GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over sabbaths-schending in oude tijden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over sabbaths-schending in oude tijden.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over sabbatlis-schending in oude tijden.

Prof. Dr H. Bouwman schrijft in „De Bazuin" over den Coccejaanschen strijd. Onder meer lezen we:

ïwee jaren daarna brak de twist weder uit toen Willem Teellinck in - een tractaat over den sabbat de strenge Zondags-opvatting verdedigde. De predikant Jacobus Burs te Zierikzee beschuldigde in een geschrift: „Threnos ol Weeclage" zijn ambtgenoot Teellinck, dat deze sabbatist was, en hij leerde, dat men op Sabbat wel mocht zaaien, ploegen, oogsten, reizen, enz. indien de omstandigbeden zulks vordienden. Door dit boiek van Burs nam de Zondags ontheiliging nog toe. De Sabbatschemiis werd mede in de hand gewerkt door zulke predikanten, die niet gaarne voor slecht bezette kerkein wilden preebein, en. daarom de narniddagbeurten niet hielden.

Dit was geheel tegen, den wensch der Dordtsche Synode. Zij had bepaald, dat overal tweemaal moest wordien gepreekt. Etfcen Zondagnamiddag moest de Catechismus worden gepredikt op straffe van Jiet Iterkelijfce censuur. Zelfs wanneer de gemeente weg bleef moesten zij terwille van het voorbeeld voor de leden van hun eigen huisgezin alleen preeken. Ook werd bij de overheid aangedrongen de ontheiliging van den dag des Heeren tegen te gaan, en marktdagen, kermissen, bruiloften, wapenoefeningen, jagen, visschen, het spelen van oomediën, dansen, drinkgelagen, enz. te verbieden. De overheid vaardigde wel keuren en plakkaten uit tegen deze misstanden, maar liet de zonde van de Sabbatsontheiliging vaak oogluikend toe. Dit is wel te verstaan, omdat zelfs vele predikanten, niettegenstaande den aandrang der kerkehjke vergaderingen, de middagdiens'ten niet waarnamen, en het volk op vele plaatsen weinig geneigd was den sabbat te vieren, en het gewone werk na te laten. Telkens werd geklaagd, dat er op het land en in 'de werkplaatsen arbeid werd verricht, dat kooplieden ©n venters op de markten en op de straten hunne waren te koop aanboden, dat herhergen en vvinkels waren geopend, dat jaarmarkten en kermissen werden gehouden. Zelfs kwam het voor dat de intrede van een predikant met publieke vermakelijkheden gepaard ging, en dat het volk zich daarbij aan allerlei brooddronkenheid overgaf. Ook het begraven der dooden had dikwijls op Zondag plaats. De begrafenismaaltijden, de zoogenaamde , , doodbL6ren" of , .leebieren" gaven aanleiding tot klachten. Tengevolge van de drinkerij'en, die tot in den laten avonid werden uilgeslrekt, kwamen groote ergernis en voor. Telkenjare werd in de Synoden in hot gansche land gekla; igd over „krijtende zonde", en de verzoeteen bij de overlieid om het kwaad met strenge straffen tegen te gaan, en aan do plakkaten de hand te houden, hadden niet altoos de gewenschte gevolgen. Do kerk achtte zich geroepen zelfs met de censuur, met afhouding van bet Avondmaal tegen de dronkaards, de herbergiers, ©n die zich schuldig maakten aan publeken arbeid, spelen, kaarten op Zondag op te treden, doch de overheid belemmerde op vele plaatsen het voeren dezer besluiten.

Als men zulke dingen leest en thans in vele plaatsen de belangstelling ziet, die de catedhismusprediking in den avonddienst heeft, dan blijkt al weer, dat men met klachten over de ontrouw van ons geslacht aan de deugden der vaderen zeer voorzichtig moet zijn.

„Verzakelijking".

Tot de aanklachten, die men vari den kant van dr Geelkerkens kerkgenooten inbrengt t«en de Geref. kerken, behoort ook de bewering, dat het heilige tot een zaak gemaakt wordt. Ds H. C. v. d. Brink sprak over: het Asser zaakje. En hoe sterk hij in die qualificatie zich tronw bleet, blijkt wel uit zijn opschrift boven één van zijn artikelen: , , de druiven zijn zuur". In welk verband hij dit schreef, deelt een medewerker van „De Bazuin" aldus mee:

Dit is bet opschrift, dat ds v. d. Brink in het weekblad „Woord en Geest" plaatst boven een artikeltje, waarin ds v. d. Brink in herinnering brengt, hoe in de pers der Geref. Kerken opgemerkt wordt, dat de zoogenaamde „liturgische diensten" (waarover men .in de gemeenten, waarin ds v. d. Brink-dient, spreekt en waarmee men proeven neemt) vele bezwaren met zich brengen. Zijn Eerwaarde meent te moeten aannemen, dat deze kritiek op de liturgische diensten niet serieus gerneend is; immers, in de Gereformeerde kerken kan men het zoover niet brengen, len nu komt de jaloerschheid met bezwaren. „De druiven zijn zuur", alzoo drakt het blad vettelijk.

Ik zal maar niet breed memoreeren, dat indertijd de liturgische voorsiellen in onze kerken zeer scep-

lisch ontvangen zijn, toen er nog geen twisting openbaar geword'en was. Als toen diezelfde kerkbodes •etc, die nu zeggen bezwaren te voelen, hadden gezegd: wij móéten en wij zullen Titurgische diensten heljben, en als ze toen daaronder verstaan hadden de probeersels, die thans ginds worden aangediend, •o~ch, d a n zou men nog kunnen verstaan, dat ds van den Ijrink zoo iets begint te denken. Al was heit dan nóg niet bewezen. Maar thans is het vreemd genoeg.

En hij voegl er deze opmerkingen aan toe:

Arm volk, dal tusschen kerkjes kiezen moet, die zivh als winkeltjes aanstellen, en hun modewaar aanbieden, met een signifische viagerwijzing naar den collega-venter, die' wel den neus optrekt, maar weet u: de druivn benne suur. Al s wat ds v. d. Urink zegt, w a a r was, dan zou men dat onder ons met brandende schaamte moeten leeren verachten in zichzelf, ilaai is hel: niet waar, dan toekent het wel de „mentaliteit" Mat nare woord ook) van de leiding van bet schisma, gelijk die in enkele figuren altbans uitkomt. Ik zal niet zeggen, dat men ginds probeorl met dergelijke snufjes zich te presenteeren als reformateurs par excellence. Als ik meen, dat de „liturgische dienstien" verarmend werken, dan is het reformatie, ertegen in te gaan. En zoo moet men ginds ook maar naar zijn beste weten handelen. .\Iaar uitlatingen als die van ds v. d. Brink raafcen het wel moeilijk, aan te nemen, dat deze i-eforinatorische vondsten zuiver en alleen om haar weze: i. en waardij gezocht worden. Wie bij anderen zulke marktconcurrentie-reclame onderstelt, heeft het probleem van de kerk, die zich tot een winkeltje degradeert en haar waren etaleert, zelf in het debat gebrdcht. Winnen doet het debat daarbij niet; maar daarvoor is „Woord en Geest" belaas ook niet opgericht.

Dit over het speciale geval van de , , Verdinglichung" in do polsmiek van ds H. C. v. d. Brink. Wat het aanheffen van deze klacht in het algemeen betreft, zegt prof. Boiuwman in ., D'e Bizuin";

Men heeft gezegd, dat de Synode van Assen is ingetlrongen in • do geheimenissen, en dat zij in, ©ene formule heef! willen uitdrukken, wat men niet verstaan kan, en dat zij daardoor de openbaring heeft verzakelijkt.

Deze uitdrukking „verzakelijken" is aan Barth ontleend. . \'< > rzakelijken wil zeggen, dat men ds leer des beits, de openbaring des heils beschouwt en behandelt als een zaak.

Zulk een verzakelijken is mogelijk. Het gebeurt dat menschen spreken over het wonder der verlossing en verzoening, ©n dat hunne ziel niet inleeft in bet mysterie der genade, niet in ontroering komt over de wondere liefde Gods, die zich in het werk van Phristus heeft geopenbaard.

Maar in het geval van de Asser synode is er toch geen sprake van, zegt de hO'Ogleeraar:

Zij heeft niets anders Avillen doen dan waken vooi; de heiligheid va.n Gods Woord. Zij heeft tegenover eeno meening, die zich niet \\'ilde houden aan de getuigenis des Heeren, dio niet wilde aanvaarden, dat •wat Gen. 2 en 3 ons leert van het paradijs, van dê boomen des hots, van de' slang en haar spreken, zintuigelijk waarneembare werkelijkheden zijn, uitgesproken, dat zulke" afwijkende leeringen te veroordeelon zijn en in de G-ereformeerde kerlren niet mogen worden geleerd. En mag dat genoemd wooden , , verzakelijken" van de opienbaring, of het brengen van 3e mysteriën der Godsopenbaring in het platte vlak des verstands? Volstrekt niet. De Synode van Assen heeft zich, zonder te ontkennen, dat er ook in bet verhaal der Schrift omtrent de zondeval diepe mysteriën zijn, die wij niet kimnen begrijpen, willen vasthouden aan de historische waarheid van wat God ons in Gen. 2 en 3 heeft medegedeeld.

En als er nu eens de dooir dr Geelkerkan verlangde „studiecommissies" gekomen waren? Zouden die niet „verzakelijkt", hebben? Kom, kom...

Tegen de „verzakelijking" (Dordt) de „vergeestelijking" (Jeruzalem).

Nauw verband met de klacht over „verzakelijking" houdt wat de „Nieuwe Texelsche Courant" schrijft, en waarover onder „Op' en om ons erf" in „De Bazuin" dit gezegd wordt:

Volgens de „Nieuwe Texelsche Ct." be^t ds H. G. V. d. Brink, ingeleid door ds J. J. Buskes Jr., op Texel een redevoering gehouden met de bekende leuzen; waarover nu al ruim 2 jaar geschreven werd, en die trouw gerepeteerd worden. In het verslag trof mij deze passage:

We zijn aangewezen op de meest zuivere openbaring van Christus. Is er een kerk, die meer zuiver is dan de onze, dan moeten we daarheen. We moeten steeds reorganiseeren; we moeten niet naar Dordt, maar naar Jeruzalem.

N a t u u r 1 ij k is bet m o g e 1 ij k, dat dit verslag niet juist is. Ik maak het dan ook los van ds v. d. B r i n k, maar reken met de mogelijkheid, dat zijn discipelen toch graag dit alles, ook al bad b ij het niet gezegd, voor bun rekening zouden nemen.

Dan is tegen dit eerste tweetal zimretjes aan te voeren, dat hier de „meer zuivere kerk" vrijwel uit de lucht komt A'allen; dat gezwegen wordt over de roeping, om, a 1 s wij iets „meer zuivers" b e b b e n, dat i n onze eigen.bestaande kerk tot gelding te brengen; en dat dus hier de geest van bet schisma, en, niet de wil der liefde, noch de kracht der profetie is.

En dan dat tweede zinnetje. Het slaat ongetwijfeld in. Maar het b e 1 p t niemand, tenzij dan, om als slaapmiddel te dienen. Dordt is zichtbaar, maar Jeruzalem op zichzelf onzichtbaar; al moet het juist i n een zichtbaar Dordt, of Assen, of Groningen, of Amsterdam-Zuid zichtbaar worden. En daarover loopt de kwestie nu juist. Ds v. d. Brink gaat den kant van ds Buskes op: niet argv.menteeren, maar zuchten naar idealen, terwijl de praktijk met sprongen van gedachten plot.seling aangegrepen wordt. Niet naar Dordt, maar naar Jeruzalem, dat is bet zelfde als de leus:

a. niet naar den dokter, maar naar het opstandingslichaam; als ge ziek zijt; of:

b. niet naar de universiteit, maar naar de hemels^he wijsheid; als ge studeeren wilt; of:

c. niet naar het electro technisch bureau, maar naar de Electriciteit, als uw stopcontact stuk is, of de aanleg begeerd wordt; of:

d. niet naar de kerk van ds v. d. Brink, maar naar den hemel, als gp stichting zoekt.

Het is dezelfde quetistische trek als van alle piëtisme van vroeger en later; ds Kersten zegt het nog niet eens zoo erg; en het is de vlucht der verlegenheid uit den van God opgelegden strijd naar een bersteld-boeddhistiscb nirwana.

De vraag is echter voor ernstige menseben: hoe realiseer ik, hier beneden, in de vormen van het leven van beneden het „Jeruzalem, dat boven is, hetwelk is ons aller moeder"? Zelfs Karl Barth, dien ds Buskes vereert, lacht in zijn Dogmatik (I) om deze p r o b 1 e e m-v e r n i e t i g i n g. Zie beneden.

En waarom deden de voorgangers van bet schisma zoo bun uiterste best, om eerst te zeggen: maar wij zijn onvervalscbt, 18-karaats Dordtsch? Dordtsch onze leer, Dordtsch onze kerkorde, Dordtsch onze „beginselverklaring"? Men eet zi|n eigen papieren op.

Voorts ontbrak op het menu niet: bat farizeïsme. Natuurlijk niet.

Dr bliksemafleiders van het schisma.

Eveneens houdl met de klacht over „verzalcelijking" nauw verband wat dezelfde rubriek van „De Bazuin" schrijft over „bliksemafleiders" (de term is van ds Buskes en vindt hieronder verklaring):

Ds Buskes, dien ik vroeger als een fijnvoeleud mensch heb aangezien, constateert dat ds Laman, ds G. L. F. V. Schelven, Marnix en prof. Grosheide ook al bebooren tot de farizeërs. Want zij 'bebbeir tegen Karl Barth getuigd, hebben gesebreven, dat de gereformeerden in Nederland in Kuyper en Bavinck iets hebben, dat Barth hun niet geven kan, en dat de menschen, die tot hun lezers bebooren (zij schreven in kerkbodes, niet in vaktijdschriften!) niet zoozeer Barth behoefden te bestudeeren als wel Kuyper en Bavinck. En dan haalt ds Buskes bun met name genoemde artikelen als uitingen van een geest van zelfvoldaan be i d aan, hij constateert, dat men zoo „bang" is voor Barth, „omdat" hij (Barth) getuigt van bet oordeel, en omdat h ij , , a f b r e e k t alle bliksemafleiders, die wij op onze kerk en onze universiteit en onze theologische school geplaatst hebben, om onze kerk en onze universiteit en onze theologische school veilig te stellen".

Men moet zich toch over deze hoogmoedige en vlakke beweringen wel verbazen. In bet buitenland zijn ze bij tientallen, die schrijven: de tijd aan Barth besteed is verlor-en t ü d. Ik ben het er niet mee eens; het is zóó ook niet eens gezegd door de bovengenoemde auteurs, die in kerkbodes schreven (terwijl die door mij bedoelde buitenlanders het in v a k t ij d s c h r i f t e n soms zeiden!) Komaan, zijn die geleerde beeren in het buitenland, ook al gedrenkt met Kuyperiaansch, Assenscb, farizeïsme? Wat een vlakheid! En wat het wonderlijkste is: ds Buskes-doet doorloopend niets anders dan bliksemafleiders op zijn kerk en zijn krant zetten. Want als hij wat wilde beweren, dan moest hij eerst eens aantoonen, dat de breede a r g u m e n-t a t i e, die van gereformeerde zijde tegen Barth aangevoerd is niets om het lijf heeft. Maar dat doet ds Buskes niet. Ben ik wel ingelicht, dan beeft hij aan studenten, die hem eens zijn oordeel vroegen over een publicatie, waarin Barth bestreden werd, gezegd: ja, dat begrijp ik niet. Het kan best niet waar zijn, wat deze anecdote vertelt. Maar helaas klopt bet verhaal met de ontstentenis van eenige bewijsvoering. Ik zal maar niet vragen, wat ds Buskes te b e w e r en beeft tegen de professoren Hepp en Honig, die nu eenmaal „mannen van Assen" zijn; en ook maar niet vragen, wat hij inbrengt tegen mijn argumentatie, want ik ben natuurlijk nog slechter dan slecht. Maar ik wil w è 1 eens vragen, of dr Kraan, die in de studentenwereld wel bekend is, die vroeger baar geleid beeft, ook al tot de farizeërs behoort, als h ij met argumenten tegen Bartbs richting opkomt in een goedgedocumenteerd betoog? Zulke vlakke redeneering is decadent en generaliseert hopeloos. Zij is de bliksemafleider op het huis van den man, die niets heeft te argumenteeren en den strijd ontloopt met geklaag over anderen, die al een staat van dienst hadden, toen ds Buskes nog in de Avieg lag. Dat zegt niets, als hij profetisch oreert en bewijzen heeft. Het zegt echter thans heel veeL

Bliksemafleiders, die plaatst ds Buskes. Zijn heele krant, zijn kerk, moet in de p r a c t ü k van Karl Barth niets helDben. Als ds Buskes zóó „onder bet oordeel" stond, dan bad bfj niet een nieuwe kerk helpen maken, die het aantal der onder bet oordeel staande huizen dezer wereld (volgens Barth) met één vermeerdert. Dan zou hfj niet in één verband kunnen werken met dr Geelkerken, wiens heele redeneeringen en brochurebeschrijving lacht om de massieve zinnen van Karl Barth. Weet ge, waar - men bliksemafleiders plaatst? Daar waar men zegt: niet naar Dordt, maar naar Jeruzalem. Het onzichtbare is daar de afleider van den bliksem der roeping Gods HIER, in DEZEN tfjd, ui DEZE taal, in DEZE MIJNE omstandigheden. En als gereformeerden zeggen: laat Kuyper en Bavinck u niet ontnemen door Barth, wie bewijst dan, 'dat ze dat niet zeggen o m d a t ze eerlijk vreezen, dat een werk GODS, dat Kij bun toebetrouwd beeft, anders te loor gaat? Is dat-zielskennis? Een paar weken geleden schreef ds Buskes, dat God soms' bloemen laat groeien tusschen de keisteenen; en hij vond het verdrietig dat velen daar geen oog voor hadden. Ik vrees, of neen, ik zeg, dat ds Buskes geen oog heeft voor de bloemen van eerbied voor het werk Gods, die tusschen de keisteenen van synci^el^^sjsi^ s kerkverwoesting, ressentiment-dat-tot-schisma-voert, groeien. De bloempjes, die ds Buskes ziet, mogen w ij niet vertrappen. Laat bet hem maar zeggen. Maar laat HIJ eens in stilte zich afvragen, of deze hoogmoedige taal van een man, die thans 28 jaar is, en die blijkens eigen getuigenis op zijn minst 26-jarigen leeftijd („reeds enkele jaren") van deze dingen gansch verzekerd was inwendig, niet een trappen is op bloemen, die anderen zien tusschen de keisteenen. Wie zijt gij, prediker van liefde en verdraagzaamheid, die anderen oordeelt? Ondergeteekende is ook niet bang voor een scherp woord, maar het moet dan gaan over zaken, niet over. de motieven van personen; en bet moet zich niet durven presenteeren zonder gelijktijdig aanbod van argumentatie.

Weet ge, wat de kwaal van onzen tijd is? Niet in d> ' eerste plaats een bioscoop, of een zonde tegen het zevende gebod, of een hypocriet, of een farizeër. De vloek van onzen tijd is, dat zij, die zich opwerpen als leiders, het volk durven voorpreeken allerlei indrukjes en bypotbesetjes als profetische taal. Het is de clubgeest. die, in het nauw gebracht, Bart h, dien ze toch niel anders kennen dan door de filter van bet eigen weekblad, en Jeruzalem, waarvan ge toch nog niets kunt grijpen in zijn voleiirden staat, en meer dingenvan-de-v e r t e, aanwendt als bliksemafledder in het gevecbt-van-n a b fj, de strijd om de goederen van Dordt_, van Kuyper, van Bavinck. Het is om te lachen en te schreien: , , Woord en Geest" en Barth. ... Ze gebruiken hem als leus, louter omdat hij NIET Kuyper en NIET Bavinck is. Maar van zijn woorden is een TOEPASSING in de beweging — als geheel genomen — s c b ij n noch schaduw aanwezig.

En er is geen verschil tusschen de waardeering van Barth als persoon, om zijn werk, dat hij in het buitenland deed, én de waardeering van zijn werk, als men het aangrijpen wil als leidend beginsel voor ons?

Ds Buskes schijnt nog niet te begrijpen, dat men iemand kan waardeeren om zijn goede bedoelingen en zijn sympatbieken strijd, maar zelf meent geroepen te zijn een anderen weg in te slaan.

zijn een anderen weg in te slaan. Toen ds Buskes over alle r e d e n e e r i n g e n van de kerk, waarin bij diende, heenstapte met de bewering: ik proef een anderen geest, en ik redeneer niet meer. maar stap er uit, toen heeft bij voor gereformeerd Nederland een bliksemafleider gebouwd. La t e r zou dieinscripties krijgen. De namen Van Barth en van Gunning en'^an Blumhardt staan erin; want het i.~; alles uit de v e r t e. En bet is alles geschrijf over den ., a c h t e r g r o n d" van het conflict, om het conflict zélf op den „achtergrond" te werken, Als ds Buskes toornen wil tegen wie Bartii niet in toepassing brengt, laat hem dan beginnen bij ds V. d. Brink en dr J. G. Geelkerken. En bfj zichzelf, want zijn kerkformatie zou Barth een vermeerderin; ; van Babylonisöbe instituten vinden, inplaats van een Jeruzalemsche hofplanting ' onder den druk der „krisis".

Barth zegt in zijn Dogmatik, 1927, I. 386/7:

Es köiniten neue Entscbeidungen darüber, wernun eigentlich als kircblicber Lebrer und was nuii eigentlich als Dogma zu respektieren sei, notwendi; , ; werden, denn die alten Entscbeidungen auch darüber sind auf Er den und nicht im Himm e 1 gefallen. Es muszten aber solcbe Wandlungeii — und das ist der Einwand, der gegen die kircliliche Wandlung der letzten zwei Jabrbunderte hu Unterseheid zu der des 16e Jabrhunderts zu erhebe; ; ist, — es müszten solcbe Wandlungen von innen.' aus der Sache; aus der Schrift, als dem Worte Gottes, aus dem Glauben und Geborsam der Kirch e selbst heraus erfolgen, nicht aus Wandlungen des Weltbildes und der soziologischen Struktur der Gcsellscbaft, nicht aus den Sentiments und Ressentiments des modernen Mensöben, nicht aus dor Po, '-tulatensammlmig des jeweiligen Kulturbewusstseins willig-widerwillig übernommen sein.... Dadurch unterscbeidet sich eine Reformation dor Kirche von einer belangiosen H a r e s i e, dasz.... jene von der bedingten an die unhedingte Autorital appelHert, um die bödingte besser zu begriinden, diese aber die bedingte auf lost, um überhaupt keine mehr gelten zu lassen. Darum ist Luther ein Reformator, und darum ist Sebleiermaeher, . kein Roformato^^^^, • • . \Sv®i^

Juist.

„A u f E r d e n und nicht i m H i m m e 1". Te Dordt en niet in Jeruzalem.

„Die bedingte A u t o r i t a t besser b e-g r ü n d e n".; maar niet „die bedingte auf-1 ö s e n". Wat Dordt zegt, wat Kuyper en Bavinck greep, - wat de kerkelijke confessie zegt, betere gronden en uitwerken, maar niet in de ruimte redeneeren en vandaag een Dordtsch pakje aantrekken, om morgen zuchten te loozen ins Blaue binein, omdat daar wel ergens „Jeruzalem" te denken is.

En niet uit het wereldbeeld redeneeren, zeg-. gende tevens: „ik heb geen exeges e", maar uit de Schrift, plus de „bedingte Autoritat", werken. Want Barth corrigeert zichzelf langzamerhand, maar Buskes heeft diens zoeken liever dan zijn vinden, want hij kan met het eerste beter negatief werken. Und darum ist Kuyper (und Bavinck) ein Reformator und darum ist Geelkerken (und Buskes) — kein Reformator.

Het bréede citaat ïtf^pDi^ Bazuin" w.Oirde mi] ergeven, ; de zaak houdt haar belang, zoiolang de ers van dr 'Geelkerken, niet komende tof the-isch werk, zich vergenoegt met bestrijding der eref. Kerken.

Ik heb eens met prof. Barth een half uur peroonlijk kunnen, spreken. Ik weet het: (het liep ok over Assen): uit zijh ideeën, ook' toen ter prake komende, voJgt, dat hij' met Assen het niet ens is. Maar even s'terk, dat hij het met , : P schisma van de groepl-'Geelkerfc'eii

*» e n - ip: «; t^-#i' e n s b r Oi c h u r e s n i eft*(6"©«Spi s. Het vooTopstellen van den naam van Barth in DIEN kring is louter een slag in de lucht; maar het onbekende, het niet-geformulesrde. Gepiraat in de ruimte.

Naar aanleiding van dr Gunning's jubileum.

In „Pniël"" schrijft dr J. H. Gunning , T. H. Zn. een woord ter herinnering aan zijn ervaringen uit (Ie dagen van zijn jubileiun. In het warm geschreven en verwarmd. - artikel lees, ik o.m.:

'S^^Sibegrijpelijk dat^^^^^^rt „naar den vrede haakt en alle ongenoegen w)*aak't", er schik in heeft, zooals ik eens even gedaan heb, zes brieven naast elkaar te leggen van: een Hervormden bondsman — een Chr. Geref. prediker-— een Geref. predikant van zuiver Assensch coloriet — een bekend leidsman der Gereformeerden in Hersteld Verband — een Oud-Geref. ouderling — en een zeer ethischen publicist-voorganger-essayist, en dan uit aller mond te liooren: „uw Pniël is bij ons geliefd en mij tot zegen". Zie je, dan word je heel ootmoedig gestemd en zegt ge: me ben ik Heere, dat Gij mij aldus gebruiken wilt om de eenheid Uwer kerk mede tot'bewustzijn van velen te brengen?

Even later:

Welnu, onder die ovérgroote schare Gereformeerden moet en k a n en z a 1 er toenadering komen bij volkomen zelfstandigiheid van eenmaal verkregen en geliefde kerkpositie. Ik heb nooit gedroomd van een kunstmatige aan-elkaar-kramm_erij van Hervormden en Gereformeerden en Christelijk' Gereformeerden — ach, wat zou dat ook baten! — maar ik heb ook nooit kunnen inzien waarom het ergernis zou moeten geven wanneer ik eens preeken zou. voor mijn Gereformeerden vriend Ds Faber in Hoogeveen of voor mijn Christelijk Gereformeerden vriend Ds Wisse in Utrecht of voor mijn Hersteld-Verbandelijken vriend Ds Geelkerken in Amsterdam, mensohen, die mij allen in deze dagen de hartelijkste blijkfli van sympathie en meeleven hebben geschonken. Ik krijg daar nèt nog van een der destijds aller-furieusste „doleerenden", met wien ik zelfs wel vurige couranten-artikels vóór veertig jaren gew^isseld heb (ach, wat was ook i k toen een heethoofdt) een vriendelijk briefje: „Amice frater! Met dezen dag hartelijk gefeliciteerd door je jaargenoot en .studievriend te Utrecht. Lang leve de voortreffelijke Pniël-schrijver, trots al zijn eigenaardigheden en wees Gode in alles bevolen".

Ja, het over en weer preskeii zal wel niot gaan. De kerk moet nu eenmaal haar levensjpienbaring (, 'rorlden op wat zij houdt voor absolute eiscihen. Maar oonferceren kan wel. Indien de toiepias sing gemaakt zal worden op'. de herhaalde uitspraak \an het onbetwistbaar bestaand verlangen, dan

kan een begin van de toenadering gezien worden in het ernstig streven, om, desnoods door een conferentie, en ook door geduldige — al is het ook vooit schrijvers zelf vermoeiende — sQhrifte lijk e poging om de tegenstellingen eerst te zien in het .ware licht. Dat offer moet men ervoor over hebben al kost het ook' een opl te lichte gronden rustende bleeke reputatie. Er' zijn er, die zulk een offer brengen, omdat ze niet alleen zuohten in de richting van de eenheid, maar in déze n zin meenen er voor te moeten werken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Over sabbaths-schending in oude tijden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's