GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mythologie en christendom.

Zonder terug te komen t)p ons standpunt inzake openbaar en christelijk onderwijs geef ik hier weer een opmerking van "dr F. J. Krop te Rlotterdam („Herv. Kb. R'dam"). Hij schreef over de boekjes van den heer Been over de bijbelsche geschiedenis:

Hoofdzakelijk voor de openbare scholen schreef de heer Joh. Been zijn Bijbelsclie verhalen, o-p verzoek van Dr J. Singels e.a., die met leede oogen constateeren, dat een grooit deel van ons volk in absoluut heidendom wegzinkt. Met takt en groote voorzichtigheid schreef hij. Zoowel ter rechter-als ter linkerzijde werd zijn objectiviteit geroemd. Doch wat gebeurde? In 1917 schreef hem de heer B. het volgende:

.... „Nu nog iets persoo-nlijks. Ik sprak een schoolhoofd (openbaar) hier uit de omgeving. Die had een paar jaar je „Herdersleven" op school gebruikt. Eindelijk viel het oog van een der schoolopzieners op zijn boekenlijst en toen kreeg hij een aanmaning van hem om „Herdersleven" daarvan te schrappen. Hoewel dit hoofd zeide, niet te kunnen begrijpen, waarom den kinderen wei van Grieksche en andere Mijthologie mocht verteld worden en niet van de Hebreeuwsche, werd hem gezegd, dat, hoewel „Herdersleven" zeer goed geschreven was, bijv. de geschiedenis van de ladder van Jacob niet Mythologisch, maar als waarheid was voorgesteld. 'Het slot van de zaak was, dat de burgemeester het hoofd aanschreef het boek niet meer te gebruiken, terwijj het later door den veldwachter bij het hoofd werd teruggehaald. Het speet het hoofd zeer, want het werd door de jeugd zeer gaarne gelezen en nog steeds wordt er naar gevraagd.

„Meester, wanneer krijgen we het „Herdersleven" weer? ", welke vraag natuurlijk met een uitvlucht beantwoord wordt. Het schijnt, dat ook Haagsche scholen dit boek gebruikt hebben, maar het hebben moeten afschaffen. iMisschien vindt je het wel interessant, dit te weten, waarom ik je het dan ook schriji."

Dus: mythoio'gie mag wel, Christendom niet!! M.i. is aan deze zaak te weinig ruchtbaarheid gegeven. Welke onderwijzer heeft den moed het op een scherp conflict in deze aan te sturen? Hij heeft vijf zesden van het land achter zich en ook .... de Wet, want de Wet heeft nooit neutraliteit bedoeld in de onzinnige beteekenis die de dwaze schoolopziener in kwestie er aan gat.

Doch ook hypermoderne ouders kunnen soms dwaas doen. Het volgende geschiedde nog niet zoo lang geleden pp een H. B. S. in de.... Hofstad. De leeraar zou het schitterende gedicht van Alfred de Vigny, „Moise", met zijn leerlingen bestudeeren. Om tijd te besparen, geeft hij, natuurlijk, zijn leerlingen de opdrachl, eerst thuis de geschiedenis van Mo'zes ••'na: ? te lezen. 'Acht dagen later wordt onderzocht of zulks is geschied:

„Jan, heb jij die bekende bladzijde uit den Bijbel nagekeken? "

„Neen, mijnheer, moeder zegt dat ik mij met dergelijke verhalen niet heb op te houden."

De leeraar was zoo. verstandig, dien kwajongen naar zijn moeder, ter verdere voJtooi'ing zijner klassieke opvoeding, terug te sturen en zijn beklag in te dienen ter plaatse waar het-behoort.

Zoo moesten alle schoolopzieners, onderwijzers en onders van leerlingen, die „Herdersleven" en dergelijke uitgaven in strijd achten met de „neutraliteit", huistoo worden gestuurd, met eervol, of ander, emeritaat.

Hiermee is, geloof ik, geen enkele kwestie opgelost. Maar het is toch goed, te weten, wat er op de openbare school tot de ongeoorloofde dingen gerekend wordt.

Over den Middelburgschen Universiteitsdag.

Zoo men weet, heb ik me voorgenomen, wat de geref. pers (voorzoovér ik ze lees) over den V. U.-. dag schrijft, hier weer te geven. Daarom geef ik hier het woord aan ds Milo van Almelo in het kerkblad, daar verschijnend:

't Was geen gem-aldcelijke taak, om gelieele bevrediging te schenken zoowel aan hen die nu wel graag onmiddellijk korte wetten hadden willen maken met de beide professoren, die zich niet met alle conclusiën hebben vereenigd (dat kan ook nog wel op een minder beduidend punt vast zitten en behoeft nog niet dadelijk in den ongunstigsten zin te worden opgevat), als aan die anderen die niet ten onrechte opkomen voor de souvereiniteit in eigen kring, ook omdat onze Universiteit uitgaat niet van leden van één kerkengroep, doch van leden van onderscheiden kerken.

Professor Ridderbos evenwel, aan wien de verdediging was opgedragen, heeft meesterlijk en overtuigend alle aanvallen afgeslagen.

Curatoren zullen nog nader met de twee hoogleeraren spreken, en indien die bespreking niet tot voldoende bevrediging leidt nagaan of hier een oorzaak in ligt om tot behandeling over te gaan.

Hieruit mag dus m.i. afgeleid, dat — indien /.alk een hoogleeraar inderdaad niet accoord gaat met de uitspraak omtrent het Schriftgezag — het tot afzetting van zulk een professor zal komen.

Wij mogen en willen niet hopeai, dat het hiertoe komt, maar moet het, dan zal het ook.

Uitgangspunt bij dit alles is niet geweest om wien dan ook te sparen, en evenmin om iemand te treffen, doch om heel de kwestie zonder aanzien des persoons eerlijk en zoo objectief mogelijk te behandelen.

Even later: ''

Mij dunkt zoo: ons Gereformeerde volk kan nu ten volle gerust zijn, de leiding bei'ust in uitnemende handen, er wordt niemand gespaard maar ook nieuiand onverhoord geoordeeld, het sein staat op veilig.

Alweer een recensie.

Dr C. Bouma heeft, niet zonder argumenten, nitgesproken, .'dat speciaal wat prof. De Zwaan schreef over de Openbaring van Johannes, en in het algemeen over de Schrift, ook den Efezerbrief, niet overeenkomt met de gereformeerde schriftbeschouwing. Die argumenten herhaal ik nu niet.

Vervolgens wijst dr Bouma op een recensie, die dr Geelkerken van deze geschriften gaf. Al hield deze ruimte voor het plaatsen van een vraagteeken, hier en daar, niettemin begroette hij prof. De Zwaan's studie als „bijbelverklaring van den eersten rang". Dr Bouma gaat nu vragen, wat dr Geelkerken zelf zegt van de Schrift:

Als we nu echter vragen gaan, hoe Dr Geelkerken denkt over de Schrift, is 't eerste, wat terstond opvalt, de begripsverwarring, die oiofc hier Dr Geelkerken gevangen houdt. Men leze slechts den langen zin over Gen. 2 en 3. Natuurlijk het deel der Heilige Schrift, dat hij sedert Assen telkens onmiddellijk bij de hand heeft.

In dien zin schrijft hij nu even de aanleiding tot zijn kerkelijke behandeling, geëindigd met de droeve geschiedenis van zijn afzetting. Die aanleiding, was volgens hem, dat de vraag niet geoorloofd is, wat het in Gen. 2 en 3 allereerst voor de oorspronkelijke lezers heeft beteekend.

Maar wie ter wereld heeft aan Dr Geelkerken ooit. gezegd, dat men deze vraag niet mag steüen? Is dat in de kerkelijke vergaderingen, die zijn geval behandelden, tot de Synode van Assen toe, ooit door één dier vergaderingen tot hem gezegd?

En het Gereformeerde standpunt, te Assen Idoek en klaar beleden, wordt doior Geelker'ken omschreven als het met totale verwaarloozing van het cultuurmilieu tusschen toen en thans doen alsof de Heilige Schrift uitsluitend door en voor Nederlanders, leden der Gereformeerde Kerken der twintigste eeuw is te boek gesteld.

Voor lezers van „Woord en Geest" zal deze zin weer hebben moeten dienen als „stille polemiek" tegen de Gereformeerde Kerken en haar Synodes in Assen en Groningen. Opdjit ze met stille "verbazing tot zichzelf zouden zeggen, hoe onrechtvaardig de behandeling en de eindelijke afzetting van Geelkerken toch wel is geweest.

Misschien leest deze of gene der lezers ook „Woord en Geest". Laat ik daarom even als tusschen de regels .opmerken, dat Dr Geelkerken in dezen zin van zijn recensie d« geschiedenis totaal onjuist heeft voorgesteld en van het Gereformeerde standpunt niets anders dan een caricatuur heeft gemaakt.

Vragen, wat de eerste lezers in een bepaald ge-^ deelte der Heilige Schrift hebben gelezen en wat het voor hen heeft beteekend, en letten op het verschil in cultuurmilieu — dat is juist goed Gere-

formeerd. Dat doet elk Gereformeerde, die zich met de Schriftstiidie bezig houdt.

Daarop is DT Geelkerken noch een zijner medestanders ooit aangevallen. Dat hij dat deed, is nooit op een kerkelijke vergadering hem tot een grief gemaakt.

Maar op die vraag naar de oorspronkelijke betcekenis voor de eerste lezers kan men goed en verkeerd antwoorden. En voorzoover men ooit van Dr Geelkerken heelt kunnen gewaar worden, wat zijn eigen meen ing was over deze dingen, heeft hij liet verkeerde antwoord gegeven op de door hem zelf gestelde vraag.

Ach, had Dr (jeelkerken ter Asser Synode maar tegenover (iereformeerde broeders beleden, wat hij gaarne tegenover Prof. De Zwaan belijdt, dat hij natuurlijk onbevoegd is, om de toelichtingen wetenschappelijk te toetsen. Dan ware hem een bittere lijdensweg bespaard gebleven.

Nu heeft hij zooiets ter Asser Synode ook wel verklaaitl, maar naar zijn eigen latere toelichting, was dat slechts ironisch bedoeld.

Deze eerste opmerking wilde ik alleen ma; ken, om weer te constateeren, hoe onjuist Dr Geelkerken hier de geschiedenis als tusschen de regels door schrijft.

Dit citaat is uit „Cieref. Kb. Overijsel & Drente".

Oranje en de Herv. kerk.

In Aalten heeft de Ned. Herv. Schoolvereeniging den Koninginnedag gevierd. Blijkens „De Graafschapper" van 31 Aug. '28 heeft ds Dippel daar in een rede gezegd:

Onze Koningin is uit een oud vroom vorstengeslacht. Zij is belijdend lid van de Ned. Herv. Kerk. Die kerk is de vaderlandsche kerk, is de nationale kerk. Aaii die kerk is een historie verbonden, die samengaat met onze landshistorie.

Voor een Herv. school is het dus de taak bij uitnemendheid om Oranjefeest te vieren. Spr. gaat dan na de beteekenis van het Oranjehuis en eindigt zijn - woord met den psalmist „Geef Heer de Koningin Uwe rechten".

Twee opmerkingen.

1. Deze redeneering lijkt veel op de Roomsche. Deze grondt immers het recht van den pauselijken stoel op de successie van plaats (Rome) en personen (pausen; ; waartegenover het protestantisme zei: de ware apostoliciteit der kerk ligt in de successie der gedachte, der belijdenis; het staan op het fundament der apostelen en profeten. Volgens Roomsche redeneering is de Herv. kerk, volgens protestantsche zijn de Geref. kerken schatbewaarders van Oranje's verleden.

2. Houdt men ds Dippels redeneering vast, dan is reorganisatie der Herv. kerk een ramp voor Herv. Oranjeredenaars, want het zou toch wel eens kunnen gebeuren, dat alsdan een Oranjevorst (in) buiten de Herv. Kerk kwam te staan. Vermoedelijk is ds Dippel ook na 31 Aug. dus tegen die reorganisatie.

Overigens kunnen gereformeerde • redenaars met evenveel genoegen Oranjespeeches houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928

De Reformatie | 4 Pagina's