GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Is het vraagstuk van Kerk eai'Sitaat niet in de eerste plaats van kerkelijken doch van politieken aard, dan zal dat van groote beteekenis zijn voor de wijze, waarop naar een oplossing moet worden gezocht.

Niet de kerk, maar de staat ondervindt voornamelijk de moeilijkheden van den ongeregelden toestand. En het initiatief om tot orde te komen, zal dan ook van de Overheid en niet van de kerk moeten uitgaan.

Men meene niet, dat dit er betrekkelijk weinig toe doet. Want we raken hierbij reeds aan het Ijezwaar, dat we ook nog veirder zullen ontmoeten, geen kerk kan een andere kerk als haar gelijkwaardige erkennen. Zij kan daarom nooit op, voet van gelijkheid met andere kerken onderhandelen. ; \len behoeft zich slechts voor te stellen, dat de .Hervormde Kerk met de Roomschen samen aan het overleggen zou gaan, hoe het best de verhouding tot den staat zou kunnen worden geregeld en men gevoelt terstond de moeilijkheid. Dat zou zijn het onmogelijke vragen met de zekerheid, dat dus alle dingen maar zouden blijven, gelijk ze zijn. Daarentegen ligt juist in den eisch, dat krachtens den aard van het prohleem d'e Overheid zal moeten beginnen, de Overheid, wier gezag over allen gaat en met wie allen te maken hebben, het begin van den weg, die uit de moeilijkheden leiden kan.

Deze dingen zijn nog van veel meer beteekenis, voor het punt, dat nu onze aaiiidacht vraagt. Het aan de Duitschers ontleende woord „reaalpoilitiek" lieeft onder ons een slechten klank. En waarlijk niet zonder reden. Immers, indien men onder reaalpolitiek verstaat, dat een volk' één begeerte heeft, n.l. de uitbreiding van macht en invloed, het naar zich toehalen van de stoffelijke goederen en wat dies meer zij en dat zijn staatslieden ten koste van alles, met terzijdestelling van alle Goiddelijke en menschelijke wetten zelfs, dat doel trachten te Ijereiken, dan is reaalpolitiek' iets, dat door elk Christen zal worden verfoeid.

Maar het woord reaalpolitiek roept ons ook iets voor den geest, dat wel eens te veel wordt vergeten, dat in onzen tijd b.v. m.n. door de Staatkundige Gereformeerden over het hooifd wordt gezien. Alle politiek moet aansluiten bij het bestaande, moet beginnen met het bestaande te aanvaairden en kan slechts door te trachten het bestaande zooveel, als mogelijk is te veranderen, tot verbetering komen.

Zoo is het overal. Zoo is het in het huisgezin, in de school, ook in de kerk. Alle besluiten, die een kerkeraad, een classis, een Synode neemt, onderstellen den bestaanden toestand. Anders is geen handelen mogelijk. Zoo is het ook in den staat.

Nu is echter bij het vraagstuk, dat we bespreken, de bestaande toestand in de ierk' ©en andlere dan in den staat. In de k'erk richt men het in naar eigen kerkelijke behoeften en begeerten. Men veroordeelt door zijn eigen bestaan andere kerken. En dat kan heel gemakkelijk, want men komt met die andere kerken eigenlijk niet in aanraking. Diat een Hervormde kerkeraad afgevaardigden zendt naar de intrede van een 'G-ereformeeitd ptredikant of omgekeerd is een dwaasheid. Voor elke kerk is de bestaande toestand, dat ze alleen met haar eigen leden rekent en imet de Overheid alleen over haar eigen leven, haar eigen belangen onderhandelen kan. Ze heeft met andere kerken — we spreken nu niet van taal-of ras-verschillen en dergelijke — niets te maken, ze kent ze .niet, ze heeft ze niet noodig. Ze kan en moet zichzelf voor de eenig juiste erkemien, doet ze dat niet, dan is haar ontbinding aanstaande, want dan heeft ze het geloof in haar bestaansrecht verloren.

Heel anders is het daarentegen in den staat. De Overheid moet er mede rekenen, dat alledei groepen in haar gebied zich aandienen als de walre kerk. Ze kan dat niet over het hoofd zien zonder haar taak te verwaarloozen niet alleen, doch ook zonder zichzelf en haar onderdanen in ongelegenheid te brengen. Want ze moet den bestaanden toestand aanvaarden of ze iaat de wanorde toe. Zelfs als er 'een staatskerk is moet de Overheid rekenen met dissenters of dissidenten. Al zou het ook zijn om ze gevangen te zetten, om ze te dwingen lid te worden van de staatskerk.

Wanner nu het vraagstuk i^aar de verhouding tusschen kerk en staat van politiek karakter is, dan moet dus bij de oplossing vooropi staan, dat er in Nederland verschillende kerken naast elkaar leven.

Men moet wel 'inzien, dat daarmede niets geziegd is over de pluriformiteit van de kerk.

Wanneer ik over pluriformiteit van de kerk spreek, dan ben ik op kerkelijk gebied en dan behandel ik de vraag, mag ik ooit erkennen, dat er meer dan één openbaring kan zijn van het lichaam van Christus. De kerk, de theologie kan die vraag met ja of met nee: i beantwoorden. Misschien kan zelfs het staatsrecht nog een antwoord geven op die vraag. Maar voor de s'taiatk'unde bestaat die vraag niet. Die kan nooit anders doen dan aanvaarden, dat er vele kerken zijn.

Zoo is het ook met een ander probleem. Men kan als theoloog en als jurist van oordeel wezen, dat er èen staatskerk of althajas ©en heerschende kerk moet wezen. Toch zal men als overheidspersoon niet anders kunnen doen dan het historisch gewordene aanvaarden en men doet dat zelfs, als men onderscheid maakt ten voorideele van één bepaalde kerk.

En nu verwacht ik de opmerking, of we zoo niet toch komen bij de in ons vorig artikel .afgewezen dubbele moraal. - \Ien kan toch niet als theoloog tegen de pluriformiteit van de kerk zijn en haar als stsiatsman of als overheidspersoon' praktisch aanvaarden.

Ons antwoord luidt, in zekeren zin kan dat wel. Niet zoo, dat de Overheid een pluriformiteit^ van de kerk zou leeren en daartoe verplicht zou'zijn, omdat er nu eenmaal meer dan een k'erk zich aandient als kerk. De Overheid heeft niets te leeren en heeft allerminst uitspraak' te doen in een theologisch of kerkelijk geschil. Dat zal ook niemand van haar vragen. En zelfs als men, gelijk\Roomschen en Confessioneelen doen, aan de Overheid de taak oplegt, om te kiezen tusschen de kerken, dan vraagt men daarmede al van haar, dat ze-rekent met Ijet bestaande. De Middeleeuwsche toestanden van één kerk en één staat zijn onheirroepelijk voorbij.

Men moet dit punt van d© dubbele moraal of van het als Overheid anders , handteleii dan men als lid van de kerk zou doen, dan ook bezien in gansch ander licht. Indien waar is, dat het de taak van de Overheid is het "vraagstuk Kerk en Staal tof een oplossing te 'brengen, dan gelden hier de regelen, die de Schrift voor de taak der Overheid stelt.

Van veel belang is, wat Christus sprak', Matth. 19:8: ozes heeft van wege de hardigheid uwer harten u toegelaten uwe vrouwen te verlaten, maar van den beginne is het alzoo niet geweest.

Hier komt het verschil naar voren. Geen echtscheiding dan om hoererij, maar — als de be^ staande toestand het ten eenenmale noodzakelijk maakt, dan kan de Overheid iets meer toelaten. Daarmee is dat meerdere niet goedgekeurd, integendeel, het blijft veroordeeld. Maar het k'aa door de Overheid onder bepaalde omstandigheden worden geduld.

We gelooven, dat hier ©en vingerwijzing ligt voor hetgeen de Overheid te doen heeft inzak'e Kerk en Staat.

De kerk, zelfs al zou ze de pluriformiteit der kerk belijden, kan nooit leden van een „andere kerk" laat staan die kerk als zoodanig erkennen. Ze mag het niet doen.

Maar de Overheid mag wel dulden, zij het om de hardigheid der harten. Ze mag wel aansluiten bij den bestaanden toestand.

Als de Overheid beproeven gaat , het vraagstulc Kerk en Staat tot een oplossing te brengen, mag ze er mee rekenen, dat er vele kerken zijn. Over de waarde van elk van Idie kerken spreekt z© zich daarmede niet uit. Zegt men, dat moet ze doen, dan is ons antwoord, dat is een oplossing van het vraagstuk', een oplossing, die toch weer begint met de vele kerken te aanvaarden.

In den grond der zaak hehben we hier dan ook dezelfde kwestie, die zich telkens voordoet. Een Christelijk minister, een Christelijk burgemeester komt voortdurend in allerlei moeilijkheden. Mag hij een socialist op detzelfde wijze behandelen als een Christen? Mag hij al is het maar indirect door „toelating" medewerking verleenen aan allerlei dat van God verboden is? Men kent de vragen! En er zijn maar twee wegen, óf zich aan alles onttrekken en thuis heel gemakkelijk alles veroordeelen, óf sommige dingen dulden d.i. aansluiten bij het bestaande en dan streven naar verbetering. Ons dunkt in den tegénwoordigen tijd in Nederland, nu de Christelijke grondslagen nog niet zijn weggeslagen, het laatste eisch. Dé tijd kan komen, dat het niet meer kan.

Maar als het nog kan, dan geldt het ook de oplossing, die de Overheid te geven heeft van het vraagstuk: Kerk en Staat.

F. W. GROSHEIDE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERK EN STAAT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's