GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Konnersreuth en Kopács.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Konnersreuth en Kopács.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

„1, Nov. 1906. O, onvergetelijke dag van mijn ieven, ook nu nog voel ik de smartelijke wonden, welke ge in mijn hart sloegt, dikwijls sta ik klagend stil bij de ruïnes van mijn gebroken hoop. Toen onverwachts, zeer plotseling de hemel begon te donderen en de vreeselijke storm losbrak, die ons gelukkige gezinsleven vernietigde. De 21-iarige jongeling, mijn dierbaar kind, stierf na een 24urig lijden, een jonge weduwe achterlatend na een huwelijk van slechts 11 maanden. En ik, als door den bliksem geslagen, versteend, stom, zonder tranen, keek toe wat er .gebeurde, en wilde niet gelooveii, dat het waar was. Slechts toen men mij naar de doodlcist leidde, kwam ik tot mijzelf, en ik hoorde hoe de predikant zeide: De kroon onzes hoofds is afgevallen. Onze rei is in treurigheid veranderd, en ik brak'uit in weeklagen: Mijn Gtod, mijn God, is waarlijk de kroon mijns hoofds afgevallen? zal er nooit meer moedertrots en moedergeluk voor mij zijn'? zal waarlijk mijn verder leven slechts smart en droefheid zijn? .0, nu zie ik pas wat het aardsche leven inderdaad is, en de aardsche vreugden. Zijn schoone hoop verbergt niets dan smart. Heden wekt het vertrouwen, morgen brengt het den mensch tot wanhoop, en een onzichtbare Macht heeft mij • hiervoor .bewaard."

„Ik werd heel ziek, en zoo konden mijn gedachten mij niet meer kwellen, ik was dicht bij den dood. en het was zoo goed te weten, dat ik ook zou heengaan uit deze donkere wereld. Maar waarheen ? in het graf, bij mijn geliel'den: daar is geen smart meer en geen verdriet, daar zal mijn arm geplaagd hart rust vinden onder de graszoden, en alles zal voorbij zijn. O, nu weet ik, dat het anders is, 'dat ons • leven niet eindigt bij het graf. Want de ziel keert tot God, die gegeven heeft, dat zij beloond wordt naar gelang van haar werKen: goed of kwaad."

„Mijn Verlosser, ik wachtte op den dood, en wat zou er van mij geworden zijn, als ik toen voor l'w oordeel had moeten verschijnen? ik zou in de eeuwige verdoemenis gegaan zijn, omdat ik mijn leven niet aan U gegeven had."

„Hoe moet ik ü dus aanbidden, dat Gij mijn dagen verlengd hebt, en mij tot üw kennis heiit doen geraken. Gij hebt gewild, dat er leven zij inplaats van dood; de Heer sprak), en het geschiedde. Hij J)eval, en het was alzoo."

„Met Kerstmis was ik reeds half genezen, ..en toen vroeg één van. mijn verwanten of er 'een paar leden van het toen reeds bestaande vrouwenkoortje bij mij mochten komen om me met eenige liederen op te vroolijken. O, gij gelukkige Kerstmis, wat werdt ge mij? ik kan het niet beschrijven, ik gevoelde mij, alsof ik uit een diepen droom begon te ontwaken. Het heerlijke gezang drong tot in mijn hart: „Open U, mijn hart O, lieve gast, treedt bij mij binnen " *) en ik zuchtte ook reeds: „Kom tot mij". Ik voelde alsof rnijn versteende hart opensprong, en zijne koude door een bovenaardsche vrede en warmte werd overstroomd."

„Onder tranen zong ik mee in mijn gedachten: „Eere zij God in de hooge Hemelen, Die ons Zijnen heihgen Zoon heeft gezonden om onze Verlosser te zijn ", en^ een zucht steeg op uit mijn borst dat deze Verlosser ook de mijne mocht worden."

„Met Paschen was ik reeds genezen, en ik kon hét nauwelijks afwachten om naar Gods Huis te mogeft opgaan, en daar begonnen mijn tranen te vloeien, 'en ik weende, en daardoor werd mijn hart verlicht en. ik verstond-het Woord: „Ik ben de opstanding en het leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven". Heere Jezus, Gij zijt dus leven? ik geloof in U, kom slechts mijn ongeloof te' hulp. Ik geloof, dat Gij mij ook het leven zult geven, omdat Gij ook voor mij aan liet kruis gestorven zijt. Daarna was het, alsof alles om mij heen was veranderd, alsof ik naar een andere, betere plaats ging. Mijn hart en mijn gedachten wijlden voortdurend bij Golgotha, verwonderd over deze groote liefde, die liever stierf, dan toe te staan, dat ik in den staat der eeuwige verdoemenis zou zijn, en deze groote liefde is nu ook de mijne. O, Gij trouwe Verlosser, met welk een groote dankbaarheid en tranenvloed legde ik mijn leven In Uwe doorboorde handen."

„Maar ziet, toen, ik Christus' eeuwige trouw aannam, keerde m.ijn rnan zich dadelijk fegen mij, en toen pas hoorde ik, dat hij reeds twee jaren in de netten van eene onreine vrouw gevallen was, en sinds den dood van ons dierbaar kind., zich aan den drank had overgegeven, en den geheelen dag in' de herberg zat (want die vrouw bediende daar); pas laat in den nacht kwam hij thuis, maar altijd dronken, en jloekend. Ik •Had 'geen'; andere troost dan mijn Bijbel, en toen ik dien opende, vond ik deze dierbare woorden: Roep Mij aan in den dag der benauwdheid, (k zal er U uithelpen en gij zult Mij eeren. 'V'ele malen las ik dat Woord, en tenslotte was het mij alsof ik een kostbaren schat gevonden had, en dien sloot ik in mijn hart. Nu begrijp ik, Heere, wat Ge wilt; Ge biedt'me Uwe'hulp aan, omdat Ge weet lioezeer ik U noodig heb, ik heb anders niemand meer, slechts op U steun ik. Ik bid U, laat mij niet alleen in mijn droefheid."

„En gelijk het hert schreeuwt naar de frissche waterstroomen, zoo haastte ik mij lederen morgen naar het Huis des Heeren, maar slechts zelden gebeurde het, dat die vrouw mij onderweg niet met spottende woorden, aansprak. Maar Gij, Heere, zaagt mijne tranen, en Ge kendet de smarten van mijn hart, dat 'ik voor U, uitstortte, en Ge gaaft mijn me kracht om ook dat met geduld te dragen, en steeds keerde ik geheel rustig uit üw Huis terug. Ook daarom is Uw Huis mij zoo geliefd, o Heer der Heerscharen."

o Heer der Heerscharen." „Met Pinksteren werd ik ook hd van'dien kleinen vrouwen kring, hier vond ik niet alleen balsem voor mijn wonden, maar ook - zusters, en ik verstond dat niet alleen ik, maar zij allen , zware lasten te dragen hadden. O, dit gemeenschappelijke lijden heeft onze harten samengesmolten tot één groote familie, gelijk eenmaal op Pinksteren de Apostelen. Wij hadden elkander zeer lief: welk een heerlijke taak: elkanders lasten te dragen. En zoo Christus' wet te vervullen." «

„Een jaar nadat mijn leven aldus eenzaam en verlaten geworden was, gingen mijn wonden, die begonnen waren te heelen, opnieuw open. Waarom, o, waarom mocht ik u niet volgen, mijne dierbare lievelingen? gij rust tevreden in 'het graf, maar ik? O Heere, slechts Gij weet wat ik lijd, welke slapelooze nachten ik alleen doorbreng. Slechts de smart, die trouwe makker, verlaat me niet. Want o, mijn smart is dubbel: één om de dooden, de andere om den levende; de ééne wordt allengs minder, de andere 'van dag tot dag erger. Heere, mijn ziel versmelt van bitterheid, vertroost mij volgens Uw belofte."

„Kerstmis, gij gezegende dag van mijn leven, ge hebt mij zóó verrijkt, dat ik bijna bezweek onder het gewicht van uw zegen! Heere, geef mij woorden, want ik gevoel, dat ik nooit genoeg voor Uwe eeuwige barmhartigheid zal kunnen danken. Gij hebt mij opgeheven uit het stof, mij arme en onwetende hebt Gij het waardig gekeurd, dat ik do daden Uwer handen .verkondig, en getuigenis afleg van Uwen Heiligen Zoon, Dien. Gij in de wereld hebt gezonden; dat ik den Bijbel opneem, en mijnen broeders en zusters dit woord voorlees : Zie, ik verkondig u' groote blijdschap: namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere in de stad Davids."

„En die dienst vervult mijn hart met steeds grooter vreugde, want de Geest des Heeren heeft ons dermate bezield, dat wij niet slechts des Zondags, maar ook op de andere avonden het niet kunnen laten, met vreugde van huis tot huis te gaan en Christus onzen Zaligmaker te loven en te prijzen. Maar de Satan wilde dat niet gedoogen: hij wilde ons die blijde boodschap niet laten brengen, maar kan hij zwijgen, wien Jezus het bevel geeft: Ga, en verkondig de blijde boodschap, dat Jezus leeft, dat. Jezus de zieken geneest? neen, en nogmaals neen! En ik kon dan ook niet anders, ik moest verkondigen: Komt en hoort, en aan allen, die God vreezen, leg ik getuigenis af van hetgeen Hij in mijn ziel heeft gewerkt."

„En toen eerst geraakte' ik in den smeltkroes der ellende, vaak heb ik den dood gezocht, maar die heeft zich voor mijne oogen verborgen, en ik heb uitgeroepen; Bergen, valt op mij, heuvelen, bedekt, mij. O, hoevele malen moest ik onder een ander dak mijn moede hoofd neerleggen? ik kan het niet beschrijven, .hoezeer Satan niets onbeproefd heeft gelaten om mij van mijn dierbaren Verlosser te scheiden. Maar Gij, eeuwige Liefde, hebt in de duisternis in mijn oor gefluisterd: Vreest niet, want ik ben.'met u: als gij over de wateren zult gaan, zal ik met u zijn, en de wateren zullen u niet bedekken, en steeds voelde ik, dat ik niet verlaten was, dat er Iemand bij mij was, al kon ik Dien door mijne tranen niet zien. Heere, Gij waart het, Die in alle eeuwigheid mijn toevlucht en troost zijt en zijn. zult."

„En zoolang vervolgde mij de Satan, totdat ik na 7 jaren van zwaar lijden den loden Januari 1914 op mijns mans bevel heen moest gaan van de plaats, waar ik 29 jaar gewoond had. Ik moest hem alleen laten en. kon hem slechts Gods zegen toewenschen. Welk een dag dat voor mij was, dat weet slechts Gij, machtige goede God.-Gij liet niet toe, dat ik onder het zware kruis zou bezwijken, en hebt integendeel Üw kracht in mijn zwakheid op wonderbaarlijke wijze geopenbaard; iedereen geloofde, dat ik dien slag niet zou overleven, maar ik overleefde hem, omdat Gij machtig waart om mij te behouden, en mijne zwakheid zelve ten goede te keeren. Mijne moeder nam. mij op in. haar huis, en ik meende reeds, daar rust te vinden, maar moest spoedig weder voor een week heengaan, omdat mijne kleine bezitting met schulden beladen was, en ik dat met een adfrocaat e|elenmÓèsV-maar G^rm^^ deze opwinding bevrijd." ook van

„In mijn klein kamertje zit ik alleen, en mijne tranen vloeien als ik bedenk, dat ik nu niemand meer heb op de wereld; Gij zijt mijn Alles, heve Jezus, ik bid U, zie op mij en sta mij toe, dat ik evenals Johannes, de discipel dien Gij lief had t, op Uwe hefhebbende borst val, opdat mijn arm gekweld hart rust bij ü vinde, en ik open mijn Bijbel, en lees dit woord: Ik zal U geen weezen laten, ik kom weder tot u: Vrede laat ik u, mijnen vrede geef ik u. Uw hart worde niet ontroerd en zijt niet versaagd; o Heere, ik heb Uwe geboden zeer lief, van den morgen tot den avond denk ik slechts daaraan, hoewel ik niets dan droefheid en bitterheid heb, maar Uwe geboden zijn mijne vreugde."

„Ook de laatste band werd verbroken, welke ij nog aan de wereld verbond; o Heere, help mij, dat ik van nu af mijn geheele leven, al mijne kracht en al mijn tijd aan Uwen dienst wijd, dat ik werk voor het goed en het heil van anderen. Help mij Heere, opdat aan mij het woord vervuld worde: Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eeren. Mijn hart is bereid, o God, open nu mijne lippen, dat ik ü eer en prijs."

„Zóó verliepen er twee en een half jaar, en plotseling krijg ik bericht, dat mijn man erg ziek is en vraagt om mij te zien, en een oogenblik was Ik van streek, maar verder zonder innerlijkeii' strijd, do.ordrongen van Christus' liefde, betrad ik de kamer, waar ik mijn man vond liggen, gekweld door hevige pijnen, maar nog meer door de aanklachten van zijn geweten. O, welk een oogenblik, als ik er weer aan denk, krimpt mijn hart in elkaar. Ik greep zijne hand, die mij zoo onbarmhartig had verstoeten; en bleef een tijdje zonder te spreken staan, alleen onze tranen spraken, maar die hadden heel wat te zeggen, en zijn gepijnigd hart kwam eerst tot rust, toen ik hem van ganscher harte vergeven, had; gedurende twee lange weken ging ik eiken dag door de wintersche koude om hem te verplegen, en in dien tijd vroeg hij mij, bij hem terug te komen, hij zou me al zijn geld geven, en ik was daar ook toe bereid, alleen zei ik: Zie, je geld heb ik niet noodig, maar jezelf: bekeer je tot den. Heere en leef een rein leven en alles zal terecht komen. Maar toen hij volkomen genezen was, bekeerde hij zich niet tot Giod, maar leerde eene jonge vrouw kennen, die hem na een half jaar samenleven er toe bracht, dat hij haar zijn eigen huis gaf, en tegen mij een proces begon. Mijn Heere en mijn God, wat zal er nu nog met mij gebeuren? .Hoevele malen zal mijn arm hart nog door een scherpen dolk doorstoken worden? "

„O, Gij dierbare Jezus, wat zou er van mij geworden zijn, als öij niet naast mij voor het gerecht hadt gestaan? .^Gij waart de faacht in mijn zwakheid, de vriend in mijn angst, de raadgever in mijne vertwijfeling, de trooster in mijne vele smarten. Zeg, o zeg mij Heere, hoe ik U moet aanbidden. Zie ik val voor U in het stof, en mijn gebroken hart leg ik als een da.nkoffer op het altaar. Mijn gezegende Meester, Die mij het groote gebod der liefde leerdet, ik kijk naar ü en ik zie, hoe ook nu nog de ondankbare wereld ü aan het kruis slaat, en wie ben ik? Stof, een aardworm, wat kan ik dan van de wereld verwa.chten? pet is goed. Vader, dit was Uw wil. Gij zijt wijs, voleindig dan Uwen wil in mijne zwakheid."

„Na een jaar van velerlei kwellingen werd er recht gesproken in mijn voordeel. „Hij leeft met een vrouw", dit woord besliste, en zoo werd de wensch van mijnen man niet vervuld. O, Gij goede, rechtvaardige God, verhoor mijn gebed, en als Gij eenmaal over ons zult oordeelen, wees dan hem barmhartig, die Uwe groote geboden van liefde en trouw met voeten 'trad."

„Kerstmis 1.917, gij wonderbaarlijke dag, die mij niet alleen hemelschen, maar nu ook aardschen vrede bracht; Heere, mijn ziel looft U, omdat Gij Uwe barmhartigheid jegens mij nog hebt vermeerderd! Komt, o komt, mijne broeders en zusters, looft mpt mij den Heere, Die mijne gebeden verhoorde, en mij van al mijne benauwdheid verloste! Beproeft en. ziet, hoe wondergoed de Heere is. Gelukzalig hij, die op Hem vertrouwt!"

„En laat mij nu met nederigen harte mijne kleine gaarde mogen laten, zien, de planten zijn nog maar heel zwak, maar Gij, o Goddelijke hovenier, hebt ze toch lief, want Ge hebt Uw kostbaar leven voor hen gegeven, ik geloof zeker, dat Gij het ^ goede in hen begonnen zijt, en dat ook zult voleindigen, tot in alle dagen van Christus. Uw W-ijs plan laat Gij rijpen, de tak doet knoppen ontspringen. En al bel'ooft de knop nog niet veel: de bloem zal prachtig zijn. O Heer, als ik eraan denk, dat de tijd zal aanbreken, dat deze wijnstok zal bloeien en de druifjes zich zullen' opendoen, en dat de granaatappels zullen uitbotten! En voor alle deuren zullen kostbare vruchten te zien zijn. Oude en nieuwe. En ze worden voor U behouden. O, Gij die Liefde zijt, dit te voelen en te weten is voor mijn hart genoeg vergoeding, in varhouding met al het aardsche wat ik heb verloren. En deze planten zijn van ü, Heere, en Gij hebt ze mij gegeven, dat ik ze zal verzorgen en - begieten. O, welk een grooten en kostbaren

schat hebt Ge mij gegeven? Hoe kan ik Ü daarvoor danken ? Nooit, neen nooit. „Mijn geheele leven is nog niet genoeg, om Zijn lof te doen weerklinken." Gij hebt ze mij toevertrouwd, en ik vraag U, Goddelijke hovenier, werk Gij in mij, en door mij in hen; leid ze, behoed ze, schenk hen uit Uwe genade verfrisschenden dauw als ze verslappen, opdat ze vrucht dragen en vermenigvuldigen, gelijk de planten, die aan den oever van stroomend water groeien, die niet geschaad worden door de wisselingen van het weer."

„En gij, mijn geliefden, die na mij verder zult varen op de veelbewogen levenszeC; , . vreest niet voor den storm. Uw scheepje kan niet zinken, als ge den Meester van hemel, aarde en zee daarin bij u hebt. Ge moet slechts het ranke bootje laden met den zoeten last der liefde, opdat de wind, die den dood met zich voert, het tot hiertoe en niet verder kan drijven. Ziet slechts op Jezus, Die inplaats van de vóór Plem liggende vreugde aan het kruis leed. En ter rechter zijde vaa God zit. Weest getrouw tot in den dood, opdat ge de kroon des eeuwigen levens kunt nemen. Welke God belooft aan hen, die Hem liefhebben." •

„Gij echter Jezus, mijn Verlosser, de getrouwe leider ea , beschermer van mijn leven, maak, dat mijn geloof in U en mijn gebrekkig levensvoorbeeld als een kleine lamp hen verlicht, die in den donkeren nacht van smart en lijden wandelen. Steek hen, die U weenend zoeken. Uwe reddende hand toe, zoek hen en druk hen aan .Uwe liefhebbende borst, , gelijk Gij ook mij gedaan hebt, uit Uwe eeuwige barmhartigheid en groote liefde."

„En nu dat ik, reeds dicht genaderd aan de hemelsche haven, toegevende aan het mij gedane verzoek, mijn levensgeschiedenis wilde schrijven, en mijn blik nog eens over mijn leven laat gaan, zie ik die angstwekkende golven nog slechts onduidelijk, en kon daarom ook niet meer dan een vaag beeld teekenen. De storm heeft zich gelegd. De winden zijn bedaard. Ook ik zal binnenkort niet meer zijn. Slechts Gij zijt eeuwig en onveranderlijk, mijn God en Vader, Uwe jaren hebben geen einde, en Uw Woord is bestendig en eeuwig. Slechts Uwe machtige en liefhebbende hand zie ik, Christus, die mij behouden hebt. O, hoevele malen hebt Ge mij uit de golven gered? opdat ik leve en U verheerlijke. Ik heb nog maar één wensch. Als spoedig mijn werk voltooid zal zijn en mijn levenszon zal ondergaan, wellicht reeds spoedig op een stillen avond, dat ik dan Uw stem moge hooren: ge kunt komen rusten, mijn kind. O, geef dan, dat mijn dorstende ziel U moge aanschouwen, en U in de hemelen eeuwig moge verheerlijken en aanbidden!"

Tot zoover. We willen Jiieraan nog slechts toevoegen, dat de interessante oude vrouw nog leeft, en in goede gezondheid nog steeds met het oude enthousiasme voortwerkt.

Zóó kunnen wij tegenover het R.-Kath. Konnersreutli het Geref. Kopacs stellen. En wij laten de Katholieken gaarne hare Therèse Neumamis, als wij ons maar in het bezit der Juliana Borkó's mogen verheugen.

Budapest, 1928.


*) Een Hong. gezang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Konnersreuth en Kopács.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's