GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Obbink en de waarheid. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Obbink en de waarheid. (Slot.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Obbink en de waarheid. (Slot.)

Tenslotte nog enkele opmerkingen over het .onaangename geval.

1. Reeds oai wat ik verleden week opmerkte, blijkt de laatste „Mededeeüng" van prof. Obbink te „druipen van onwaarheid", om in zijn woordkeus te blijven. Iemand, die bewijzen wil, dat hij de waarheid aan' zijn zij had, doet zichzelf een slechten dienst door a) geen bewijs te geven (want over den 2en corrèspondentiezin zwijgt prof. O. in het openbaar volstandig) en b) zijn glimp van een poging tot bewijsvoering aldus in strijd met de waarheid te verhalen.

2. Maai' nog erger wordt het met den infamen zin: „Ds Schilder vond het veiliger zich te onttrekken daaraan; hij durft het rechterlijk vonnis niet af^wachten, wel wetend 'wat het gevolg zou zijn". Dit is een bericht, waarvan geen'woord waar is; en prof. Obbink heeft niet liet recht, te lasteren, zoioals hij hier, zonder eenigen twijfel, doet. Is dit laatste direct genoeg?

Ik vond het veiliger mij te onttrekken? Laat prof. Obbink de oorrespondentio publiceeren, zoo hij wil (als de brieven niet gecopiëerd of zoek geraakt zijn, kan ik hem holpen: ik heb alles nog). Daaruit blijkt, dat ik me aan niets onttrok; en dat de motieven voor mijn volharden .in de aangenomen houding duidelijk aangegeven zijn, als ander e, dan wat hier der verachting piijs gegeven wordt.

Dit is, kort gezegd, de waaïheid.

a. Volgens prof. O. moest ik dan maar zeggen: „prof. O. heeft gelogen", of zoo. Ik wees hem erop, dat dit woord al gebruikt was, zie verleden week; Maai-waarom had ik geen behoefte, dit nog eens. nadrukkelijk, op zijn verzoek, een, tweede maal te laten drulvken, en dan onder de felle bewustheid, dat dit nu een term was, die men bekijken moet bij het Kcht van, nog wel juridische, woordenboeken? Omdat ik niet weet, wat in do juridische wereld de strikte definitie van „liegen" is. Ik heb geen behoefte om prof. dr H. Th. Obbink een dienst te bewijzen door bij voorbaat een term te gebruiken uit ©en co'de, welke beteekenis mij niet duidelijk was, , of is. Waaro'm moet prof. Obbink mij een exegese opdringen van een ander, als ik mijn EIGEN EXEGESE duidelijk gaf, VOORDAT hij nog een letter aan mij schreef? Ik zou me geschaamd hebben, als ik de toelichting van 2 November had geschreven NA prof. Obbinks briefjes. Maar ik schreef ze VOO.R. dien tijd; en mèt overname van wat hij publiceerde. Ddar was dus mijn exegese van het geval. Wat weet ik ervan, hoe men aan de balie het woord „liegen" definieert? Noemt men dat: iets zeggen, dat niet juist is, , dan heh ik er geen bezwaar tegen, het zoo te zeggen. Maar 'Van Dale zegt: „liegen is O'Uwaarheid spreken, INZONDERHEID, " wanneer dat OPZETTELIJK gebeurt". En A. Beets, Wdbk.. d. Ned. T., Vil, I, 1926, 327 definieert aardig het verschil tusschen „liegen" en „jokken". Het ko'mt hierop neer, dat jokken is: „geen ernst maken met de waarheid, met de waarheid spelen"; een-meer „fatsoenlijke term voor „liegen" soms. Daar zitten we al midden in de raadselen. Dr Hooykaas schreef het woord „jokkentje". Ik toonde met de. stukken aan, dat prof. Obbink geen ernst maakt met de waarheid, want nog eens: als we den zin van prof. Obbink:

„waar de laatste dagen verschillende lezers (van „De Ref.") hetzelfde deden als U, om dezelfde redenen"

bezien met gewone interpretatie van het woord „lezers"^) en met gewone interpretatie van het woord

dag", dan is dat niet te handhaven met wat it uit de coirrespoödentie met onze administratie las. Eerder het omgekeerde, d.w.z. groei van het aantal lezers-uit-eigen-aandrang en dan betalende (geen z.g. mede-lezers). Maar heb ik aan OPZETTELIJK onwaarheid spreken prol. O. schuldig genoemd? Ik heb (2Nov.) eerlijk geschreven, dat ik gelooide, dat de hoogleeraar ziéh „liet gaan". Dat-is heel wat anders. En zou it nu, louter voor zijn genoegen, me zelf moeten gaan bestrijden?

Ik laat mijn eigen exegese voorloopig staan, en wijs met verofltwaardiging elke gedachte af, alsof ik opzettelijk „verhuld" zon geschreven hebben (hetgeen mijn spwoonte niet pleegt te zijn), of zulke schrijfwijze achteraf dankbaar binnensmonds gezegend hebben. Prof. Obbink moet zich schamen, dat hij die woorden durft schrijven en, —, met weigering, van mijn wederwoord — hailahaven; - P.aïw^A^.i^-^jvsiij'iSf .

b. Wanneer men dus in 'het leelijke woord „liegen" officieel de gedachte aan opzettelijkheid insluit, HEB ik dat woord niet gebruikt en is het onzin, is het zelfs inferieur, mij te vragen: och, zeg het nu eens anders, dan gij het gezegd hebt', zeg nu eens iets anders, en als ge dat niet wilt, dan zal ik zeggen : '|iij durft niet, en hij is ook niet eerlijk. En als men er de opzettelijkheidsgeuachte uit-licht, dan wil ik het wel gebruiken. En heb ik het al lang gebruikt.

c. Prof. O.bbinlc weet dat heel secuur. Ik heb hem. gesci; reven, .letterlijk:

D. Ik . wil met het grootste genoegen nog eens publiek zeggen, dat ik de interpretatie van mijn woorden: „Prol. Obbink heeft gelogen" afwijs. Dat doe ik niét, , om van de „soesah" af te komen, maar. omdat ik dat nog nooit in mijn woorden gelegd heb. Als ik de definitie van het woord „leugen" en „liegen" naga, dan heb ik er volstrekt geen bezwaar tegen, te zeggen, dat ik die definitie niet op Lf toepasselijk beweer te zijn. Dat is dan evenwel volstrekt geen .nieuwe bewering, maar heel dOiodgewoon repetitie van wat in mijn artikel'van 2 Nov. te lezen staat. Ik doe dal dan louter, omdat. ü zich beroept op de eischen van eerlijkheid en christendom, en ik Ü de volle maat wil geven. Als Ü leest„ wat ik 2 Nov. sclireef, zult Ü bemericen, dat ik, gegeven eenmaal de definitie van „liegen", dit woord niet aan Uw persoon verbonden heb. ,

E. Daaruit volgt, dat ik deze nadere toelichting dan ook geenszins als een „herroeping" beschouw; en ook niet van plan hen, ze als zoodanig aaia 'te dienen. Niet uit hoogheid, noch uit farize'isme, om nog eens de fijne uitdrukking van den hoogleeraar Brouwer te herirmeren, doch omdat het zoo alleen de nuchtere waarheid is. En U moogt daarbij weten, 4at ik persoonlijk Uw woorden niet ge-loof, in den door U eraan gegeven vorm, al neem ik wel gaarne aan, dat in Uw schrijven de inkleeding der gedachten is gegeven door onwillekeurige, niet opzettelijk ingedachte, werking van sympathie en antipathie.

Als men nu bedenkt, dat prof. O.'s eerste vraag volstrekt niet was: de beschuldiging direct te maken (zooals hij thans tegen de waarheid in zegt) maar te zeggen, dat ik het NIET BETOOELD had als „leugen" OF ANDERS een directen vorm aan mijn woorden te geven, lioe kan dan iemand uit mijn woorden halen, wat er thans in gelegd wordt?

3. Tenslotte: laat prof. Obbink zelf voortaan wat meer „direct" schrijven. Ik zeg volgens hem „ongehoorde" dingen.'Maar als dr J. G.'de Moor door hem aangeklaagd wordt van het schrijven van onwaarheid, en een eerelaad voorstelt, - dan bedankt prof. O. voor de eer. En prijkt met de christelijke verklaring, dat hij dr De Moor niet te woord zal staan. Ik heb geen oogenblik het zoo kras gezegd, als prof. Obbink het van dr De Moor zei: ik heb alleen maar nuchter stukken overgelegd. Maar nu komt er een rechterlijke toga om den hoek gluren en dat, terwijl ik prof. Obbink geheel en al het woord gegeven heb. En hem beloofd heb, geen letter van hem in deze zaak te zullen overslaan.

Kijk eens, als prof. Obbink in een ander geval van iemand, die toch óók als mensch moet beschouwd worden, zegt, dat hij opzettelijk zoo schrijft, dat hij, later, zich nog altijd kan verontschuldigen met' de bewering, dat hij het anders bedoeld heeft, dan gezegd is, dan kan zoo iemand prof. Obbink niet briefjes schrijven over rechters e. d., omdat.... prof. Obbink „verhulde" woorden gaf, en.... geen naam noemde. 'Maar als wij de dingen zien in het licht van de christelijke ethiek en de gevallen vergelijken, dan lijkt het me onevenwichtig, om niet meer te zeggen. En dan zegt prof. 0. van een ander tienmaal erger dingen, zonder naam en bewijs, dan ik, die van-hom volhoud: hij zegt onware dingen, maar die geen moment aan opzettelijkheden gedacht heb, in het begin, wel te verstaan, van zijn schrijven. Alleen het laten staan, het niet-verduidelijken, kan opzet zijn, of worden.

4. Tenslotte: prof. Obbink heeft in enkele zinnen van ziin brieven eenige embr-yonale pogingen gedaan tot verklaring van zijn woorden. Ik mag zonder verlof ZIJN brieven niet publiceeren, en weet niet, of hij die proeven van zelf-exegese in het licht gegeven wil zien. Desverlangd wil ik ze hier letterlijk doorgeven, en dan tegelijk heel , ', direct" zeggen, waarom ik ze niet aanvaarden kan. Dit, om de maat vol te meten, aan prof. O. en mij zelf.

Prof. Bouwman e. a. over de rechten der vrouw.

Nu ik toch bezig ben met citaten over het actieve temrecht der vrouw e.d. geef ik nog onderstaand aitiel van dr Kaajan in „Utr. Kb.":

Over dit onderwerp is reeds in 1918 op de zevende algemeene vergadering van de Vereeniging van Predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland gerefereerd en gediscussiëeïd.

Professor H .Bouwman te Kampen, de rustige en bezadigde Hoogleeraar in Kerkgeschiedenis en Kerkrecht, leidde de bespreking in.

Hij ontwikkelde toen o.a. deze stellingen:

1. De hooge eer, waarmede Christus de vrouw sierde, de eenheid van man en vrouw in Christus, brengt niet mee, dat 'de vrouw dezelfde geestelijke function mag verrichten als de man. De geestelijke gelijkheid in Christus heft de natuurlijke ongelijkheid in de scheppiiigi gegrond, niet opi.

2. De vrouw verrichtte in den Apostolischen tijd wel allerlei hulpdiensten in de gemeente, maar op grond van de scheppin; gsordinantie en de daarmee gepaard gaande verhouding van 'man. en vrouw, heeft de Apostel Paulus de vrouw niet toegelaten een kerkelijk ambt te bekleeden. en als leerares op te treden.

3. In overeenstemming met haar roeping en bestemming tan 'de vrouwV naar 't apostolisch voorbeeld, allerlei hulpdiensten verrichten in de gemeente, en is het gewenscht, dat de kerk de gaven der vrouw gebruike en hare diensteïi organiseere. Een goede organisatie van den dienst der vrouw zal rijke vruchten dragen voor het Koninkrijk van Jezus Christus.

Ieder, die mijn artikelen over deze materie gevolgd heeft, zal begi-ijpen, dat ik met deze stellingen v o 1-komen akkoord ga.

Bij de zelfde gelegenheid sprak de helaas vroeg overleden Ds J. G. Kunst van Arnhem als 'zijn gevoelen uit, dat deze kwestie niet zoo gemakkelijk is als sommigen meenen. Het gaat hier, zoo zei hij, ten principale over de vraag: hoe moet de H. Schrift • worden gebruikt? Moet zij geëxegetiseerd naar den geest des tijds ot moet getracht worden den tijdstroom door haar te leiden?

Deize woorden waren zeer juist.

Heusch, het vrouwe n-v r a a g s t a k i n d e K o r k is niet zoo gemakkelijk. ^

Ook staan de voor-en tegenstanders niet zoo ver van elkaar, als rnen denkt.

Beiden willen gaarne aan 'de vrouw haar rechten in de Kerk des Heeren verzekeren. De moeilijke vraag is echter deze: wel'te zijn de rechten der vrouw in de Kerk van Christus ? ., . .

Beiden zeggen: De vrouw mag nooit ofte nimmer in het ambt van predikant optreden. ,

Beiden zeggen: De - vrouw mag nooit ofte nimmer in het ambt van ouderling optreden.

De een meent echter, dat de vrouw wel mag optreden als b e.h u 1 p s e 1 - sran den ouderling en den diaken. (Dit is mijn gevoelen.)

De ander zegt, dat dé vrouw wel mag optreden in het ambt van diaken (als dialtones), maar zij hebbe in .de vergadering der diakenen slechts een a d v i-geerende stem. Let wel: niet een con elude eiren de, maar een adviseer e nde stem. Dat beteekent, dat zij (hoewel diakones) in elke vergadering van diakenen ter dege moet gevoelen, dat zij slechts vrouw is.

Loopen nu de meeningen zoo wonder-veel uiteen? En ten slotte wordt heel het vraagstuk van het actieve stemrecht der vrouw ook in de Kerk beheerscht door dit kerkrechtelijk puntje: Is het stemrecht in de gemeente een mede-werking aan de regeering der gemeente?

In zijn repliek verklaarde professor Bouwman alles te voelen voor de meening van hen, die de vrouw meer naar voren willen doen komen. Hij verklaarde zeïïs als voorstander van - vrouwenkiesrecht in de Kerk zijn studies te zijn begonnen en zijjn best te hebben gedaan om het te blijven, maar hij moest het loslaten. Tegen invloed der vrouw heeft hij niet het minste bezwaar, maar hij wil niet ing'aan tegon de lijn van het Nieuwe Testament. Of wij dan conservatief heeten doet er niets toe. "Wel ericende ook professoir Bouwman, dat de uitlegging der H. Schrift in casu moeilijk is, maar de verwijzing naar de Scheppingsordinantie is voor alle tijden bindend.

Deze woorden van professor Bouwman hebben mijn volle instemming.

Toen Mr A. J. L. van Beeck Calkoen uitsprak, dat hij er tegen was om voor de vrouw een ambt te creëeren, maar haar arbeid iambtelijk wilde incorporeeren in het ouderlingen-era diakenambt, antwoordde professor Bou-wman nog, dat dit geen ambtelijke maar kerk el ij ke regeling zou zijn van hulpdienst. Precies.

En dan, hoe rustiger en kalmer - wij de bovengenoemde kwesties in studio nemen en liouden, des te beter.

Wie al te propagandistisch deze onderwerp'en aan de orde' stelt, verliest al gauw zijn evenwicht, zegt al te ras ongegronde en niet .te 'motiveeren din'gen en streeft zijn doel voorbij.


^) Lezers, in het meervoud, zouden' dat nu heel toevallig allemaal mede-lezers zgn? Maar , , lezers" is nu eenmaal een term, die wat anders bedoelt. De correspondentie wgst uit, , dat lezers van de laatste dagen niet deden wat W. P. B. , te R. deed, volgens prof. O's correspondentie. Moet men nu heusch gelooven, dat prof. O. in de laatste dagen allemaal brieven kreeg van menschen, die met ons blad in geen enk'e Ie officieel e relatie stonden, en moet hij die kortweg met den naam „LEZEIIS" bestempelen ?

^) „Dagen" (de laatste dagen) zijn volgens sommigen wel tijdperken in Genesis 1, maar volgens niemand zijn" ze dat in een „correspondentie" van prof. Obbink.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Obbink en de waarheid. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's