GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IETS OVER DE CATECHISATIES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IETS OVER DE CATECHISATIES.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zullen de practijli wel hier en fear herzien, zoo zeiden we.

Dit geldt o-ot van de leerstof. En ook' hier geven principiöele bescho-uwing eai psychologisch gegeven elkaar de hand.

Een eigenaardige moeilijkheid, dio zich telkens weer openbaart, is deze, dat op de catechisatie ecnerzijds inzicht gegeven mo? .t worden in de waarheid Gods, in den loigi schau samenliang van de feiten en in de eenheid van die openbaring, maar tlat anderzijds het vermanend en vertroostend element niet mag ontbreken.

Eenerzijds het v er s I an delij'ke.

Anderzijds liet meer gemoedelijke.

Nu heeft men wel betoogd, dat dat gemo; > delijke speciaal eigen zou zijn aan de leerstof, die in den vorm van vraag en antwoord den "kin.doreii werd toegediend. (Zie „Ger. Theol. Tijdschr." Afl. Mei 1923). Meteen moet dan een dergelijk argument dienst doen om de', door ons in het tweede ariikel besproken, , .vraag-en-ant woord-vorm" te verdedigen.

Evenwel is het uit de feiten zelf te bewijzen, dat de gemoedelijke toon, de toon van de beloving, allerminst in de eerste plaats die van „het antwoord" op „de vraag" is. ^'f^M

Laten we eens naast elkaar leggen' de' wijze, waarop onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis het Middelaarswerk van Christus in den hemel behandelt, , _en de manier, waarop' onze Catechismus zulks doet. s

In artikel 26 van onze geloofsbelijdenis heet het: „Wij gelooven, dat wij geenen toegang hebben tot God dan alloen door den eenigen Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, den rechtvaardige Maar deze Middelaar, dien ds-Vader ons gegeven heeft tusschen zich en ons, mo'et ons door zijne grootheid niet verschrikken, om ons een ander naai' ons goeddunken ta zoeken. Want er is niemand, noch in den hemel, noch op' de aarde onder de schepselen, die oms 'liever heeft dan Jezus Christus, dewelke, hoewel Hij in de ^gestaltenis Gods was, nochtans zichzelf vernietigd heeft Indien wij nu een anderen Middelaar zoeken moesten die ons .g-oedgunstig ware: , wien zonden wij vinden kunneJi, die ons meer Leminde dan Hij, die Zijn leven voor ons gelaten heeft, ook toen wij nog vijanden waren? "

Leg daarnaast de wijze waarop' oinze catecihismus deze dingen bespreekt. ; „Wat verstaat ge daïirmede: Opgevaren ten

„Dat Christus voor de oogen Zijner 'löngeren. van de aarde ten hem.el is o-pgeheven, en dat Hij ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt, o-m te oordeelen de levenden ©n.de dooden". (Vraag en anlw.' 46). MsmM

En in vraag en antw. 49: , , Wat uit .éöai^fei , , , „, .., , , , ., liomclvaart van Christus? "

•, - Ten eerste, dat' Hij in den hemel voo'r het

aangezicht Zijns Vaders onze voorspraak is. Ten. andere, dat wij O'ns vleesch in de'ii he'mel to^t een zeker pand hebbe-n, dat Hij als het ho'ofd, ons, Zijne lidmaten, ook tot zich zal nemen. Ten derde, dat Hij ons Zijnen Geest toit een teganpiand zendt, door wiens kracht wij zoeken dat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Go'ds, en niet dat. op de aarde is."

D'e vergelijking valt hier toch zeker niet uit ten •nadeele van het thetische, d.w.z. stellende betoog van de belijdenis.

Bewijs, dat de vermanende, vertroostende en ge-•moedelijke toon wel degelij'k oo'k in een stuk, dat niet in den vraag-en-a.ntwoord-vorm is opgesteld, valt te bereiken.

Dit van te voren te constaleeren was noodzaki; lijk, opdat men den tooii niet aan een bepaalden leer bo e k - V o rm hinde.

Logisch inzicht is noodig; het verstandelijk omvatten van het totaal.

En daarnaast, neen, dai.rbij tegelijkertijd het vertroost en vermaand worden door den inhoud. ^Maar zoo' komt dan alleneerst de vraag: welke volgorde is voor de eateohese de meest gewenschie?

Zal de geloofsleer op catechisatie zóó worden behandeld, dat er een t: > taal-inzicht komt in den inli'Oild van ons belijden, welke volgorde is dan de meest juiste: die van den Catechismus, O'f die van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis?

Zullen we dan de theotogische orde moeten volgen, zooals de laatste-, of de anthropologische zooals de eerste ?

Deze zaak is inderdaad van beteekenis. V^oo-ral omdat zeker in 85 pCt. van de gevallen, (e-n wellicht meer) min of me-er in sleurgang, steeds de volgorde van den Catechismus de leidster is. En dit toch, naar ons inzicht, geheel ten onr e c h t e.

Immers het logisch inzicht in het totaal van de daden Gods, in het ge-heel o-nzer geloofsleer, kan alleen daar zijn, waar inderdaad oo-k de voorstelling der feiten beanlwo-ordt aan de werkelijkheid van de openbaring - Go-ds: God in het centrum; uit Go-d, door God en to-t God.... alle dingen. "Bij deze, de echte theologische beh.andeling is het mogelijk, de dingen hun eigen p laats te geven. Hij de behandelingswijze van den Catechismus is dat niet wel doenlijk.

i\1en zie b.v. eens, hoe lietrekkelijk als , , er bij gesleepte" het - vraagstuk van de Schrift ter sprake komt (vr. en antw. 19); en dan no-g zóó, dat ^-an inspiratie niet gesproken wo-rdt. Hoe zal nu, indien bij dit antwo-ord heel het schriftvraagstuk wordt besproken, indien daar ook de vragen van' algcmeene en bizondere openbaring enz. ter sprake komen, 'het vo-or de jonge mensch-e'n duidelijk zijn, welke h^t logisch verband der dingen is ? Hetzelfde geldt b.v. van de uitverkiezing, die heel terloops, en clan iiQg van de gemeente in •haarytotaal (1), ter s]3rake ko-mt in vr. en antw. 54 van den Catechismus.

Zoo zouden meer voorbeelden 'te.noemen zijn. En dit alles ligt niet aan den Catechismus alleen. Het ligt aan .de volgorde. Immers, betrek ik do dingen op Go-d, zie ik ze als door Hem gedaan en geo-penbaard, da, n 'kan ik' de volheid van Zijn openbaring bespreken. Maar zie ik de mensch en zijn ellende, verlossing en dankbaar­

heid als uitgangspunt, dan breek ik telkens het totaal van de eenheid der üo-dsopenbaring stuk, en moet tegelijkertijd die punten, die ik niet, in rechtstreeks verband met mijn heil k'ail lirengeii, wél stiefmoederlijk behandelen.

Vandaar, dat b.v. onze Catechismus ook de dingen zoo uiteenrukt

Zo-o komen b.v. de goede werken ter sprake in Zondag 24, Zondag 32 en Zondag 33. Het geloof wordt besproken in Zo-ndag 7, Zondag '23 en Zondag 25. De kerk"ko-mt ter sprake in Zondag 21, de tucht evenwel in Zo-ndag 31. En zoo zouden jve kunnen doorgaan.

Maar nu maakt men hier een tegenwerping. Onze kinderen zo-uden geen behoefte hebbe-n a.iii een idteenzettiug van den logischen samerdiang van de dingen. Wel aan een bo-ck dat spre-ekt vanuit hun eigen milieu in den to-on van oprecht belijden.

Het laatste stem ik volkomen toe. We. willen beginnen met die gedachte te aanv'aarden. Maar hoe ziet het er nu in den geest van die leerlingen uit. Dat is toch zeker een lieel gewo-ne mensohenziel ? En dus ook een ziel, die behoefte heeft 'aan een „einheitliche" voorstelling? Ik zou willen vr.: igen: Kan een mensch, die \'an Go-d genade o-irtvangt om de waarheid te belijden, en. die een ormaal aangelegden geest heeft, het stellen buiten eeii inzicht in den logischen samenhang van de geloofswaarheden? Hoe zal hij, om enkele vo-orbeelden te noemen, het gelo-of verstaan zonder de rechtvaardigmaking, en deze weer zonder den logischen samenhang te zien met de voldoening van 'Christus eenerzijds en de erfschuld anderzijds. ]\laar het noemen van het woord erfschuld veromlerstelt weer een. begrip erfsmet ook, anders is het begrip erfschidd niet juist aanwezig. En erfsmel. en erfschuld verO'nderstellen weer kennis van schepping naar Gods beeldl en Van werkverhond.... En zoo zou ik kunnen do-orgaan. Gelooven is toch zeker éérst kennen van de waarheid, die ons God in Zijn Woord heeft geO'P'enhaard? En kennen is toch zeker o-nmogelijk zonder begrippen? En begrippen kan ik toeh zeker niet hebben zonder oordeelende functie, en ooirdeelen kan ik toch weer niet vo-rmen zonder een logischen samenhang der dingen te zien?

Zoo zien we dat ook hier het psychologisch gegeven de theologische methode steunt.

Anderen zouden het betreuren, wamieer op. 'de catechisatie de theologische methode werd gevolgd, wijl dan de volgorde van de 12 artikelen moet worden losgelaten, en dus deze 12 artikelen 'dan óók niet meer als de grondslag en do eenhieid c-nder alle verscheidenheid van kerk en leer' door do kinderen zo-uden worden gekend en ge-voe-ld. Daarom prijst men dus de methode van deti Catechismus zoo aan! ; \Ien zegt aldus:

, .Doordien men de twaalf artikelen als leidraad heeft bij de behandeling van de geloofsleer, zullen de kinderen beter gevoelen: ik' vind hier eene belijdenis van Wie de Heere God is, en die Jjelijdenis moet ik medebelijden, omdat ik Iiehoor tot de écne, algemeene, christelijke Kerk'".

Bijna zou ik geneigd zijn te vragO'n: ho-e is het dan mogelijk geweest, dat o-nder vigeur van de O'nderscheiden oatec-hismi, er zooveel verdeeldheid kwam — en 'clat het besef van che eenheid

248 der algemeene kerk vaak het sterkst is bij ethischen, die gewoonlijk geen Catecihismus 'Jesren, en het z w a k t s t bij gereformeerden en ohristelijk-gereforméerden, die liun Catechismus plegen te leeren vanaf, soms zelfs reeds o.p de schoolbanken ?

Daarbij komt nog iets. Reeds onmiddellijk in den aanvang der besprekingen van die twaalf artikelen, komen we yoior de noodzaak allerlei controvers te .behandelen, even goed, als zulks het geval zal zijn bij elke volgorde. Maar maakt dit op de kinderen niet veel meer den indruk 'van oneenigheid dan van eenheid van de geheele kerk van Christus? En dan: Wat is het groofe belang? Dat de kinderen op grond van het feit, dat de twaalf artikelen de nog steeds roor alle kerken geldende belijdenis is, weten kunnen en weten mogen, dat er is eene eenheid van allen, die gelooven? Moet dat nu persé worden bijgebracihti op deze wijze, dat die twaalf artikelen .„, ook in volgorde worden gevolgd''?

Met evenveel recht als men de gewraakte stelling verdedigt zal ik dit kunnen poneeren:

a. Het is noodig, dat ter catechisatie de leerlingen voor allerlei dwaling worden gewaarschuwd, en dat zij eigen belijden wol omlijnd voor h-et bewustzijn zien voorgesteld.

b. De tv^aalf artikelen dienen steeds het symbool van de eenheid van de christelijke kerk te blijven, ook voor het bewustzijn van. den leerling.

Conclusie: Die twaalf artikelen mo'gen nimmer gebruikt worden als leidraad bij de bespreking van den geloofsinhoud ter catechisatie, want dan gaat het besef van eenheid verloren.

Ik weet wel, er is in deze bewering iets, dat veel te exclusief is. Maar het gaat er hier oim, aan te toonen, dat deze gewraakte redeneering toch even goed grond kan zijnvo O'.r een aanval óp, dan vOiO^reenverdediging van het gebruik van de v od g o r d e v a n den Catechismus.

Bovendien, hoe stelt men zich een en ander in de practijk voor?

Stel U voor een catecheet zou eerst eens uitleggen Zondag 18, met zijn controvers tegen illome en. Luther, en dan eens gaan vertellen, dat O'ok dat artikel van de hemelvaart van Christus we: 'r zoo heerlijk laat zien de eenheid van Christus' kerk! Laat de catecheet dan de volgende week eens navragen, wat de jonge menschen hebben onthouden! Dan 'zullen ze of de tegenstelling hebben vastgehouden, óf ze begrijpen van de eenheid in de veelheid 'en yerscheidenheid, en van de tegenstellingen bij de heerlijke eenheid, niets. 'Genoeg om te doen zien, dat het besef van de eenlieid aller geloovigen niet moet worden bijgebracht doordien men. blijft persisteeren bij de 12 artikelen als leidraad bij de 'behandeling. Daarvoor zijn betere wegen.,

We hebben bij de theologische behandeling ons kostelijk leerstuk Van de onzichtbare kerK.

Logisch inzicht in de waarheid Gods is voor onze jonge menschen ook noodig, wijl ze zóó alleen kunnen stand houden in den geestelijken strijd. Immers het is ondoenlijk alle mogelijke argumenten en beweringen, die hier en daar en voor en na gpgeld doen tegen de Waarheid, met hen te bespreken. Ook al om de eenvoudige reden, dat telkens nieuwe beweringen opduiken, en van den strijd tegen de Waarheid kan worden gezegd, dat ze geen enkel wapen schuwt, ook het zotste niet.

Zullen in een 'dergelijken strijd onze jonge menschen, als ze staan midden in het leven „den smader" iets moeten antwoorden, dan. zal dat slechts mogelijk zijn, doordien zij' zelve voldoende logisch inzicht hebben in het geheel der Godsopenbaring, en in het karakter van hun geloiofsen zede-leer.

Natuurlijk is een bespreking, een opzettelijke bespreking van de belangrijkste afwij'kende meenihgen voor de catechisatie een eisch. Maar verder moet de belijdende christen in staat zijn om tegenover de dagelijksche aanvallen 'van een vijandige omgeving zelfstandig het wapen te hanteeren. En dit zal slechts mogelijk zijn daar, waar een inzicht in den samenhang van de ons ge^ openbaarde waarheden bestaat.

Maai' nu komt de andere vraag: moet nu een leerboek ook het vermanend en v e r t r o O' s-tend element bevatten?

En dan is ons antwoord — een antwoord dat misschien op 't eerste gezicht sommigen bevreemdt — dit: .vermaningen moeten er in een leer boek niet staan; en v e r t r oi o s t i n g e n — ja — in zooverre ze blijven binnen het kader van hetgeen o n m i d d e 11 ij k met het geleerde verband houdt, en dan nog zeer kort en bondig, en sober, uiterst soher.

V e r m a n i n g e n n i e t.

Om d'eenvoudige reden, dat men een kind al heel slecht psychologisch benadert, door hem twee, drie of misschien wel zes a zeven keer dezelfde', letterlijk dezelfde vermaning te laten lezen en vi^ellicht zelf te laten memoreeren. Wat voor indruk maakt dat ?

la, zegt ge, maar de ethiek, de zedeleer, dan? O, maar dat is iets anders. Het verstaan van den inhoud van eenig gebod moge een vermaning bevatten, het is iets anders, dan wat er staat in een Oud catechis.atie-boek: „lieve leerling, wees voorzichtig, laat U raden; er zijn rechte wegen en doolwegen; o, bewandelt toch den rechten weg; ge zijt zoo spoedig oud...." enz. Deze en dergelijke vermaningen zijn in een leerboek .misplaatst.

Zeker, de zede leer moet in zulk' een leerboek worden behandeld, maar pireeken laat men niet leeren door hen, die b e p r e e k t worden. Tenzij dan bij wijze van paedagogisch oinjuist strafwerk.

En dan de vertroostingen.

Ook hiermee moet een leerboek uiterst sober zijn.

Te weinig nog is de strijd van jonge menschen gevarieerd, om iets te kunnen zeggen, dat hen persoonlijk aanspreekt, zonder dat ze 't vóélen als een algemeenheid. En algemeenheden z: 'ggen tegen jonge menschen is steeds gevaarlijk.

Daarbij, een vertroosting, die ge telkens weer repeteert, verliest haar ei_gen karakter.

Dit neemt niet weg, dat er wel bij de bespreking van bepaalde leerstukken een warme, een g e m o e d e 1 ij k e toon, kan zijn, moet zijn. zelfs. Maar ook dit is weer iets ajiders dan het speciaal vertroostingen laten drukken in een leerboek. Het geciteerde uit art. 26 van onze belijdenis kan hier wel als model dienen.

Het leerboek blijve dus Iserbo'ek.

Waaruit g ele er d-wordt, omdat het leert. Het boek moet leeren („lehren") zullen de jonge menschen-eruit kunne^n leeren .(„lernen").

Het leerboek voor 'de catechisatie geve dus in logischen ontwikkelingsgang, naar de theologische orde, een kO'rt (maar niet te fc'ort) overzicht over de gereformeerde geloofs-en zede-leer. Het verwijze naar de belijdenisschrifben; welke intusschen in jonger jaren (pl.m. 11—15 jaar) door de kinderen reeds geleerd zijn, en nu meteen gerepeteerd worden.

Zóó zal o.i. het catechetisch onderwijs het best vruchtbaar kunnen wezen.

Het vertroosten en vermanen is dan de taak van den catecheet. Zijn levend woord sluit zich bij de bespreking van de les voor ze geleerd moet worden, aan bij het geschreven woord, en geeft dan. vermanende en vertroostende toepassingen bij hetgeen het leerboek bevat. Zoo blijven ook vermaning en vertroosting "leve'n voor het bewustzijn van de jonge menschen. Maar het worden geen afgereden oliché's, die ze drie a zesmaal repeteeren, als kwamen ze mechanisch ophen af. Juist voor vermaningen en vertroostingen vragen jonge menschen het levend öontact met den zieleherder-catecheet.

J. WiATERINK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

IETS OVER DE CATECHISATIES.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's