GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„IN DE CRISIS”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„IN DE CRISIS”.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

III (Slot.)

Tegenwoordig wordt druk gesproken over de „crisis". De een zegt, dat we erin z ij n, religieus, sociaal, wetenschappelijk gesproken; de ander, dat we alles erin „b r enge n" moeten. Duidelijk is, dat yelen het woord gebruiken (niet het minst in - de kringen der jongeren) zonder zich rekenschap te geven van den inhoud van het woord en van de verbindingen, waarin het voorkomt. Men moet zich bezinnen over de vraag, wat ermee bedoeld wordt en inhoeverre er met het begrip „crisis" en met den eiscli om erin te z ij n, of alles, ' wat men heeft, erin te „brengen", op zuivere wijze gewerkt kan en mag worden.

Bimien-en buitenlandsche verschijnselen (ook op het terrein van het jeugdwerk) lateii achter den term „in de crisis brengen" den gedachtencyclus van Karl Biarth vermoeden. Deze heeft door zijn vooropstelliug van het „ganscih anders" zijn van God en het goddelijke, en ook door zijn voorstelling van het eschatologisch christendom, de prediking gebracht, dat wij geen „hebben" mogen-a.andnrven, dat niet tevens een „n i e t-h_e b b e n" is, en dat wiJ ons geestelijk bezit „in de !prisis", onder het oordeel van den volstrekt anders dan wij Zijnden God, brengen moeten.. Al is er in deze dingen iets goeds, toch is het beginsel, waaruit deze redeneeringen opkomen, voor ons onaan-• ^ 1 ^ ^ ^ , ^ nemelijk. l^SSS, .

Vant tenslotte: „crisis"-rede'neii als wer ècbefeten, zijri voor het gereformeerd-e denken verwerpielijk.

Spreke hier eerst de Bijbel. Wie het woord , , krisis" nagaat, zooals dat in het Nieuwtestana-entisch Grieksch voorkomt, treft het vaak aan, maar dan nooit in den door B, arth bedoelden zin. „Krisis" is wat anders in den Bijbel^ dan hij predikt; en de samenstelling: „in de crisis breng e n" is aan het Nieuwe Testament vreemid, ja, gaat ertegen in.

In iden Bijbel is de „krisis", voorzoover men het door oordeel vertalen wil, geen uitvloeisel van het „gansch anders zijn" van God, gezien tegenover den mensch, (want dit is volstrekt geen oordeel, doch een werkelijkheid, „waarin" de wereld geschapen is, en die ook in en na de parousie zijn zal en erkend blijft). Neen, de „krisis" is in den Bijbel vergelding voor. het „gansoh . tegenover God willen staan" van den mensch. Het is voorts geen protest van God tegen het vaststellen van normen en maatstaven en principes door den mensch, maax strafoefening tegen hen, die geweigerd hebben, 'Gods noirmen, gelijk zij den mensch bekend gemaakt waren en tei handhaving en aanwending overgedragen in de •openbaring, te gebruiken. Het is geen oiordeel over het historisch gewordene van beneden, omdat het historie is, maar over de zonde in de historie; over de zondle van bedrijf, wijl het kwaad.in 'de historie opgetreden is, maar ook oivei de zonde van nalatigheid, omdat de menschelijke onwil niet historisch verwerkelijkte wat als Gods eeuwige wil hem is geopenbaard. De crisis, het oordeel, is geen vcTticale insnijding in het-horizontale vlak; het bouwt integendeel ten decle juist zelf zich op uit wat in dat horizontale vlak geworden is, inzooverre al het „oordeel" deai Zoon gegeven is. Het vloekt de historie en het historisch gewordene niet, want ten deele behoort hetzelf tot wat in de historie werd en het is de handhaving vaii God als God juist in de historie. De „krisis", zooals het Nieuw Testament' die predikt, slaat niet de normen uit de handen, maar ontneemt'alle onschuld aan ieder, die zegt, geen normen gehad te hebben, (al zou het ook zijn op gezag van Barth en met* d© allerbeste bedoelingen) "on is - Gods toom-uitstorting over wie de norm liet hggen of verkrachtte. Het „h ebbe n" valt ei niet onder, maar het „hebben van wat verkeerd is", en daartoe behoort het < hj et-h eb hen ook. Want Ket oordeel onderstelt de openbaring, en haar geschiedenis, en haar bekendraaJcing en haar doorzichtigheid. Ik ga hier niet verder op in; want dan zou ik moeten herhalen, wat ik schreef over de paradox in de religie. Om het oordeel mogelijk te maken, heeft God de-„klaarblijkelijkheid" in de openbaring gegeven. Christus is profeet geworden, de Schrift is geïnspireerd, wet en evangelie werden afgekondigd', opdat men de maatstaven van het oordeel kennen zou. En daarom is het hebben van die maatstaven, en hef vinden ervan, geen zonde^ die onder het, oordeel moet, maar een betoon van gehoorzaamheid, dat het oordeel doet ontvlieden. In B.arths „krisis-redenen" gaat de krisis uit van de idee van den ongrijpbaren 'God; in die van het N. T. keert de krisis tegen het niet-grijpien van God en van Zijn weldaden; want Zijn grijp baarheid en kenbaarheid en benoembaarheid waren de onderstelling van de krisis; zonder die zou zelfs — het oordeel bij God onbestaanbaar zijn. Het oordeel gaat niet over het zich „zu weit vorzuwagen" van de menschelijke gerechtigheid, maar over het ondernemen van het waagstuk der zonde. (Römerbrief, 1924, 45).

En dan — wie zal „in d'e krisis BR.ENGEN" wat hij heeft en bewaart? Zal dat woord geen grootspraak zijn, geen ijdelheid, ^'/^lun titanisme — om met Barth zelf te spreken — dam moet de ki'isis, het oordeel, toch eerst in zijn grondgedachten g e-k è n d zijn, naar vaste ordeningen opgebouwd in geboden en i n z e 11 i n g e n, die ik op) .zijn minst mij denken kan. Is die kenbaarheid van gefixeerde normen inderdaad aanwezig? Zoo ja, dan strijdt dat „ja" met de krisis-theorie 'van Barth; zoo .neen, dan beteekent „in de krisis brengen-" niets anders dan „in bet ledige brengen"; dan wórdt Gods naam, tegelijk met den mijnen, „opgeheven tot het ijdele", om in de taal van het derd'et gebod te spreken. Want dan is het „in de krisis brengen" een onmo-gelijkheid; een sprong in de leegte, een vei-werping zelfs van de idee der geschiedenis der openbaring.

Maar zóó weinig is het oordeel — nu als e s c h a-tologisch gegeven, als som van al Gods overwegingen gezien — iets, waarheen i k iets'„brengen" kan, dafhet N. T. telkens dat oordeel teekent als iets, dat o pi mij afk'omt; het komt nabij, het is toekomend; bet nadert, naar mij, ik niet tot het oordeel'. Het oordeel, als eschatologisch uiteindelijk gegeven, als laatste conclusie, als saamvatting van vonnis, is voor mij of mijn gedachten niet te bereiken; niet, omdat ik geen wet heb, en geen maatstaf (zelfs de heidenen hebben nog een wet in het hart, Rom. 1), maar omdat ik nooit die wet volkomen uitleg en ook nooit volmaakt mijn zonde ken. Ik breng niet genoeg factoren in rekening en ik breng ook yerkeerde factoren in rekening. Maar daarom volgt het oordeel mij ook, als ik iii mijn zonde blijf, en daarom ook kan ik in het oordeel „vallen". Dit wat betreft het oordeel, als laatste conclusie van Gods vonnis in den jongsten dag, eschatologisch. „In het oordeel brengen" is' alleen werkelijk be^ staanbaar, als ik alle factoren in rekening brengen kan; en dat kan ik niet. Daarom komt het in de p r a k t ij k neer op hetzelfde als: niets in rekening brengen; het „rekenen" zelf wordt bij Barth tot zonde gerekend. Maar bij God: is het plicht.

Plicht. Want al mag het oordeel als eschatologisch gegeven, als te wachten conclusie van den jongsten dag voor mij nog niet voorstelbaar zijn, omdat ik niet alle factoren in rekening brengen kan of Wil, toch heeft God in den tijd mij de termen van het oordeel, de rechtsbeginselen van zijn vonnis, bekend gemaakt' en Hij dwingt mij, " ermee te .werken. Vandaar dan ook, dat „krisis" in het grieksch van het N. T. ó ó k e e n a c t u e e 1 begrip kan zijn; immers Gods bekendmaking van Zijn wil en wet is nu re ed s effectief: er komt schifting, scheiding, verscherping, toespitsing van de antithese. Volgens Barth nadert in de „krisis" .lood tot Griek, en worden de man van rechts..èn ft die van links, de ware en de valsche profeet, tegelijkerlijd door het oordeel genivelleerd; beiden worden beschuldigd. Maar in den B ij b e 1 brengt het oordeel, voorzoover het n i e t de c o n c 1 u s i e aan het eind der historie, maar de doior werk ing vaal de wet Gods in den lOiOpi.der historie is, nu reeds schifting en scheiding en antithese tiisschen die Christus aannemen en die het niet doen; tusschen de denkers van het vleesch, en de gelüovige denkers van den Geest i). En die scheiding, reeds thans gemaakt, zal eens volkomen zijn.

Voorzoover dus de „krisis" voor mij kenbaa.r is in deze wereld en in dezen tijd (krachtens openbaring van haar termen, de eischen der wet) heb ik n.iet wat ik doe en laat te brengen in de krisis, orn daarmee mijn „hebben" tot „niet-hebben" te, maken, m.a.w. te eindigen in het nietweten en ni et-haven, maar mo-et ik juist handhaven; ik moet niet vluohten in de krisis, maar de krisis zelf brengen, openbaren, volgens Gods wil, naar de dingen in en om mij'; wee mij, als ik het-niet doe: t. 23:23, Lc. 11:42 3). Hier is de eerste oppo-sitie tegen Barth: ij .gebriiikt de krisis om het werk stop' te zetten eii , el'ke seconde van voren af aan te beginnen; het N. T. wendt het begrip der krisis aan, om nooit het werk stop te zetten, maar — al is heit onder onafgebroken zelfbeproeving — het werk voort te zetten en er (horizontale) geschiedenis mee tei maken. Geen streep halen door de geschiedenis, ook niet der heilsfeiten, gelijk ik ze zou beschrijven, maar een streep halen door de zonde en zóó de geschiedenis der heilsfeiten uitwerking geven als mede-arbeider Gods; d.at is wat de Bijbel wil.

En nu het twgede verschilpunt: ij Barth is de krisis-zien het leven; en hij bedoelt , , krisis"-niet als vonnis in neutralen zin (zoowel vrijspraak als veroordeeling openlatend), doch in kwaden zin: ls volstrekte veroordeeling en verwerping van wat ik heb, voornamelijk ook e s c h a t o 10' g i s c h genomen. Maar in den Bijbel is de krisis, in dézen z i n verstaan, een ding, dat tegenover het leven staat, en er is geen hooger zaligheid, dan „n i e t-komen-in-de-krisis" (Joh. 5:24, 29).

Dus staat Earths onderwijs tegenover dat der H. Schrift. Hij beeft voor het Woord; maar zijn „Woord" is iets anders dan wat wij gelooven te hebben ontvangen. Hij beeft voor het gansclï-anders zijn van God; maar niettemin stelt hij een eisch (in de krisis. brengen), die, als hij te vervullen was, bewijzen kon, dat ik Golgotha had kunnen u i t-denken, enkel door de th'eophanie: het mysterie wordt feitelijk en onbedoeld vermenschelijkt. De eisch van Barth (in de krisis brengen) ontneemt bij hèm de krisis haar geweldigheid. Barth brengt „het huis 'Gods" in de krisis, tenminste voorzoover hef hier op' aarde is, zich van ambten bedient, wetten dicteert, gebod opi, gebod', regel op; , regel fixeeren durft. Maar Ezechiël', later Petras ook, acht het den tijd, dat het oordeel zal uitgaan van het „huis Gods"; dat was voor Ezechiël allereerst een huis met priesters en — codices; en vandaar zou de Messias uitgaan; en voor Petrus was het een gemeenschap van slaven en handwerkslui en ouderlingen en diakenen.: ambtelijk instituut en wederom —: codicies.

Men moet dan ook de theologie der krisis iriet in den kring der „jongeren" importeeren. Religie en moraal, geloof en ethos moeten niet uit elkaar gerukt worden; hoe zou men anders kunnen., gehoorzamen, aan deii-eisch.der Schrift: bepro-eit (onderzoekt, cri tisch, • naar u b e kenden m a a t-staf) alle dingen en behoudt het goede? „Beproeven" is in dezen zin bij Biarth'ui tgeloten; en het

„behouden" zonder meer een v, erboden ding. Maar de Bjjbel stelt het tot eiseh, het een zoowel als het andere. De kerk (met haar schriftgeleerdheid) is een geloofsstuk, niet ondanks, maar juist in haar empirische verschijning; was de berk, die men „gelooft" iets „gaasch anders" dan de „empirische" kerk, dan zou het artikel van de kerk (het geloofsartikel n.l.) .onttrokken zijn aan de „ergernis" en de „dwaasheid" des kruises; nu echter de Bijbel die twee verbindt, en ook Gods kerk-vormendo „daad" (in de historie) •als vervulling predikt van Gods kerkdenkenden „raad" (in de eeuwigheid) valt óók de kerk juist in dezen samenhang der dingen onder de „ergernis" en de „dwaasheid". En het is de ziekte van veel jongeren, dat zij ha.ar slechts erkennen willen, mits ergernis en dwaasheid van het „kerk-geloof" worden weggenomen voor hun waiarneming.

Laat men toch wat minder indonsequent zijn. Dezelfde jongeren, die om internationaal christendom en wereld-organisatie der kerk roepen, schijnen vaak niet te begrijpen, dat dit in de lijn van Earths consequent volgehouden denkbeelden hetzelfde moet zijn als het bouwen van een toren van Babel: een internatioiialiseering van een „huis dezer wereld", dat als zoodanig zich aan het leven opdringt; en wat zou het anders zijn in de oogen Gods .dan een verchristelijkt satanshuis, ©en belialsstuk? Barths crisis-redenen voeren tenslotte wel op individualistische, niet op kosmische wegen ï^); crisis-insnijdingen, - gelijk hij ze predikt, vonnen geen heirbaan voor die gemeentei, die Ps. 110 als heldenstoet ziet, geboren uit den schoot des dageraads. Ten tweede male: laat men zicb niet in tegenstrijdigheden verwarren. Dezelfde jongeren, die vandaag eischen den „uitbouw" der belijdenis (nieuwe formuleeringen, fixeeringen) dwepen, niet eens morgen, maar ook nog vandaag, met Barth, die alle fixatie wereldsch moet vinden, hoogmoed; met Barth, die alle grooitheden ontledigt van eiken eigenen inhoud en ze degradeert tot bloote paradigmen voor de door hem aangewezen dialektische verhouding tussohen God en mensch, tijd en eeuwigheid, Jenseits en Diesseats*). Dat er een blad is, „Woord en Geest", waarvan de eene redacteur ach en wee roept ove-r een kerkelijke gemeenschap, die nu h e a s c h nóg niet klaar is met nieuwe belijdenisfoTmuleeringen, en de andere redacteur de ideeën van Barth vooT een deel toevalt, is toch geen verhindering, om uit eigen oogen te zien? Integendeel: dit tastbare gebrek aan eenheid is een dwangbevel om uit eigen oogen te zien.

Ten derden male: laat men niet zichzelf verloochenen bij den dag, bij het uur, bij het nummer van de kmnt, .bij de conferentie. Vandaag is de: „naïeve" christen in de mede en laidt het eenig parool: als de kinderen worden. En, , niet eens moTgen, maar ook al weer vandaag, is de eisch: breng alles in de krisis; alsof dat niet heel erg „bewust" is; alle naïeviteit vervloekt; en het kinderlijke wegneemt voor goed? Wanneer is een kind kind? Als het de overgeleverde, en als klaarblijkelijk aanvaarde geboden van vrder zonder tegenspreken, zelfs zonder critisch denken, gehoorzaamt, en letteilijk n iets in de crisis brengt, maar de termen van vaders wet, waarnaar HI.J wel „oordeelen" zal, in het hart draagt: een hebben len een houden.

In de crisis brengen ach, het is best bedoeld; maar als deze leus vo'orop gezet wordt en zelf niet aan de openbaring (de Krisis!) getoetst wordt, dan stelt men öok weer zichzelf op den voorgrond: titanisme en hoogmoed !)^). Ook ons uitleggingsbeginsel, ons verklaringsprincipie, moet aan de Schrift onderworpen zijn.

Willen de jongeren gereformeerd zijn, christen, laat hen dan critiseeren wat te oritiseeren is, maar in elk geval den maatstaf bewaren: de wet en het Woord, uitgelegd volgens het in hen zelf meegegeven uitleggingsbeginsel. Filistijnen brengen soms in de crisis; maar de kinderen Israels leeren de wet hanidhaven en vervullen daarin de tijden van Vorst Messias. (Zie „Uit de Schrift"). „In de crisis brengen" is vaak een euphemisme voor: vragen naar den bekenden weg; en dat is de zonde van filistijnen, en van kleine kinderen, die wel weten, wat er gezegd is doio-r vader, maar het no g eens weer v r a g en (fraglich stellen), omdat ze heimelijk toch zoo graag wat andexs wilden, dan hun geboden was, en als zoodanig wel bekend ook. Dit kinderspel is bij God verboden. Want „nabij u is het Wooid, in uw mond en in uw hart", zegt Mozes, als hij afscheid nemen gaat en zijn volk met zijn historie overziet. Dus is daar de „klaarblijkelijkheid" de dooirzichtigheid, de bereikbaarheid, de horizontale bruikbaarheid der wet in Mozes' rede duidelijk en troostelijk uitgesproken.

En ook: dus moet men die „klaarblijkelijkheid" in de openbaring niet belachen. Mozes reeds heeft zich er op beroepen; hij kon geen afscheid van de wereld nemen, tot hij de „klaarblijkelij'kheid" in de openbaring had geconstateerd. En Pau lus heeft van dit mozai sch' bero-ep^ op die klaarblijkelijkheid van het geopenbaarde woord een messiaansc.he adventsgedachte gemaakt; hij heeft heel de christologie er aan opgehangen.

Hoe zou 't ook anders? Wat de klaarblijkelijkheid' beteekent voor het schriftgeworden Woord, dat is vervuld in het Vleeschgeworden Woord. Dit nu heeft onder ons niet maar geflikkerd, doch gewoond; het heeft een katheder bezet en ons God g e ë X e g e t i s e e r d < =).

Verbetering. In het nr. van verleden week, bl. 380, kol. 1, regel 22 v." b., stond: verwantschap lier geesten, tenminste de sferen. Le.es: der sferen.

K. S.


1) Verschillende bewijsplaatsen in Ervvin Preuschen-Walter Bauer, Gr. Deutsch Wörterbuch, 2e Aufl., VI, 1927, Gieszen, Töpebnann. Vooral 2 Th. 1:5; Joh. 3:30; 3:27; Md, 11; 20, '." •24; : Mt. 12:41; I-Tim. 5:24; .Hbr. 9:27; 2 Pt. aj^Sftg^^.' Jac. 5:12; Joh. 12:31; 16:8, - 11'; 3:19.

2) Zie hierover' the Vocabulary of' the Greek Test., iUustr. from the papyri and other non-literary sources by J. Hope MouUon, and J.. Milligan.-IVi. London, Hodder & Stoughton Ltd.

3) Martin Rade, Glaubenslehre, III, Vom Geist, 1927, 272. noot.

4) Emil Pfennigsviorf, Das Problem des theologisohen Denkens. Eine Kinfuhrung in die Fragen, Aufgaljen uiid Methoden der gegenvviirtigen Theologie. Leipzig Erlangen, Deichert, 1925, S. 222, vgl.221 sqq.

5) Pfennigsdorf, 223.

6) Deut. 30:11, 12, Bom. 10:6—8, Malth. 26:55, Lucas 21:37, Joh. 1:18.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1927

De Reformatie | 12 Pagina's

„IN DE CRISIS”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1927

De Reformatie | 12 Pagina's