GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

door W. M. LE COINTRE.

XVI.

Bij de behandeling vau de moderne romanlilteratuur, waarin het beeld van Jezus is verwerkt, behoort zeker, naast Frenssen, terstond te worden vermeld do overbekende Stiermarker schrijver Peter R o s e g g e r. Deze grootmeester in de vertelkimst is ook in ons land toegankelijk geworden voor allen door de vertaling van velo zijner werken en geniet een grooto populariteit. Wij kunnen alzoo welhaast niet anders, dan nu ook luisteren naar wat hij ons aangaande .fozus te zeggen heeft. Wij hebben ons bij den aanvaaig vali deze 'studie, mede ter lieperlcing van de stof, voorgenomen, de desbetreffende, specifiek Roomscli-Katholieke litteratuur onbesproken te laten. 'Welnu, Rosegger moge door afkomst en opvoeding gerekend worden te behooren tot de Roomsch-Katholieke kerk, oen doorsnee-voi tegenwoordiger, m.n. in zijn litterairen £u-beid, kan h'g zeker niet worden genó'emd. Het is Ibans niei do gelegenheid dit in den breedo te gaan aantoonen. "Genoegzaam komt dit o.m. uit in zijn, in het jaar 1901 verschenen werk: „Mein Himmelreich" (Bekenntnisse, Gestiindnisse und Erfahrungen aus dem religiösen Leben), waarvan ook oen Kederlaadsche bewerking is verschenen onder den titel „Mijn Zieleloven".') Daarin blijkt herhaaldelijk, hoe men in R.-K. kringen dacht over den ., vrijzimiigen" en veelszins , , ]iberalen" Rosegger. Zijn milde houding tegenover het Protestantisme kan b.v. blijken uit wat Dr , T. Herderschee meedeelt in één der toelichtende noten, ac'Mer liet zoo juist genoemde boek: „Ook Stiermai'fcen, Rosegger's land, telde nog verscheidene Protestanten, overal verspreid. Door de grooto fabrieken in het Murzzdal kwameri uit Duitscbland arbeiders daarheen, onder wie vele Protestanten. Zij kregen een predikant, ds Kappus, maar misten eene kerk. Kappus reisde rond om da.ii. bier, dan gmas te prediken in een gymnastieklokaal, een concertzaal, een Bewaarschool. Rosegger heeft toen een oproep aan zijne vrienden in Duitschland in de coura.nten geplaatst, waarop d^ gelden toestroomden; 18 Novemkor 1910 is de Heilandskerk ingewijd." °) Steeds weer legt Rosegger er ook nadruk op, 'dat hij een hartgrondigen afkeer heelt van alle scholastiek en dogmatiek, dat hij in religieus opzicht meer geleerd heeft van de vrijdenkers, die hij leerde kennen, toen hij van het platteland naar de stad ging, dan van het catechismus-onderwijs, in zijn jeugd genoten. Ooik gaat hij min af meer prat - op zijn buitengewone vordraagzaandieid. Wij leeren hem dan ook wel heel goed kennen uit het verhaal, voorkomend in „Mijn Zieleleven" onder den titel „Christus op do Heide", waarin een pastoor en eeit dominee geteelcend worden, die teinslotte samen, gebruik maken van een en hetzelfde kerkgebouw.

Rosegger zegt in het Voorbericht van „Mijn Zieleleven" ten opzichte van dat werk o.m.: „Het is geleidelijk-ontstaan op verschillenden leeftijd, onder uiteonloüpendo omstandigheden en stommingen. Tocti lean getuigd worden, dat het in zijn geheel wordt gedragen door cano evenwichtige wereldbeschouwing, die, voortgekomen uit harde levensschool, in werkelijkheid, geene andere bedoeling hepft, dan van den Vrede God's voor de monschheïd."

Het begin van deze bescluijving van Roseggsr's geestelijke levensontwikkcling bestaat uit een zeer eigenaardige behandeling van de apostolische geloofsbelijdenis, waarin hij dan ook, zooals vanzelf spreekt, een beeld teekont van den Heere Jey.ns Christus. Dus, voor ditmaal krijgt ge wederom VOOT oogen, als bij do bcbandehng van Frenssen, nog niet in strikten zin, een romantisch J'ezus-beeld, maar do .persoonlijke opvatthig vaïi den romancier Rosegger, daarna ho'op ik IJ nog te haten zien een van hem geteekend romantisch Jezusbeeld.

Bij de behand'Sling van het tweede geloofeartikel, aangaande Jezus Christus, aft God's eenfggéboren Zoon, onzon Heere, heet het a.m. aldus:

„Zijn wij als schepselen: God's all'en Zijne ki-nüteren, zó''' deu Allerhoogste nabij staat toch uiomand, zóó gelijkvormig is Hem niemand, als Jezus. Want zflii onderricht gaat ver boven do aardsche aangelegenlieid uil, het roopt de doioden wa.kker en herschept hen tol onsterfelijke wezens.

Onder do milliaxden kindoren Gods heeft de Heer er niet één, die zoozeer Hem geleek als de zoon uit dat arüie Galil& csche arbeidersgezin. Daarom heet hij Zijn eenige, Zijn „eeniggeborene".

Deze Zoon Gods maakt ons gelukkig, sohankt oiis eeuwig leven. Doch verlangt v< m ons één ding: dat wij in Hem geloovcn. Door zijn onderwijs en zijn voorbeelil kunnen wij goed en heilig worden, maar zalig, gelukzalig alleen, wanheer wij in hem gelooven. Ook zonder in hem te zien den Godszoon, die uit den hemel is neergedaald, lajnnen wij naax zijne beginselen leven en het Clu-istendom tot werkelijkheid maken. Haar om zalig te worden is mij dat te weinig. Men moet O'Ok gelooven in hom, den godmsnsch., Geen geld, geen goed, geen genot ka.n in deze wereld mij reeds zoo onverstoorljaar blij, zoo zalig maken, als het geloof in heiii, die ons hel vertrouwen en do liefde hoeft gebracht."')

Bij de bespreking van heLyijfdo. artikel, en speciaal van de opstanding, teekent Rosegger, die opstanding verdedigend, het volgende beeld:

„Hij is ock mij tegen gekomen. Ik heb hem outmoei, in mijn tuin, wa.nneer de bloem ontsproot; ik liel) hem ontmoet o; p den weg, als daar iemand lag die honger had en ik dezen kon verzadigen, als een vreemdeling daar lie|) en ik dezon kon lierbergon. En te huis, wanneer ik met vrouw en kinderen nederzat, •ffaunecr Avij ernstige gesprokken voerden over het levensdoel van den mensoh of met vroolijke woorden ons vermaakten. . Daar was. hij eensklaps in ons midd'en. Ik zie hem elk uiir van den dag en den nacht, telkens wanneer mijne ziel aan hem-dfenkt. Hij staat voor iniji slanke gestalte' in' donkerblauw gewaad, zonder eenig sieraad, blootshoofds, een smal gezicht met een astiikomenden baard, gesloten de mond die zoo welspiükend kon zijn, het donkere haar eenvoudig naar aicliteren gestreken, de groote blauwe oogen vol zacliten ernst. Niemand ken ik beter dan hom. 'Met ecrlÜcit

vrees Ik liom, en toch is hij mij lief als een broeder, ftfoi-wien ik geen geheimen heb, wien ik vraag om raad on hulp, waiineer ik mij zelf niet weet te helpen. (Jcwooiilijk zie ik hem eenvotactig voor mij als èen mcrnsch; maar tijdens mijne zware ziekte verscheen hij - 'iuj in lichtglaais, met zijne wontten en met zijn kruis, f Ie zeg zoo: „hij verscheen iiaiij", maar het was mijne i; igen verbeelding, die hem mij voor oogen stelde, om-'lat het rhijn innig verlangen was hem te zien. Doch oök wanneer vvereldsche overleggingen, dartel en vleiend i'nij omringen, wanneer ik zorgeloos voortga op veri< eMde paden, dan zie ik hem op eens op den achter-< ; rorid .onder een palmboom staan en hij geeft mij een waarschuwend teekén. Én wanneer ik in lange nachten den slaap niet kan vatten; de klok en mijn harte-Wop, verder geen énkel geluid. In de kamers naast de mijne slapen mijne kindereu, groot en Idein. Geen Kögenbiik btii. ik zeker, dat niet één van hen begint te •schreien of kreunt, als een erg.é ziekte hem plotseling overvalt. Maar zy slliimeren vredig' en weten van mijne bezorgdheid niets. Mét die' zware gave dés levens en al liaj'e mogelijkheden van dwaling, van begeerte, van leed, van ellende sluimeren zjj kalm de onbekende toekomst in.... Dan hoor ik zijn woord: Laat mij uw iasteii dragen, uw arm vaderhart, ik ben stérker dan %W — En waaneer ik in mijn angst over de zielen mijner kinderen-zelf dwaalde.... Er zijn uren, ja dagen ü; ewoesl, waa.rin ik Iiem niet zag....

Toen ik eertijds mijne : !orgzamc moeder véiiiet en 'Ie wijde werciti inging, was hij toen bij mij? Toen ik met lichtzinnige kameraden in allerlei losse vermaken, dreigde weg to zinkeu, waar \v"as hy toen? Toen ik '•eiïmaai een oör begon te krijgen voor den roem der wereld en' den Idanfc vau hét' geld, was hij rtiij toen iiatój? Toen ik smaak ging vinden in glans en geiipt, •^^te hij loëii aan mijne zijde? En is hij thans wel bij "lij, " mi ik er liaasl; mij op ga beroemen, mét hèmi op zoo goeden voet te staan? Bij zulke pnderwerpen pAst een öotMiéedig zwijgen. Vooral, wanneer men zelf ni'dé verSïè : .yèy£ë'' niet is' wat meri riioèst zijn en wilde' zrjh."4)y'; k: ; '••'•-> " •

Ten op'zièbte v'ari'het zesde artikel: „opgevaren"ten Hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigèn "Vaders", zegt Rosegger: „Als dit artikel nog niet in de geloofsbelijdenis stond, dan zou ik het er inzetten. Een God, die in den hemel is, wat spreekt meer van zelf? Reeds een mensch, die door dezelfde idealen bezield wordt, welke Christus heeft leeren kennen, bevindt zich in den hemel. Hij heeft den mensch naar den hemel opgeheven, of, wat hetzelfde is, het rijk Gods op aarde gebracht."

Verder de beteekenis van dit geloofsartikel over^ denkend, stelt hij de volgeiidè vraag, die hij dan obk op zijn manier beanfwoérdt:

„Waarom laat het Hemelvaartsfeest ons koeler dan het feest van Jezii's' geboorte of opstanding? Het dringt niet zoo. diep tot. 's menschen gemoed door; ja zelfs zou het oms niet weemoed kunnen vervullen, dat de Heiland ons weder heeft verlaten. Zijn geest is wel dikweri ons nabiji, , maar als hij persoonlijk nog eens onder ons vertoefde!

Zal ik eens zeggen, hoe het vermoedelijk zon gaan, wanneer Christus thans weder in. levenden lijve onder ons verscheen? Ziet hem in zijiie eenvoudig grove kleeding met naalrte voeten en blootshoofds rondloopen tusschen brutale fietsers en yloelcende voerlui. Hij maakt ei' de laiechts een verwijt van, dat zij de paarden kwellen, en krijgt daarvoor een slag met de zweep over zijn schouder. Hij ^aal met kalmen "tred; door de straten der stad tusschen keurig gékleede héerén. en riiodieus opgc-dirkto dames. Men steekt den gek niét den zonderling Of) blooté voeten, de straatjongens loopen hem joelend na. Hij is matig eri tevreden met eenvoudig voedsel, men bespot hem. Hij is voorzitter der vrienden van den vrede, men hoont hem. Hij zwijgt in. groote zachtmoedigheid, wanneer men zijn persoon belastert, maar spreekt vol bezieling waai-het de zaak geldt, welke hem_ lief is. Hij voert het woord in volksvérgaderingéii eii prikkelt de menigte tot bruisende bijv'alêbetuigiügen; Maar de vobriiame tegenpartij kenmerkt hem als een gevaarlijken demagoog. De handel is hem vijandig, want hij predikt armoede en nooddruft. De rnanne'n van , zaken zijn hem vijandig, want hij ijvert tegeii' défi woéfcër; tegen den mammon." De soldaten zijn hem vijandig, want hij leert dat men zich niel moet verdedigen. De nationalen zijn hem vijandig, Want liij zegt dat alle menschen broeders zijn De sociaal-democraten zijn hem vijandig, want hg leert zachtmoedigheid, tevredenheid en ondergeschiktheid. De priesters zijn hem vijandig, want hij verkondigt dat men in den tempel niet mag sjacheren, dat men God niet moet vereeren met voaineudienst, maar aanbidden in geest en waarheid. De geleerden zijn hem ^'ijandig, want hij doet wonderen, niet door de wetenschap maar door de liefde. Zijne aanhangers zijn wellicht alleen kleirie luiden, boerenmehschen, .dorpsgeestelijken. Dit troef)je volgt hem vol vereering, juicht hem toe, brengt hem, verzekerd van zijne zegepraal, naar de steden en roept uit: , , Zietdaar onze man!" Nu is de pers van oordeel, dat dit niet zoo kan voort-• gaan. De jjeginselen van dezen jnensch komen in botsing met de inrichting der i; ^jaatschappij', met de rust die overal noodig is, met den staat.

.under zjjne aanhangers bevindt, zich zeker de een of ander, die ook predikt, maar die het beter wil, doen dan hij zelf, die zijne leer moderniseert en de menigte naar den mond gaat spreken. Desniettemin kan. hij zich niet op even grooten aanhang als de meestea' beroemen. Dat wekt zijn nijd on hij wijst aan de vijandig gezinden den weg, waar en hoe zij zich het veiligst van den profeet kunnen meester maken. Deze wordt dientengevolge gevangen gezet «n, daar er geen wetsaxtikel is dat toestaat hem te kruisigen, als demagoog voor een aantal jaren tot zwaren fcerkerstrai veroordeeld. .. s' ' .•.•. .

Zoo zou het gaan, waiiiieer de Héiiaiid jJeïsoon-Üjk, in levenden lijve in. dezen, tijd op aarde .vertoefde. Hoe goed, dat hij ten hejhel is.ggvaren. Zijn, eerste'lijden, en sterven w^exd.een zegen voor de, .wereld, , zgn 1; ^ieede zon haar tot een vloek moeten worden." *)


1) Bewerking van Dr. .J. tlerdetsch«e. Uitga.ve: Vnjr Holfcema en Warendorf, .'Vmsterdam (z. j.),

2) A.W., pg. 232.

3) A.'wj, pg., 24/4..

4) .\: w., pg. 46/8.

5) A.W., pg. .55/6; . 1 1

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's