GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eens: Kuyper en Gunning.

Verleden week gaf ik enkele citaten, wjiaronder ook van Ds P. v. Dijk, kroniekschrijver van „Geref. Theol. Tijdsch.", waarin ter spralce kwam de wijze, waarop in het weekblad „Woord en Geest" getracht werd, misbruik te maken van den naam en den tijd van wijlen prof. Gunning tot afbraak van den naam van Kuyper.

TJians schrijft ds v. Dijk mij', dat hij' gewezen werd op een citaat, dat het doen van den verder niet nader bekenden (wijl met vele anderen, die in „Woord en Geest" schrijven, en zelfs met de Redactie van dit blad, nog steeds niet-genoemdsn) , , D." betreffende Kuyper—Gunning in nog droiever licht plaatst. Ds v. Dijk zegt" in zijn brief:

In „Dé Doleantie" van Rullmann (Ons Arsenaal V. 1. 2. biz. 49 v.) komt een amende honorable van dit onbillijk oordeel over Kuyper voor, dat Prof. Gunning reeds in 1900 heeft publiek gemaakt. Het luidt:

„Bij ons te lande is tegen de subjectivistische Hervormde Kerk opgetreden de Afscheiding in haar beide groepen (bedoeld zijn '34 en '86).

Beide zijn bij ons onbillijk beoordeeld. Ik wil mij tot de laatste, die van '86 b e-p a 1 e n, omdat OOK IK, die deze bladzijden schrijf, aan die onbillijke beoordeeling en bestrijding deel heb gehad, en wat ik nu wil zeggen wensch aangemerkt te zien als PERSOONLIJKE BELIJDENIS VAN ON­ RECHT".

Zoo wordt doo.r prof. 'Gunning, die de helft nog niet heeft kunnen zien van den zegen van Kuypers werk, boete ^gedaan, over wat hij kwaads tegen liem zeide; en doox een scribent in een zi, ch „gereformeerd" noemend weekhlad "wordt, al heeft hij kunnen zien, wat in dit land door dr Kuyper is tot stand gebracht, nog gevent met een woord, (lat tot den door prof. Gunning verloochenden inventaris behoort.

Ja, en dat alles vanwege de verschijning van den nieuwen BOUW-heer, die het eenige met name genoemde lid van de redactie van het orgaan, even genoemd is.

Kwestie-Brussaard.

Veel citaten kan ik niet geven. Enkele mogen gekozen worden. „De Heraut" , (prof. Kuyper) zegt:

Wel oefende de Synode nog critiek op een uitlating van Ds Brussaard in een vroegere verklaring voor de Classis gedaan, dat z. i. het geschil, waarom het ging, niet de centrale waarheden raakte, maar zooals de Synode terecht opmerkte, heeft Ds Brussaard door thans voor Deputaten Ie verklaren, dat ook naar zijn oordeel degenen, die over de bijzonderheden van het Paradijsverliaal anders oordeelden dan de Asser Synode, met het gezag der H. Schrift, zooals onze Kerk dit belijdt, in slrijd kwamen, feitelijk deze uitlating teruggenomen, aangezien wol niemand, en ook Ds Brussaard zelf niet, zal beweren, dat het gezag der Heilige Schrift niet tot de centrale waarheden behoort. Het was goed, dat de Synode, waar deze uitdrukking van Ds Brussaard in breeder kring aanstoot had gegeven, zich hierover nog uitliet. Maar de zaak zelve is hiermede afgedaan, en we verblijden ons, dat daardoor een nieuwe scheuring in onze kerken voorkomen is. De mateloos felle aanvallen in Woord en Geest op Ds Brussaard gericht na diens verklaringen aan Deputaten der Synode bewijzen wel het best, hoe het tafellaken tussclien Ds Brussaard en de richting van Dr Geelkerken'thans is doorgesneden.

„De Bazuin" (prof. Bo^uwman):

En nu hü thans openlijk verklaart, dat dr Geelkerken en de zijnen, zij het ook „onbedoeld en onbewust" Schriftaanranders zijn, kan het wel niet anders dan dat de fiolen van gramschap uitgegoten worden over ds Brussaard. Dr Geelkerken verklaart dat ds Br. zich „na alle oiinoodige opschudding" „zich ordinair geconformeerd heeft" en dat ds Br. zoo zwenkte, dat men voor zijn houding slechts beurtelings veracliting of medelijden gevoelen kan".

Het verblijdt ons zeer, dat ds Brussaard in den stal der schapen is weergekeerd. Stond hij vroeger niet vriendelijk tegenover Assen, thans staat hij principieel op het standpunt van Assen. Op grond van deze verklaring mag worden verwacht, dat ook het vertrouwen in ds Br., dat eenigszins geschokt was, bij onze menschen terugkeert.

De „lltr. Kb." (dr H. Kaajan):

We kunnen dankbaar zijn, dat Ds J. C. Brussaard zich nu t e n V o 11 e naar de Asser beslissing heeft geconformeerd.

Meer hebben onze Kerken van hem niet geëischt.

Ook in 1619 waren onze Vaderen tevreden als de predikanten de Ganones van Dordt met goede conscientie konden onderteekenen en zich naar deze in het leeren conformeerden.

En ook zij gebruikten hiervoor het woord c o n f o r-meeren.

Zoodra de . Particuliere Synoden met n i e t - g e-schorste en n ie t-afge zette predikanten te doen hadden, waren ze in 1619 uiterst conciliant. Dan begeerden ze instantelick, dat dezen de Ganones zouden onderteekenen.

Ook maakten ze' groot onderscheid tusschen „de h a r t n e e k i g e ende tusschen de geseggelicke leeraren".

Onderteekening met conditie liet men niet toe, maar wel zag men „de voorgaende abuijsen" wel eens voorbij. Ook gaf men den predikanten, die difficulteerden, , , veelvoldige vruntlijcke presentatie van goede onderricht".

Men stapte ook in die dagen heusch wel over iets heen. Ds Passchier de Fijne had gezegd, dat hij, ware hij „paeps", geen „geus" zou worden, dat de leer van Calvijn aangaande de praedestinatie noch God noch den duivel behaagde, enz., maar de Synode van Zuid-Holland „passeerde" dit alles en vroeg hem alleen, ' of hij de Dordtsche Ganones met goede conscientie kon onderschrijven.

Tegenover Ds Brussaard is de Synode onzer Kerken ongetwijfeld zeer voorzichtig opgetreden en deze prudentie is niet zonder vrucht gebleven.

Het tafellaken tusschen den dienaar van Bloemendaal en de mannen van „Woord en Geest" is thans geheel doorgesneden.

„Zeeuwsche Kerkbode" (ds P. v. Dijk):

Het 'kan niet uitblijven of zijn volkomen instemming met de besluiten omtrent de vier bekende bijzonderheden, zal bij velen die zich „bezwaarden" noemen de vraag kunnen doen rijzen, of de actie die op zoo onverantwoordelijke wijze tegen de Kerk gedreven wordt, niet op verkeerd inzicht berust en dus hoogst onrechtmatig is.

Over de rnanier, waaro'p dr Geelkerken met zijn staf ds Brussaard thans bejegent, zegt ds v. Dijk o.m.:

En het blameert niet Ds Brussaard, maar den schrijver zelf, wanneer Dr Geelkerken, hoewel reeds na het debat Brussaard—Ridderbos zelfs de „N. Rott. Grt." (16 Dec. '26) deze correspondentie saamvatte in deze opmerking: „Eigenlijk komt zijn (Br's) heele bezwaar neer op de vraag der vriendschap of men Ds Geelkerken niet wat zachter en tegemoetkomender had kunnen behandelen" — nu durft te schrijven dat men voor de houding van iemand die zoo zwenkte slechts „beurtelings verachting of medelijden gevoelen kan". Of is alle „opheldering van misverstand" om niet te zeggen „overtuiging van ongelijk" in den kring der bezwaarden onmogelijk?

De „Geref. Kerkb. van Amsterdam-Zuid" (ds H. S. Bouma):

We kunnen ons afvragen, waarom Ds Brussaard zoo langen tijd van zich moest laten spre'ken, maar we hebben toch dankbaar kennis genomen van wat hij riu als zijne meening heeft medegedeeld en hopen, dat het vertrouwen in he'm spoedig weer worde hersteld.

„Geldersche Kb." (ds Renting), :

't Was een lange weg van Bloemendaal naar Groningen, maar gelukkig, Ds Brussaard is dien weg gegaan en de Synode kon uitsprekeii, dat zij door de nadere verklaring van Ds Brussaard tot hare vreugde volkomen bevredigd was. Die kwestie is dus van de baan.

We zijn daarvoor dankbaar.

Kwestie-v. Leeuwen.

Inzake den afloop van het geval-dr v. Leeuwen zegt „De Bazuin" (prof. Bouwman):

Niet alleen wenschte hij niets van zijn gravamen omtrent „de slang en haar sproken" terug te nemen, maar hij wilde zich omtrent de andere punten in het besluit van Assen vervat volstrekt niet uitspreken. Wel verklaarde hij later wel eens een wetenschappelijk debat te willen houden met de commissie der Synode, maar hij achtte een Synode niet bevoegd om hem omtrent de bekende kwesties te ondervragen, omdat naar zijn meening deze punten geen dogmatische beslissingen waren, maar alleen exegetische kwesties. En hierin moet een wetenschappelijk man vrij blijven.

„De Heraut" (prof. Kuyper):

Gezien de houding, die Dr van Leeuwen tegenover de Synode aannam, schijnt er weinig hoop te zijn, dat deze schorsing hem nog tot inkeer zal brengen. Ook al zou het echter tot afzetting moeten komen, dan zal het voor ieder, die het rapport op de Synode gelezen heeft, thans wel duidelijk zijn, dat het hier niet alleen ging om een andere exegetische opvatting van wat we in het Paradijsverhaal onder de slang hebben te verstaan, maar om een opvatting van het gezag der Schrift die in onze Kerken niet geduld kan worden.

„Geld. Kb." (ds Renting):

Niemand aarzelde ook maar een oogenblik.

Het was duidelijk gebleken, dat iemand, die doet als Dr van Leeuwen, geen Dienaar des Woords in de Gereformeerde Kerken kan zijn, tenzij hij nog van zijn dwaling terug mocht komen en zijn houding tegenover de Kerken radicaal mocht wijzigen.

Het proces, dat te Leeuwarden begon met Ds Netelenbos, dat te Assen moest worden voortgezet, eindigde te Groningen met de veroordeeling van Dr van Leeuwen.

„Geref. Kerkh. Amsterdam-Zuid" (ds H. S. Bouma):

De houding, door hem tegenover de Synode aangenomen, is niet te verklaren, tenzij men die mag zoeken in een absoluut wantrouwen. Te betreuren is het, dat Dr van Leeuwen heeft gehandeld, gelijk bij gedaan heeft, maar de scherpe uitspraak, die de Synode over hem heeft gedaan, heeft hij aan zich zelven te wijten.

„Friesch Kerkhl." (ds v. d. Meulen):

Het doet daarbij onaangenaam aan, dat deze broeder niet bereid was te antwoorden op de vragen, die de commissie der Synode hem stelde. Rechtens en zedelijk was hij daartoe verplicht als Dienaar des Woords. Eerlijkheid en rondborstigheid zijn bovendien deugden, die als vanzelfsprekend behooren bij den christen, wiens bescheidenheid verder bij alle menschen bekend moet zijn. Met veel geduld en lankmoedigheid heeft de Synode hem te woord gestaan; tenslotte moest het onderhoud met den halstarrigen opposant worden afgebroken.

Jammer, erg jammer.

Hij zal nu wel bij de anderen een plaatsje zoeken in den rotssteen van Rimmon. Tot vermaak van hen, die onze Gereformeerde kerken vijandig zijn.

Hij zal wellicht mee gaan doen aan het verderfelijk pogen om tweedracht, secten en muiterij aan te richten. En waarom toch? Toch niet ter eere Gods en den opbouw van Jeruzalems muren!

Het spijt ons oprecht, van dezen broeder, dien we altijd hebben hooggeacht wegens zijn kennis en geleerdheid, zijn vriendelijken omgang en velerlei arbeid. Zijn heengaan is een verlies te achten, waartegen het blijven van ds Brussaard ter nauwernood opweegt. En toch kon de Synode niet anders besluiten, dan ze gedaan heeft. Wij moeten de Waarheid en den vrede liefhebben, maar geen vrede ten koste van de Waarheid.

In aansluiting aan het rapport, ter synoide uitgebracht, zegt ds Hey in „Zeeuwsch Kbl.":

Het dragen van een Dienaar des Woords met afwijkend gevoelen beteekent allerminst, dat de kerken aan .dat gevoelen eenig recht van bestaan toekennen of van oordeel zijn dat het inderdaad Schriftuurlijken grond heeft; het is een afwijkend gevoelen en daarmede wordt de Dienaar, die dat gevoelen aanhangt gedragen: doch juist in die aanduiding „a f w ij k e n d" ligt dat het niet overeenkomstig de leer der kerken is.

Daarbij moet men er wel op letten, dat niet het gevoelen geduld wordt, maar de p e r s o o n, die met dat gevoelen in het midden der kerken verkeert.

Zal echter een Dienaar des Woords, in zulk een geval, in zijn persoon geduld worden, dan kan dit niet bij elke mogelijke afwijking en slechts bij hooge uitzondering. Dan kan dit slechts, wanneer de houding van zulk een Dienaar daartoe grond geeft.

Als zulke bijzondere redenen noemt de commissie, dat een dergelijk Dienaar de belijdenis of leer-uitspraak der kerk, waarvan hij op een bepaald puilt afwijkt, overigens van harte toont te aanvaarden en door zijn geheele gedraging van zijn innige liefde voor de Gereformeerde Kerken de onmiskenbare blijken geeft. Daarbij spreekt het ook vanzelf dat bij zijn afwijkend gevoelen in de kerken noch openlijk noch heimelijk zal leeren en voorstaan.

Daarom word noodig geoordeeld, aan Dr van Leeuwen enkele vragen te stellen, uit welker beantwoording zou moeten blijken of aan deze voorwaarden voldaan werd.

Maar zie: Dr van Leeuwen weigerde volstandig een antwoord te geven op de hem voorgelegde vragen. Op de vraag, of een artikel in „Woord en Geest" van 4 Maart 1927, onderteekend v. L. —dat zoo goed als zeker van hem is — door hem was geschreven, antwoordde hij: dat dit de commissie niets aanging.

T'cch zou zich vergissen, wie meent, dat dr v. Leeuwen alleen afgewezen werd vanwege verzet tegen de „machthebbers", zoo-als sommigen, likkebaardend, zeggen. Zijn betoog, tot adstrueering van de stelling: „ik geef geen antwO'Ord", was wel zóó vol van O'nwillekeurige antwoorden, dat tot bewijsvoering van de stelling: „dr v. Leeuwen sta.at tegenover de Schrift niet zooals een gerefoTmaerde moet", genoegzame gegevens werden aangevoerd. Aldus wie hem hoorden, blijkens de publicaties, die de synode deed.

Een wijs woord over de sport van vandaag en van lang geleden.

Ds Deddens schrijft in „Geref. Kb. .Rijswijk" enkele veistandige artikelen over 'de sp'Ort. De verdwazing daarvan is helaas niet nieuw. Ds Deddens zegt:

In de oudheid bijv. behoorden gespleten ooren, ooreu met franje enz., tot de kenteekenen der standbeelden, voor vuistvechters' opgericht. Aelianus verhaalt, hoe een athleet zijn partner hierdoor verblufte en overwon, dat hij de tanden, die deze hem uitgeslagen had, moedig inslikte. En, om niet meer te noemen, in een vers, dat ik laatst van den Griekschen epigrammendichter Lukillios onder het oog kreeg en hier laat volgen, worden de gevolgen van vuisthamerij op een bekend kampioen uit lang vervlogen eeuwen, aldus weergegeven:

Eenmaal, vrienden, bezat hier deze Olympiër alles: Oogen en ooren en kin, wenkbrauwen en neus gelijk wij. Dat alles ontbreekt hem nu, als dappere strijder in den [vuistkamp. En nu wordt hij ook nog in 't eind van zijn vaderlijk [erfdeel beroofd.

Want daar wordt zijn beelt'nis gebracht voor 't gerecht [door 'de hand van zijn broeder, En hij verliest 't proces, wijl hij op 't portret niet gelijkt.

De uiterlijke vergroving was dus dezen heer noodlottig geworden, hij kon niet meer geacht worden, die hij beweerde te zijn — nog noodlottiger is echter 'deinnerlijke vergroving tengevolge van deze sport, wijl instincten worden opgewekt, die men niet meer menschelijk, maar dierlijk pleegt te noemen.

Moioi versje om op het iStadion te schilderen.

Een rede van ds Creutzberg: welke is de akker?

Veel te doen is er over een redevoering, die ds Creutzberg gehouden heeft. Ds C. noemt zich rechts (ethisch) maar heeft naar links (de vrijzinnigheid) zich zeer sterk overhellend getoond. Ds Lindeboom zegt eivan in „N.-H. Kbl.":

Tegen de Kerk wordt de gelijkenis van liet onkruid in den akker uitgespeeld. De Kerk mag niet ijveren voor de handhaving der belijdenis; als zij de ketters uitdrijft, zondigtze.

De gelijkenis zegt immers: „Laat ze beiden, het onkruid èn de tarwe, opwassen tot den oogst".

Zöker, zeker! Alleen — Ds Creutzberg heeft blijkbaar vergeten, de verklaring te lezen, door onzen Heere Jezus Christus zelf van deze gelijkenis gegeven. Had Il ij dit gedaan, dan zou hij, sprekende over de Kerk, zich niet op deze gelijkenis hebben beroepen. Want •Jezus zei niet: de akker is de kerk, maar: de akker is de were1d.

Van deze nuchtere exegetische opmerKiag van ds Lindeboom moet evenwel de hervormde pred. B. Tichelman niets hebben. Deze schrijft in „D© Scheveningsche Kb.":

Betreffende de gelijkenis uit Matth. 13:24 lazen wij dezer dagen van „gereformeerde" zijde: alsof de akker de kerk is en niet de wereld. Weer moest deze gelijkenis dienst doen ter verdediging van een kerk zonder t u c h t".

Nu Galvijn!

Deze zegt in zijn commentaar (zie de vertaling van Brummelkamp deel II bl. 248): „Als nu de Heere de kerk zijnen akker noemt, is dit een zeer gepaste vergelijking". En ofschoon Christus er daarna bijvoegt dat de akker de wereld is, lijdt het toch geen twijfel, of Hij wilde dezen naam eigenlijk op de kerk toepassen, waarvan Hij begonnen was te spreken.

Op dezelfde bladzijde lezen we verder:

„Er komt b ij d a t v e 1 e t e p r i fc k e 1 b a r e menschen, wanneer niet alles naar hun verlangen gaat, daar de 'kerk zich nooit geheel zuiver zal vertoonen, zich onder den schijn van ij ver voorbarig van haar afscheiden door haar ontijdige strengheid in beroering brengen en verwoesten".

Dit lezende komt de vraag bij mij op: zou Galvijn, indien hij thans leefde, zich niet veiliger gevoeld hebben onder de Haagsche dan onder de Assensche Synode?

Het antwoord op die vraag lijkt mij niet twijfelachtig.

Zoo wordt de nieuwe tijd ten eerste onzuiver geteekend. Ds Tichelman maakt de tegenstelling; Gereformeerde ol Hervormde synoda; en hij móest het contrast stellen: in mijn kerk, O: Soheveninger kerkbode-lezers, in mijn kerk en in uw kedc' de richting-Creutzberg-met-het-modernisme of uw Sciieveningsche orthodoxie. Zóó wordt de bcheveningsche hervormde aandacht afgeleid naar zoio'n afgescheiden synode en de rust Ideert bij de golven ... van de Noordzee tenminste, hoewel vlak bij de Duinoordkerk van ds Creutzberg deze maskerade kwellend voor ds C. en niet bepaald een verhelderingsweldaad voor Scheveningen (het hervormde) is. Wij willen graag meehelpen om eventjes te zeggen waar het eigenlijk om gaat.

Bovendien is dé exegetische moeilijkheid van ds Tichelman wel wat heel gauw ojn zij gezet. Ik' heb thans niet-de beschikking noch over den latijnschen kommentaar van Galvijn, noch over dezehollandsche vertaling. Maar ds Tichelman moet toch eerst nog eens debatteeren over het verschil tusschen: kerk en wereld, kerk en kbnirik'rij'k Gods, oud-testamentische kerk en' nieuwtestamentische kerk, kerk-in-staatsband en geestelijke, nieuwtestamentische'gemeente. En dan kunnen we nog wel eens verder praten. Alaar zoo is het wat erg makkelijk, en op die manier snijdt men zichzelf.

Over de socialisten en hun religie had ds Kreutzberg ook gesproken. Het „Alg. HbL" zei:

Referent herinuert aan de pas gehouden vergadering van het Religieus. Socialistisch Verbond. Daar is geroepen: „Geef ons godsdienst!" Waarom, vraagt spi'., hebben wij niets voor de groot© massa? Waarom i: s er niet één orthodoxtï predikant, die lid der S.D.A.P. is? Referent vindt dit toch to gek en vraagt waarom dit niet kan, wat in Engeland wel mogelijk is. Do orthodoxie in onsi land bereikt slechts den. boerenstand, den kleinen burgerstand en de helft der aristocratie; het proletariaat bereikt zij niet.

Hierop antwoordt „De Voorzorg", orgaan van den Chr. Kat Werkmansbond (Kato-):

Wanneer in het vergaderd Religieas Socialistisch , Verbond geroepen wordt: „Gteef ons gödadienst!", dan JB dat een v erblijdemd verschijnsel, omdat men niet langer verzwijgen kan, dat een menscbenziel ten slotte niet leven kan uit en bij' het historisch materialisme. En dan hebiDen wij: voor menschen het e enig en eeuwig Evangelie der genade Gods in en door Jezus Christus, die arm werd voor zondaren, z-oowel , , aristocratische" als , , proletarische" zondaren, boeren-èn burger-zondaren zalig te maken door hun aller schuld te betalen op Golgotha. Dit is het eenige middel voor „de groot e massa", xlndere hulp is er niet!

Dus behoeft niet één orthodox predikant lid van de S.D.A.P. te worden. Trouwens dit te veronderstellen is < \p ongerijmdheid ten top, al meent Ds CreutzboTgi dat het „te gek is", dat zulks niet gebeurt en 'dit met verwijzing naar Engeland!

We herinneren onis, dat Prof. Van Veldhuizen jaren geleden eens een jJi'edikanten-vergadering waarsobawend voorhield (Ds Creutzberg zal er toen oo'k wel geweest zijn): „Mijnheer de Voorzitter! Ik geloof dat WO het wel van de Engelen moieten hebben, maar niet van de E ngel sohen." i) Dit is hier ook nog w.el op zijn ptóats en ten opziobte van meer dingen, die men van Engelschenbodemop Nederlandschaii tracht over te planten, doch niet kunnen tieren.

Doch Ds Creutzberg is toch niet zoo onnoozel, dat hij niet zou weten, dat de orthodoxe predikant, die lid wordt van de S.D.A.P., één van beide doe* n.l. óf hot Evangelie der Schrift prijsi geven, dat onvereenigbaar ia met historisch materialisme, of oneerlijkheid plegen door omhangen van een S.D.A.P.-oveirjas over een niet-S.D.A.P. plunje.

De beschuldiging, dat de Kerk niets doét voor de groote massa, en het , , proletariaat" (we houden niet van dit woord, - waarin minachting ligt) niet bereikt, is evenzeer verbijsterend. Gesteld, dat ze zoo geuit is, mocht Ds Creutzberg zulk wapen hanteeren, daar hij zelf buiten J< ; erkve.rband zich bewegen ging en dan in een kring, 'waartoe nu niet bepaald de , .groote massa", het „proletariaat" zich voelt aangetrokken?

De „N. R. C." is natuurlijk blij' met de baanbrekende opmerkingen van ds Creutzberg. Het blad geeft 3 artikelen over De doorbraak in de orthodoxie.

Hervormden en Vrije Universiteit.

• In de „Maas en Scheldebode" ko'mt een advertentie voor van dezen inhoud:

DE VRIJE UNIVEKSITEIT.

De? .er dagen worft door da voorstanders van bovengenoemde inrichting gecollecteerd, ten einde te komen tot do stichting van een Wis-en Natuurkundige faculteit. Dat men dat doeit onder do mensiohen der Geref. Kerken, is alleszins betamelijk. Doch ook de .Ilerv. Gerei, woeden opgeroepen bij monde van de „Maas", om evenoans: die inrichting te steunen..Wij meenen, dat onze menschen hun geld wel beter kunnen besteden.

Waarom ?

Ie. Omdat de Vrije Universiteit de kweekschoiol is van het Neo-Calvinisme, een gea, 5tesrichting, die met hel; ware Calvinisme niet anders dan. dan vorm gemeen heeft.

2e. Omdat de Herv. absoluut g^en invloed uitoefenen op die inrichting, daar directeuren, curatoren en professoren allem Geref. zijn.

3e. Omdat zij dus practisch een kerkelijke Hoogeischooi i's, die in 1880 wel als natioiwle inslelliingi .werd Qpgericht, doch door de mannen dor Doliantie naar hun kamp is meegeinomen.

4e. Omdat de Hervormden ervoor moeten bedanken om langer dieast te doen als houthakkers en waterputters der Geref. op het gebied der politiek, der school on der Vrije Universiteit.

Hen'Ormden van Flakkee! Indien ge Uw geld wilt ibesteden voor de Geref. aictie, geeft het dan aan instellingen van Uw eigein richting, b.v. aan het Leerstoel en Studiefonds van den Geref. Bond.

„De Heraut" zegt:

Maar het gaat om het oprichten van een wis-en natuurkundige faculteit. De hoogleeraren aan deze faculteit te benoemen behoeven krachtens bet Reglement niet tot de Gereformeepie kerken te lieboorein. En het zal voor de Gereformeerden in de Hervormde Kerk toch zeker van belang wezen, wanneer ze wisen natuurkundigen • krijgen kunnen, die opgeleid zijn aan een Hoogeschool, die voor al haar onderwijis op den grondslaig der Gereformeerde beginselen staat.

Niel. het minst grievend is echter, dat in deze advertentie de Vrije Universiteit besichuldigd wordt - de kweekschool te zijn van hot Neo-Calvinisme, wat dan een geestesrichting heet, die met het 'wa.re Calvinisme niet anders dan den vorm gemeen heeft. Zulk een hatelijke uitlating konden we nog wel veirwachten van de Confessioneelon, maar we hadden haar niet verwacht van iemand, die blijkens het slot tot don Gereformeerden Bond behoort.

Natuurlijk stollen we de leiders van den Gereformeerden Bond niet aansprakelijk voor-zulk een geschrijf. Maar zou het niet goed, zijn, ilat , , De Waarlieidisvriend" openlijik zijn afkeuring daarover te kennen gaf?

Hoe achterlijk, althans achteruit voerend, althans achteruit - h o u d e n d, dergelijke volksleiding is, blijkt wel uit een algemeen bedoelde opmerking 2) van een medewerker der „N. R. C."

Aan den anderen kant echter rijst de vraag, ol dan „de Gereformieerde beginselen", de , , Gereformeerde grondslag" en zelfs de ^„Gereformeerde drie formulieren van oenigheid" tot een petrefact moetein worden. De Hervormde Kerk heeft nu ©emnaal geen synode die de belijdenis der kerk nador interpreteeren kan. Een oonfessioneele uitspraak als de Gerei. Kerken in een hepaald geval deden, is in de Hoirvormde Kerk onmogelijk. Laten nu sommigen van Hervormd-Gereformeerde zijde het in dit bepaalde geval gelukkig noemen, in het algemeen echter en in het bepaalde geval vrij algO'nieen wordt dit toch. betreurd. En van de zijde der kerkelijk-Geroformeerden kan terecht getvraagd worden: Hoe nu? Mogen we de Gereformeerde beginselem na Dordt (l(il8—1619) nooit meer nader interpretoeren? Moeten wij den grondslag zuiver-historisch maken, ? Of is er alleen optreden mogelijk als men zeer 'duiden lijk anigeveer de halve belijdenis verwerpt? In dat geval werd de Geref. grondslag een doode grondslag. Dwalirngen en afwijkingen immers plegen niet met de halve belijdenis, maar met een bepaald en niet overduidelijk punt te beginnen. Zal de kerkleer werke^ lijk een bindende belijdenis zijn — het ideaal der Gereformeerde richting — 'dan moet eir een kerk zijn, die tot zoodanige baleving van haar eigen geschiedenis in staat is. En — zullen er Gereformeerde „grondslagen" van vereenigingen zijn dan is noodig dat zij de geschiedenis van de Gereformeerde belijdenis kunnen meem.aken.


1) Ds Creutzberg kan toch ook bekend zijn met het feit, dat het Engelsehe SociaHsme een ander karakter heeft, dan onze Nederlandsche Sociaal-demooratie. Dezelfde woorden, ginds of hier, zeggen nog-niet hetzelfde. (Noot Red. Voorzorg.)

2)Rakende de kwestie van Assen en de Christelijke krankzinnigenverpleging.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's