GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De duidelijkheid der Heilige Schrift en de menschelijke  instrumenten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De duidelijkheid der Heilige Schrift en de menschelijke instrumenten.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een serie van vijf hoofdartikelen handelden we bij het begin van den jaargang over de duidelijkheid der Heihge Schrift.

Daarna gaven we in losse artikelen nog eenige aanvulling.

Thans willen we nog een laatste punt onder de aandacht brengen.

Het werd reeds even door ons aangeroerd. Doch het verdient nog opzettelijk onder de oogen gezien.

Wc kunnen het het best formuleeren in een vraag.

En wel in deze: waar de Heilige Geest zich bediende van menschelijke instrumenten bij het te boek stellen van de Schrift en deze menschen zondig waren; waar ook bij hen, die het verst waren gevoj'derd in de heiligmaking, de duisterheid van hun verstand allerminst geheel was opgeheven; waai' zij zich niet anders konden bedienen dan van een taal, welke de sporen der zonde in zich vertoonde, is het daar wel aan te nemen, dat de gansfhe Schrift in zichzelf helder is?

Zij, die een mechanische Schriftinspiratie huldigen, kennen deze moeilijkheid niet in die mate.

Voor hen zijn de schrijvers niet dan d o o d e instrumenten.

Mei hun bewustzijn, of meer in het generaal, met him persoonlijkheid behoeft geen rekening te worden gehouden.

De verduistering van hun verstand kan worden uitgeschakeld.

Maar wie belijdt, dat de schrijvers levende instrumenten waren, worstelt met het probleem: hoe kan door een veelszins duister middel volkomen helderheid worden verkregen?

Letten we er echter op, dat dit probleem zich niet alleen bij de duidelijkheid van de Schrift opdoet;

Gij komt er ook voor te staan bij de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift.

De menschelijke instrumenten hielden niet op zondige, derhalve feilbare menschen te zijn.

Niettemin is het resultaat: onfeilbare Godsopenbaring.

Het herhaalt zich ook bij de volkomenheid of genoegzaamheid der Heilige Schrift.

De menschelijke instrumenten waren in hun denken en hun wijze van uitdrukking onvolkomen, geborneerde, beperkte geesten, die de volheid der openbaring niet konden oVerzien, in alle opzichten gebrekkig.

En toch, het woord, dat zij in. schrift brachten was als wet des Hoeren volmaakt.

Wiet anders verhoudt het zich bij 'het der Heilige Schrift. gezag

De menschelijke instrumenten konden op geen volstrekt gezag aanspraak maken.

En toch, wat uit hun pen vloeide, bindt zielen van alle geloovigen.

Hun woord moet worden aangenomen als Gods Woord, wat het ook waarlijk is.

Daarom is het zoo kortzichtig het voor te stellen alsof dit probleem alleen bij de duidelijkheid der Schrift zich doet gelden.

En nog kortzichtiger is het tot deze oplossing de toevlucht te nemen: de Schrift is niet in haar geheel helder, omdat de menschelijke instrumenten nog veelszins duister waren.

Want dan moet men konsekwent wezen. Dan moet men redeneeren; omdat de instrumenten feilbaar waren, is ook de Schrift niet geheel onfeilbaar; omdat de instrumenten onvolmaakt waren kan ook de Schrift niet geheel volmaakt zijn; omdat alle menschelijk gezag begrensd is kan ook het gezag der Schrift niet onbegrensd zijn.

Dat zou logisch zijn. Wie de gedeeltelijke duisterheid van de Schrift aanvaardt moet ook de gedeeltelijke feilbaarheid aanvaarden.

En omgekeerd, wie aan de algeheele onfeilbaarheid der Schrift vasthoudt, moet aan de algeheele dnidelijkheid vasthouden.

Elk tusschenstandpuni is halfslachtig.

Te erkennen, dat er in de Schrift zelf duisterlieden zijn in plaats van ootmoedig uit te spreken, dat wij in menig opzicht duister zijn voor de Schrifl, maakt ons zwak tegenover, de Schriftkritiek.

Het zou de onverdedigde en onverdedigbare plek zijn in ons front, waarop men ons gaarne zou aanvaUen.

Men zorge dan ook door konsekwent voor versterking. belijden

Vooral poge men niet dit rationalistisch te beargumenteeren.

Noch de onfeilbaarheid noch het gezag noch de duidelijkheid van de Heilige Schrift kunnen voor het onderzoekend verstand van den mensch worden verklaard.

Zij zijn de vrucht van de inspiratie des Heiligen Geestes en deze inspiratie is, gelijk ieder werk van den Heiligen Geest, een mysterie.

Ook in deze blaast de Geest, waarheen Hij wil. Maar wel kan worden aangetoond, dat de redeneering: het menschelijk instrument is veelszins duister, daarom moet de Schrift ook duister zijn, foutief is.

Deze redeneering zou opgaan, wanneer de schrijver als auctor secundarius (secundaire auteur) eenigermate op één lijn te stellen ware met den Heiligen Geest als auctor primarius (primaire auteur).

Of om het nog konkreter uit te drukken: wanneer de openbaring der Schrift wel hoofdzakelijk afkomstig was van den Geest, doch de schrijver er uit zichzelf ook iets aan had toegevoegd.

Dan zou men kunnen vragen: kan ook uit duisterheid licht geboren worden?

Maar zóó staat het juist niet. De Schriftopenbaring is niet voor 90 percent aan den Geest te danken en voor 10 percent aan de heilige mannen.

Neen, zij moet voor de volle honderd percent worden toegeschreven aan den Geest Gods.

De schrijvers waren niet voor het allerkleinste deel w e rkme esters van de openbaring, zij waren uitsluitend instrumenten. •

De moeilijkheid dient alzoo te worden herleid: ; wat kan God door een gebrekkig instrument doen?

Kan Hij door een onvolmaakt instrument een volmaakt werk werken ?

Voor den Schriftgeloovige is dat geen vraao. Hij belijdt; dat kan God zeer stelhg.

Die verhouding van werkmeester en instrument, gelijk ze bij de Schrift is, kunnen wij ons niet voorstellen.

Vv'ij zijn bij onzen arbeid sterk afhankelijk van öh meerdere of mindere geperfectioneerdheid van onze instrumenten.

Uit een ontstemden vleugel kan zelfs • een Heethoven geen symphonie tooveren.

Hoewel een meester in de kunst met gebrekkige hulpmiddelen onder menschen reeds meer tot stand kan brengen dan een kruk met instrumenten, welke aan de hoogste eischen voldoen.

Uit een viool van. een paar gulden haalt een kunstkenner meer dan een speelsche knaap uit een Stradivarius.

Met een paard van wijlen de schutterij bekomt een getraind ritmeester lichter dar 'eersten prijs dan een jichtig winkelier op den rug van een favoriet.

De waarde der instrumenten is ook voor den mensch altijd betrekkelijk.

Hoe dikwijls deed het genie de wereld niet verstomd staan door wat het vermocht met middelen, welke aan het doel niet schenen te antwoorden.

De techniek is er voor middelmatigheden, heeft iemand gezegd.

Daar ligt sterke overdrijving in.

Maar toch ook wel een kruimke waarheid. En niet alleen het genie, doch ook de gewone mensch toont, dat hef instrument ten slotte van ondergeschikte waarde is.

De eene vrouw weet uit krappe beurs liaar huis aantrekkelijk en gezellig te maken, de ander houdt haar woning ondanks komfort en luxe op ijskelder-temperatuur.

Of om een meer organisch beeld te gebruiken: de eene werkgever inspireert een personeel van tien man zoo, dat hij meer en beter arbeid presteert dan een ander met twintig man.

Dit zijn echter nog maar zeer zwakke beelden van wat onze God door eindige en zondige instrumenten kan doen en doet.

Het instrument beïnvloedt Zijn werk in geenen deele.

Ook al vertoont het resultaat der inspiratie de sporen van het instrument, de Schrift blijft onfeilbaar, gezaghebbend, volkomen, helder.

De brieven van den licht wankelenden Petras staan hierin niet achter bij die van den zooveel standvastiger Johannes.

Om het karakter der .Schrift te bepalen heeft men meermalen een vergelijking getrokken tusschen ha? ^r en Christus naar Zijn menschelijke natuur.

Men zegt dan: evenals Jezus een verzwakte menschelijke natuur had en niettemin zonder zonde was, zoo is ook de Schrift geschreven in een taal en een voorstellingswijze, die geheel bij onze bedeeling behooren, niettemin w.ordt haar onfeilbaarheid er niet door aangetast.

Men zegt dan: evenals Jezus een verzwakte men­

Beperkt men het derde van de vergelijking hiertoe, dan kan dit onzerzijds geen bezwaar ontmoeten.

Doch dikwijls voert men de vergelijking verder door.

Het is schier een gangbare uitdrukking: evenals Christus is het vleeschgeworden woord, zoo is de bijbel het schrift geworden Woord.

Evenals iedere woordspeling heeft ook deze haar attractie.

ïoch heeft men te bedenken, dat er wel wat op valt af te dingen.

„Geworden" heeft in de beide termen van de vergelijking een verschillende beteekenis.

De Zoon Gods nam wel uit Maria vleesch en. bloed aan, maar Hij nam nooit het schrift aan.

Een personeele unie bestaat er tusschen Christus en den bijbel niet.

Nog verder gaan zij, die spreken van een Goddelijke en een menschelijke zijde van den bijbel.

Op die manier wil men de tweenaturenleer zoover als dit maar mogelijk is op de Schrift overbrengen.

Het zoa ons te ver voeren, indien wij er op wezen tot wat konsekwenties dit zou moeten leiden.

De Schrift heeft niet een zijde, die naar God en een andere, die naar den mensch is gekeerd.

Zij staat niet tusschen God en mensch in. Zij is het Woord van God gericht tot den mensch. Nog verder dwaalt men van huis, wanneer men

in die menschelijke zijde dan het duistere van do Schrift wil aanwijzen.

De redeneering: gelijk achter Christus' menschelijke natuur de Goddelijke schuil ging, zoo is de menschelijke zijde van de Schrift veelszins de verduistering van de Goddelijke, dient te worden gewraakt.

Wil men de kwestie zuiver stellen, dan moet ze aldus worden geformuleerd: heeft Christus in den staat Zijner vernedering den Vader verborgen of heeft Hij Hem geopenbaard?

hidien het eerste, dan heeft Hij Zijn roeping gemist.

Dan was Hij op aarde niet onze hoogste Profeet en Leeraar.

Maar de Schrift leert het ons anders. Christus heeft niet pas na Zijn verhooging, maar

oi)k daarvoor den Vader verklaard.

-Vis het Woord noemt Johannes Hem het waaraihtige licht, dat verlicht een ieder, komende in de wereld.

daarin geen ver­ En de vleeschwording heeft andering gebracht.

Het Woord is Licht gebleven.

Hij was het Ijicht, dat scheen in de duisternis. En dal. Hij niet algemeen erkend werd, kwam

niet daardoor, dat Zijn menschelijke natuur Hem verduisterde.

Neen, zoo schrijft Johannes, dit is de reden, dat de menschen duisternis waren.

De duisternis heeft Hem niet begrepen.

Het aannemen der menschelijke natuur veranderde er niets aan, dat Hij in Zichzelf een licht was en dat er gansch geen duisternis in Hem was.

Zelfs al zou men dus de 23arallel tusschen Christus en de Schrift tot dit punt toe doortrekken, dan zou men er nog niets door zijn gevorderd'.

Men zou het tegendeel bewijzen van wat men lir.wijzen wilde.

Men zou tot de slotsom moeten komen, dat de zoogenaamde menschelijke zijde van de Schrift onmogelijk duisterheden kon veroorzaken, die de Goddelijke zijde niet bezat.

De menschelijke instrumenten waren openbaringsinstrumenten.

En er gaat niets van af: openbaring is licht.

Nog één bedenking zou men kunnen inbrengen.

Is openbaring niet tegelijk verberging Christus' eigen uitspraak? blijkens

Toen zijn discipelen Hem vroegen, waarom Hij door gelijkenissen sprak, gaf Hij ten .antwoord: .Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Want wie heeft, dien zal gegeven worden en hij zal overvloediglijk hebben, maar wie niet 'heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. Daarom spreek ik door gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en hoorende niet hooren, noch ook verstaan Doch uw oogen zijn zalig, omdat zij zien en uw ooren, omdat zij hooren". (Matth. 13:11—13, 16).

In-verband met onze vroegere uiteenzetting baart dit echter géenerlei moeilijkheid.

Waarom werden de gelijkenissen door de kinderen des koninkrijks verstaan en door anderen niet?

De Heiland leert duidelijk: dat ligt aan de oogen en de ooren.

Niet aan de gelijkenissen.

Die zijn openbaring der verborgenheden. Maar het hart van het afkeerige volk was „dik" geworden.

Juist omdat de openbaring door gelijkenissen zoo lichtend was, werkte zij op de onbekeerden verblindend.

De gelijkenissen waren niet duister. Doch de harten waren duister.

Zoo hebben wij dan het leerstuk van de duidelijkheid der Schrift van verschillende kanten bekeken.

Bezwaren, daartegen geopperd, bleken ons onhoudbaai'.

Maar dan houde men ook strikt hierin vast: de Schrift is als geheel en in al haar deelen "helder.

De duisterheid schuilt enkel en alleen in ons. Daarom worde ons gebed steeds krachtiger, dat God ons verstand verlichte en de nevelen van voor onze oogen verdrijve.

Een recht inzicht in de duidelijkheid der Schrift bewaart voor veel misverstand en dwaling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De duidelijkheid der Heilige Schrift en de menschelijke  instrumenten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's