listigen verleider van Faust, is dus wel dies te meer opm'crkelijk.

Trouwens, de sarcastische humor van Mefisto valt in heel het stuk op. Hem kenmerkt een zelfgenOiCgzaamheid, die to't zatte tevredenheid worden kan. Zijn debat is fijn, maar licht; snedig, maar ironisch. Vandaar dan ook, dat nergens de aiUtithe se tussch-en God en Mefisto gesteld wordt. Het is nog niet zoo kwaad gezien, dat een man als P. V.. Limburg Brouwer hem voorstelt als een bedrijver van een „spel" en hem dan ook ten tooneele voert onder het hoofdstuk: S-peelg oed'^). Ja, ja. In de inleiding op het stuk, den z.g. proloog, zien we Mefisto optreden tusscben de engelen, en in Gods eigen tegenwoordigheid^ zoo-maar in den hemel (men denke aan de inleiding opi het boek Job). Men boort de spotternij, h-et cynisme, en men mist ook ten. eenenmale alle vertoon van blakende vijandschap, als hij — laat me hier Ten Kate's vertaling voor het gemak van enkele lezers volgen mogen — tot - God zegt:

Xii Gij, o Heer, eens weder tot ons nadert En vraagt, ho'e 't gaat in Hemel en opi aard. En Gij vanouds mij wel genegen waart, Ziet Gij ook mij, - waar 't huisgezin vergadert.

\'ergeef me, ik heb geen redenaarstalent, Ho-e - diep daarom mij heel de kring verachte; 'k Ben.' zeker, dat Gij bij mijn pathos lachte'. Hadt Go'u sinds lang het lache-n niet ontwend.

In-deze vrijmoedige begroeting komt het reeds dadelijk uit: -de hemel haat hem niet, maar mag hem wel: de engelen, die goed en schoon en zuiver zijn, kijken hem wel scheef aan, omdat hij niet zoo goed en voornaam en zooi in stijl is als hij zelf, maar dat ze he-m haten en gereed staan, de bazuin tegen hem te blazefi en een oorlog tegen hem te openen, zooals b.v. in den Lucifer van Vondel gebeurt, daar is in de verte zelfs geen sprake van. -

En niet alleen van Mefisto-'s zijde, ook van Gods kant zelf wordt deze beschouwing getolereerd. Mefisto krijgt een vrijbilje-t voor den hemel; zijn pas behoeft nj^et telkens weer te worden afgestempeld bij de hemelpoort. Hoor God maar tot hem zoggen:

tfteeds vrij moogt ge u met de ander-e-n herwaarts [wenden;

kHeb uws gelijken nooiit gehaat. Van alle geesten, die het licht ontkGndeEP'.-*^'^? ---Heeft .allerminst de Spotternij geschaad.

Spotten dus wel, maar s c h ad e-, a f b r e u k doen, een breuk slaan, dat niet.'Niet de schuld, de trouwbreukj-de meineed is hier, maar de schalkschheid, de disharmonie, het onvolmaakt zijn, niet in stijl. Geen antithese tegenover het goede, maar variatie op het thema van het goede: de liemel mag hem wel. Geen engelen, die hun too-rn tegen hem bedwingen, geen God, die hem lankmoedig, d.w.z. met bedwang van gramschap, verdraagt, tot Zijn dag van afrekening komt, geen toelating in den hemel, alleen uit noodzaak, om den goddeloozen kamp voor recht en waarhe-id, — zooals de Jiijbel dit alles kent — maar - een bleeke duivel, met opgeklaarde trekken; dat is tenslotte df-indruk, die bijblijft. ' ; r, ^..t; '!.,

2. Deze manier van voorstelling nu' is geen toevalligheid, maar past volkomen in het denken van Goethe; de dichter wordt hier door den denker verklaa.rd.

Goe-the heeft ons zelf den sleutel ter verklaring min of meer in de hand gegeven; want in één van zijn werken (Dichtmig und Wahrheit) heeft hij zich uitgesprokein o-ver zijn voorstelling omtrent het kwade en den geest van het kwade, over zonde en zondeval. Goethe kan, in het algemeen gesproken, trouwens alleen verklaard worden in het licht van de plaats, die hij inneemt in het wijsgeerig streven zijner dagen. Men wilde toen - eindelijk verlost worden van alle bindend gezag; van boekenwij'sheid kreeg men een grondigen afkeer; scepticisme en - relativisme traden in de plaats van het oude tra.ditiegeloof. En al deze grohdmo-tieven in de wijsgeerige worsteling van de filosofie va, n de Renaissance liggen uitgedrakt en verwe-rkt in de eerste regelen van - den Faust, met name in d^ rol van M-efisto. .Dit laatste maakt reeds doio-rzicbtig, dat in do Mefisto-figuur, zooals Goethe haar uitbeeldt, •de trek is: niet naar leer, doch naar-leven; inplaats van het oude evangelie van den bijbel treedt hef evangelie van Goethes humanisme; de scherpe kanten gaan er|if; al wat hoekig en stroef is, wordt verloochend en zelfs de duivel wordt opgepoetst en met zachter kleur geteekend: het humanisme neemt wraak op Calvijn.

Trouwens — en nu komen we op. Goisthes Dichtung und Wahrheit terug — voor Goethe is de „val", de „zondeval", heel wat lichter en gemakkelijker begrip dan voor den bijbel. Voor het denken van Goethe is in zijn jaren van studie Goid voorgesteld niet zoozeer ^Is É e n i g e, doch als O p-perste Schepper; Go-d schiep een groote-n, voornamen geest, die Lucifer (liclit-drager) heet, maar

(lie op' zijn beurt zelf ook weer als schepper optreedt, omdat liij engelen ran lager ordo schiep, die onder hem stonden. Deze geest. Lucifer, heeft dus een eigenaardige positie; aan den écnen kant is hij verwant aan 'G-od en trekt naar Hem, gelijk het maaksel door zijn Maker wordt aangetrokken, maar aan den anderen kant helt hij ook over tot de wereld, die immers ook teü deele aan hem als scheppenden geest haar ontstaan dankt en, waarin de geesten van lagere orde optreden als bemiddelaars van het leven. Nu staat in dezen gedachtengang de hemel min of meer dualistisch tegenover de aarde; in don hemel, waar de oorsprong van Lucifer is, daar is de oneindigheid, de eeuwigheid, de absoluutheid, de zuivere harmonie; doch de lagere wereld daar beneden, waar toch Lucifer ook heen-getrokken wordt, daar is de eindigheid, de tijdelijke bep-erktheid, de betrekkelijkheid, de disharmonie in veel opzichten. En dit is nu de .val van Lucifer geweest, en zijn diepst bederf: langzamerhand gaat hij met den rug na, a, r God en met het gelaat naar de betrekkelijke, stoffelijke, eindige wereld staan.-Zoolang hij nu goed en zuiver staat, erkent hij in God_ zijn oorsprong, en geeft Hem de volle maat in de aandacht, die op God gespannen staat. Maar langzamerhand, ongemerkt schier, en dus zonder eenig acuut revoJutionair optreden, maar in een achteruitgang langs lijnen van geleidelijkheid, — langzamerhand, zeg ik, neemt de eindige wereld Lucifers geest gevangen, ze boeit hem; hij zoekt het nu in de stoffelijke, lagere dingen, zoekt de levenskracht in zichzelf en in wat schepsel is en valt zoo terug tot een bestaan van onvolmaaktheid.

leder begrijpt, dat dit verhaal van den zondeval heel wat anders is dan ons in den bijbel wordt geleerd. Hier is de val niet, zooals in den Bijbel, een dadelijke opstand, hier wordt niet als bij Vondel en Milton de groote trom geroerd ter wille van Hatans acuten opstand, die den hemel dreunen doet van krijgsrumoer. Neen, zonde is hier accentverlegging, klemtoonver plaatsing. GOD heeft éérst den klemtoon, later krijgt de stof, de w e r 6' 1 d, de eindigheid hem.

In Goethe's denken is dus gelijk we hier opmerken: de tweeheid erkend van hemel en aarde, {: ïod en wereld. Schepper en schepsel. De bijbel erkent en predikt óók, dat die twee in wezen van •elkander onderscheiden zijn. Die tweeheids-gedaclite komt trouwens reeds aanstonds uit in den tweevondigen engelenzang, dien de bijbel meldt. De eerste zang der engelen is gezongen in den aanvang, de tweede in het keerpunt der tijden; in den scheppingsochtend de eerste, in den herscheppingsnacht van Bethlehem-Efrata de tweede. Welnu, reeds in hot eerste lied der engelen is de twee-deeling; him lied zegt eerst: heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen (en dat is de blik naar boven); en gaat daarna verder met: de gansche aard e is van Zijn heerlijkheid vol' (en dat is het gezicht op hetgeen beneden is). Niet anders is het in den engelenzang, die in Christus' nacht aangeheven wordt: Gode is heerlijkheid in de hoogste hemelen (naar boven gezien) en (nu naar b e-n eden gezien) op aarde is vrede onder de menschen des welbehagens. Nog eens: zoowel Goethe als bijbel erkennen dus tot op zekere hoogte de twee-deeling.

Maar er is toch v er schil tusschen die twee. Voor den bijbel kan er geen sprake van zijn, dat-tusschen hetgeen bov^en en beneden is, in den zuiveren staat ider dingen, in een niet-gevallen wereld, een zekere t egenstelling, hoe gering dan ook, zou bestaan. Men moet niet den hemel loslaten, als men de aarde wil liefhebben, n o c h ook de eeuwigheid uit het oog verliezen, als men op wat eindig en tijdelijk is, ziel en zinnen zetten wil. Zoo zegt Goethe het wel, maar de bijbel niet. Wan t de aarde mag 'dan, met al wat stoffelijk en tijdelijk is, in wezen ONDERscheiden zijn van God, den Oneindige; dit neemt toch niet weg. dat ze allerminst gescheiden, laat staan aan elkander vijandig zijn; de gansche aarde is vol van , , ZJJN heerlijkheid". God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer go^ed. Wie de aarde dus loslaat, of negeert, doet God onrecht, want op de aarde staat Zijn merkteeken, Zijn eigendomsrecht drukte er den stempiel op van Zijn heerlijkheid. Als dan ook in het bijbelsch verhaal de val van den duivel, en de macht der zonde geteekend wordt, dan is de val niet: den hemel loslaten ter wille van de aarde, maar: zoowel in hemel als op aarde Go A tegenstaan. De zoaide is bij Goethe zoo erg niet; de val is geen opstandigheid. Want bij hem is de val een verschuiving van den klemtoon, die eerst op den hemel, later op de aarde valt. Maar als ik een zin uitspreek, dan mag ik het accent verleggen, van voren tiaar achteren, en dan mag die accentverlegging aan den volzin, dien ik telkens op andere wijze uitspreek, een andcTC wending geven, — ik laat den heelen zin toch staan, ik ruk hem niet uit elkaar, ik ga er niet tegen in. Accentverlegging moduleert den zin, maar vervloekt hem niet; klemtoonverplaatsing varieert het thema van den zin, maar ver 1 o Oi client het nist. En dat is nu Goethe's begrip, gelijk het in Mefisto uitgewerkt en dramatisch voorgesteld wordt. Eerst Gods oneindigheid den klemtoon geven; daarna o)) de eindige wereld het accent doen vallen — ziedaar, o mensch, de val, de zondeval. Maar, neen, — zoo-valt hier de bijbel in de rede, — zóó is het niet. Als daarin de val opging, dan zou de koraal van den hemel, die naar boven en naar beneden den blik der serafijnen richt (zie boven in den dubbelen engelenzang) niet verloochend, niet tegengesproken, maar alleen eeüigszins gevarieerd, gewijzigd zijn. Maaï die koraal des hemels is toch door "batan geheel vervloekt. Hij werpt zijn volk er tegen in. De zonde was niet liefde voO'r de aarde, niet liefde VOOT de stof, niet een trekken naar hetgeen beneden was — want deze dingen, wel verre van goddeloos te zijn, hooren bij den dienst van God, die immers cok in de stof, de ^eindige wereld, die zeer goed is in Genesis 1, Zich verheerlijken wil. Neen, de' zonde was, dat Satan zO'OVvel, in wat boven als in hetgeen beneden is, Gods naam verloochenen, Zijn eigondpmsrecht vertreden. Zijn schoonheidsmerk nitwisschen wil. Goethes beschouwing predikt een Lucifei, die zegt: laat God.den hemel maar; geef mij maa, r de aarde (helaas moet men erkennen, da.t hier en daar nog wel eens kanselwerfc, ook va.n gereformeerden, deze goetheaansche oratoTie den zondaar in den mond legt). Maar de Satan van den bijbel is wat anders: hij wi) niet met God deelen, op zulke conditie, dat God den hemel honden mag en hij de aarde. Neen. Hij wil zoowel in h'emel als op aarde God verloochearen en onteeren en al zijn werk Hem ontnemen. De koraal der engelen Gods wordt niet gevarieerd; ook niet wordt van zijn tweedeelig motief één regel overgehouden (de heerlijke aarde) en de andere regel vergeten (de schoone hemel); maar het is veel en veel ernstiger: Satan wéét in zijn val den heelen koraal, hij kent hem met volle bewastheid, hij weet, dat die twee doelen bij elkaar hooiren, hoaidt ze ook bij elkaar, maar wil dan ook dien psalm des hemels geheel ZICHZELF doen zingen. Hij wil zoowel in eindige als oneindige verhoudingen, zoowel in hemel als op aarde, zichzelf de eer toekennen, die God bezit. Hij laat de compositie staan wat de grond-vexdeeling betreft; alleen maar: van boven en van beneden moet de lofzag nu klinken hèm ter eer.

Dat is de bijbelsche leer van den zondeval. Satan en Mefisto kunnen, als men het zoo-ziet, geen verbond sluiten, zelfs niet in beider aanvang.

3. Inderdaad, men voelt het nu vanzelf wel: hier is een andere wereldbeschouwing; een ander begrip van zonde en kwaad; en dus Oiok een ander begrip van verlossing en van evangelie. W3, nt mijn verlossingsleer hangt immers altijd op het nauwst samen met mijn prediking van ellende?

Goethe heeft een ander begripi van zonde. Gelijk Lucifer ^, viel", toen hij den blik van-den oneindigen, harmonischen God aftrok en naar de eindige, lager-geordende dingen zich Het ov^erbuigen, ZGOi is zonde dus: alles, wat om zen ge es te lijlij kon groei belemmert. Zonde is hier niet een g i f, dat in uw leven wroet en den dood brengt, maar een al te eng keurslijf, dat de viije ontwikkeling tegenhoudt, den groiei verhindert.'Zonde is niet een andere compositie, die dan zich aandienen zou tegenover den prachtigen, zuiver in stijl gehouden, psalm van hemelsche engelen, maar zonde is, nu ja, een dissonant, een wanklank^ Maar meer ook niet. Een dissonant is wel niet precies naar de, strenge harmonieleer. Houd zulk een onzuiver accoord maar een paar minuten lang aan op een harmonium, en ge gaait er van griezelen. M., aar laat een prachtig componist nu eens in zijn muziek een dissonant aanbrengen, een accoord, dat eigenlijk, los van het geheel, onzuiver zou wezen, het hindert toch niet. Want hij neemt den dissonant op in het geheel van zijn compositie; het valsche accoord gaat in vlug tempo voorbij, het gaat in elk geval altijd voorbij; het is nooit anders dan als oaiderdeel in het geheel te zien; en dan ook zeer'wel te verdragen. Ja, het geeft zelfs een eigenaardige bekoring; want door een valsch accoord aan te durven, wordt straks de rust en de harmonie van het slot^ccoord te prachtiger „a, angevoeld.". Zoo is nu ook de zonde in den Fanst, de zonde gelijk Mefisto ze aanpredikt. Wat Mefisto wil, nu ja, het i s niet naar de - regelen van de kunst. Boetpreekers kumien er 'wel kwaad genoeg in vinden. Wie eraan toegeeft, belemmert zijn geest, zijn vrijen menschelijken geest, in de ontplooi'ing van zijn krachten, hij houdt hem tegen in zijn opvaart tot de goddelijke hoogten. En dat is jammer. Maar — SCHULD is nog wat anders. Het kan veel kwaad doen, en veel moois bederven, als men het valsche accooTd niet gauw en goed genoeg met meesterlijk talent tot een _vo-óirbijgaand moment weet te maken; want och, wie nog wat broddelt op de pianoi, die houdt een dissonant haast altijd veel langer a, an, dan behoort; en dan klinkt het alles erg valsch en leelijk'. Maar laat men hem aandurven, dien dissonant; mi laat de vrije mensch de teugels vieren, en aand'urven het leven, ook waar het uit den stijl der strenge tucht valt en met alle harmonieleer schijnt te spotten; met wat talent en zelfbeheersching komt men wel weer er boven op: de dissonant krijgt straks zijn eigen plaats wel, vooral als voorbijgaand onderdeel van een toch tot rust komend muziekstuk. En wie het kwade aandurft, die is, om te beginnen, interessant: 'een paar kromgegroeide boo'men, al zijn ze niet in stijl, breken toch aardig de eentoonigheid van den Haarlemmerhout, die zoo vreeselijk netjes is. En, behalve interessant, is hij ook op weg naar de innerlijke vrijmaking. • '\Vant een dissonant streeft naar eigen oplossing ; hij heeft .den koraal behouden, en wie hem speelt, voelt vanzelf, dat er iets „wringt"; hij , wordt zich bewust, dat er iets niet in orde is; hij wordt wakker, en als hij een beetje op-de dingen ingaat, en zijn dissonant eens goied aankijkt, dan heeft hij straks nOg veel beter begrepen wat de strenge harmonieleer eigenlijk is, wat zij wil en hoe men som!^ er tegen in overtreding kan zijn op een allersmakelijkste manier, en, — O'Ok zeer aristocratisch. Alzoo is het met den zondaar ook, zoolang Mefisto met hem flaneert over de vlakte. Het mefistofelische kwaad breekt niet, verslindt niet, en ver m o o r d t niet. Het komt alles wel weer terecht. Faust komt terecht, en Gretchen, die dooT hem verleid is, komt ook terecht; en tenslotte moet Mefisto toch het • spel verliezen en de goede engelen halen alle zielen wel thuis. Wie Mefisto aanhoort en laat begaan, wordt wakker. Mefisto is ten slotte nieit zooi heel verwerpelijk, want hij prikkelt ons tot nadenken, gelijk een paradox, een dissonant ons oiok wel even schrikken, maar later met meer bewustheid verder redeneeren of — pianospelen doet. De zonde maakt de diepere bewastheid vrij, prikkelt tot zelf-analyse, 'ontketent krachten, die wel eens den k'osmischen .strijd tusschen hooger en lager strevende geesten in ons eigen kleine wereldje oiverplanten, en dan schokkend kunnen zijn, — maar, ..-e-vfiet komt alles toch wel weer goed. ••!> '> "; ; ••

Men moetde' zonde niet zoO' heel erg aankijken, en niet zoo' heel veel kwaad leggen in den naam „batan". Zegt hij niet zelf, dat zijn dartel sp.el nu niet al te veel zware termen vraagt van grimmige zedepjeekers? Hoo-r hem maar eens:

met de dooden wist ik mijn leven lang geen raad. Ik zie het allerliefst een rozerood gelaat. Voor lijken was ik nimmer thuis; Mij gaat het als hét katje met 'de muis.

Zonde is spel; de kat sp^eelt inet de muis; dat klinkt een beetje vriendehj'ker en gematigder dan wat ergens in den bijbel staat van een brieschenden leeuw, zoekende wien hij' zou kunnen verslinden. Laat die kat begaan in haar spel; zij wordt straks vanzelf verzadigd van haiar eigen fcu.ren en na een poosje gaat de kat genoeglijk spinnen: al te groote daitelheid komt wel vanzelf tot rust. Zoo is ook de teugelloaze 'levensdrang: perk hém niet te veel in, dwing hem vooral niet van boven af. Mefisto^ zal niet voor d^, , ; : ^; ^^ wigheid kunnen beschadigen. ' * •.•\r;

Hoe ver staat hier de humanist Goethe tegenover den calvinist, als deze in zijn bijbel stuit op' den naam van Satan.

Laat ons trachten, het verschil, dat reeds aangeduid werd, seheirp te stellen.

K. 'S.

Naschrift. Enkele lezers vragen mij, de beperking, die ik vededen week in uitzicht stelde, niet al te zeer te handhaven. Er aan ontkomen kan ik niet, maar om te beginnen zal ik' deze week de „Grepen uit de H. S." laten vervallen, om voor dit onderwerp wat meer ruimte te winnen zonder schade voor den verderen inhoud van dit nummer. '


. Bezorgd door dr P. C. E. Meerum Terwogt, die Boliands denkbeelden nog onlangs propageerde in zijn , Het .nutder Wijsbegeerte", v. d. Hoek, Leiden. : i'Sfl§S!Si,

-) Maxünilien Rudwin, Satan et le Satanisme dans l'oeuvre de Victor Hugo, Paris, „Les Belles Lettres", 1926, p. 21, 25, 3) „Een EzeK^ién.'.-Ejgg^^eelgorf^ Bibl., no, 11, bl. 925. : : '^M^i^^mÊm^^!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

MEFISTO OF SATAN?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's