GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buskruit in de Kerk.

Ds J. Douma te Britsum, wiens instructieve artikelen in de „Gron. Kerkbode" reeds meermalen hier geciteerd zijn, vervolgt zijn critische uiteenzetting van Niebergalls meening inzake den inhoud van het Oude Testament als volgt: i

E zr a's maatregelen tegen de gemengde huwelijken, gesloten tusschen kinderen Israels en der omliggende volkeren, kunnen minder zijn (d.w.z. Niebergalls) goedkeuring wegdragen. Hij durft zelfs spreken van Ezra's „barbaarsche" maatregelen. 'Ezra laat volk en kerk voorgaan voor den persoon. „Wij kunnen het slechts als de schending van een heiligdom beschouwen, wanneer zoo van buiten af in. het echtelijke leven ingegrepen wordt". Het is hem, die Gods gebod in dezen niet erkennen wil, min of meer een troost, dat die strenge maatregelen van Ezra weinig uitgericht hebben, „want Neliemia vindt bij zijn terugkeer de stad nog vol heidensche vrouwen".

Van blijvende beteekenis is Ezra's ijveren' geweest voor de wet „van Mozes", die volgens Niebergall in de ballingschap is afgewerkt. Daai'door bindt Ezra den godsdienst aan het verdeden en aan een boek. Zoo wordt de schriftgeleerde een man van autoriteit, al kon de priester die bij feesten en offeranden, den voorrang had zich naast hem handhaven.

Zoo ontstaat de kerk, waaiwan Niebergall een heel zondenregister opleest: in haar treedt de geest der profeten terug voor dien der priesters; zij knecht het heden onder het heilig verleden en geweten en verstand onder een boek; het vertrouwen op God, dat den enkeling innerlijke vastheid geven kan, wijkt in haar midden voor vrees voor den rechter, waardooT de massa beter onder de tucht wordt gehouden. Zij doelt toch meer op de massa dan op den enkeling. Wij kennen, zoo gaat hij door, hare zwakheden, haar terugblijven acht©r hoop-ideal©n. Zij „verhaspelt" de waarheid. Maar, zoo zucht hij, wij weten, dat het niet anders kan, zal er tenminste van gemeenschappelijke beoefening der godsvrucht iets terecht komen. En ten slotte draagt elke kerk altijd ontploffingsmateriaal tot haar eigen verbreking in zich, zooals de kerk onder 'Israël den geest der profetenin zich borg die haaL> ; later verscheurdoi zoo droeg de Roomsche kerk in zich de gedachten van Augustinus en Paulus, die in Luthsr haar hetzelfde aangedaan hebben. Zoo lag in de kerk der Luthersche orthodoxie de kiem van bet Pietisme, dat later zooverwoestend op de kerk heeft gewerkt, waar het de wortel van alle gezelschappen en secten gew-orden .is. 't Is altijd weer do spaiming tusschen geest ©n recht, leven en boek, innerlijkheid en cultus, profeet en priester; spanning, die een uitweg in een of andere reformatorische daad zoekt. Toch zal ook een nieuwe gemeenschap, die zich van de oude losmaakte, .ni©t zonder kerkvorm kunnen blij-ven. Nieuwe wijn vraagt nieuwe lederen zakken. Anders wordt de wijn uitgestort. Het ide-aal van Jeremia 31, dat zij niet meer ©en iegelijk zijnen naaste en een iegelijk zij-nen broeder leeren, zeggende: kent den Heere; want zij zullen Mij allen kennen, van hunnen kleinste al tot hunnen grootste toe, wordt niet bereikt. De kerk blijft noodig. Ezra heeft dat verstaan, door de uit Babel wee-rgekeerde Israëlieten aan Mozes' wet te binden. Een wettische geest is daardoor ontstaan. Maar het zaad van Abraham heeft onder het harde dek van dien eixolusieven wettischen geest toch kunnen overwinteren, o-m in Jezus tot nieuw ontkiemen te komen.

Dit zijn zoo enkele gedachten uit Niebergall's beschouwingen over Israels ballingschap en terugkeer in het heilige land. Velen in onze dagen smullen bij zoo'n kritiek op de kerk, als Niebergall geeft. En er ligt metterdaad een veroordeeling in van massale volkskerken, die de ziel van den enkeling aan de massa o-p-offeren, maar immers ©en kerk, die waarlijk „huis Gods" is, zal den enkeling allerminst aan de gemeenschap opofferen. Zij zal hem juist in zijn persoonlijk geloofsleven steunen. Met haar ambten en bedieningen is zij voor den enkeling ook tot zegen. Wij eere-n de kerk van Christus als een pilaar en vastigheid der waarheid, waarbij de enkeling steun vindt voor zijn geloofsleven.

Zoo zijn wij het in zeer vele dingen niet met hem eens.

Toch geeft hij ook wel weer gedachten, waar we eens over nadeidcen kunnen.

Inderdaad, velen „smullen" hier, zegt Ds Douma terecht.

Anderen zuchten erbij, en gaan hun kerkbegrip veranderen. Zoo halen zij het buskruit - onder de burchten der vijanden weg en ondergraven, onbedoeld, die fundamenten der Kerk.

De rij!ke 'heer in hei Idouühe-baid.

In „De Stroom" schrijft J. C. A. F. over het zelfbewustzijn van Jezus. In het artikel komt eerst de vraag, of „in Jezus 3e gedachte omgegaan is: ik ben de Messias". De vrijzinnige schrijver, hoewel anders redeneerend, dan wij, antwoordt b e v e s - tigemd, maar meent ook, dat Jezus die gedachte niet altijd bewust gehad, heeft: hij naderde ze slechts. en dan niet zonder verschrikking. Daarna vervolgt liet artikel:

Wanneer men dit niet aanneemt, verliest de persoonlijkheid van Jezus haar mensohehjke spanning; zij vervluchtigt tot oen idee; Jezus is dan geen echt mensch en zijn lijden, b.v. zijn lijden in den hof van Gethsemane en zijn kruislij-den hebben geen zuiver menschelijke beteekenis. Er is in hem dan geen overgave, zooals die van ons allen geëischt wordt, want hij weet het - dan onomstootelijk, mathematisch zeker, - dat hij de hemelscbe heerlijkheid, de bijizon--dere, voor hem bereide heerhj-kheid ingaat, wanneer 'dit korte, aardsche lijden voorbij is. De scherpe woorden, die Satan in van Eeden's „De broeden-eete"' tot Jezus richt (d.w.z. tot den Jezus der Dogmatiek) zijn 'dan niet zonder grond. De Zoon des Menschen strekt naar den Satan zijn handpalmen uit met het loode stigma en dan antwoordt deze venijnig — scherp:

— Gij w i s t, 'c was maar voor kort, en alles Icwam hier boven weer terecht. Dat welen daar de meeste lijders niet! Was 't al een nare - dood, wis toch niet erger dan carcinoma, 't lot van myriaden of tabes, op een vliering, in gebrek... Ik zie in 's menschen hard getob geen spel. Die stakkers zijn geen goden, vóór en na, die sterven niet vrijwillig, niet pompeus,

verzefcer-d van oen eeuwig heil, zooals een r ij k heer van uit w e 1 v e r w a r m d e kamers, s t a p t d ap p e-r in 'Z ij n ij s k o ud d o u c h e-b a d. • • •: ÏÏW^': ^*: J'$4'''& ' ', (IVde Acte.)

Neen, Jezus, de historische Jezus, wist het niet mathematisch zeker: alles komt hierboven weer terecht! Ik kan het niet bewijzen... maar de evangeliën laten - duidelijk doorschemeren (ook al willen de evangelisten het zelf niet; al geschiedt het ondanks hun opzet!), dat de Messias-gedachte een grensgedachte in hem was. Evenmin als Rembrandt of Vincent van Gogh zeker wisten, dat zij genieën waren, wist Jezus onomstootehjk zeker, dat hij de Christus was. En daarom waren wel zeer echt zijn gebed in 'den hof van Gethsemane (misschien niet als historische gebeurtenis, maar - dan toch als uiting van zijn gemoedsleven) en zijn kreet aan het kruis: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten? Doch terwijl de gedachte, dat hij de Messias zou zijn, - een grensgedachte in hem was, was zeer levend in hem het besef, dat hij zou lijden en sterven, om , , daarna te kunnen verrijzen. '< |t^|-4: ', '" •? #;

Gereformeerde theologie lost het vraagstuk anders op. Zij ziet wat hier - de „levende spanning" heet in Christus' geest toch wel aanwezig, ook bij duidelijk besef van zijn Messiasschap, o.m.:

1. uit Jvracht van Zijn zuiver-mensch-zijn;

2. uit kracht van Zijn'', knecht-dês-Hëéren-zijn;

3. uit kracht van Zijn wil tot verbintenis van tijden eeuwigheid, en van Zijn zuiver-menschelijk groeien, ook in den greep naar het alleen te stellen doel niet het alleen geoorloofd middel;

4. uit kracht van de volstrekte eenheid van leer en leven, moeten en willen. , - .i^'-ï'? #& > ••: -itf'':

De zuivere mensch (zo-ndeloos) is altijd de' „gespannen" mensch, niet ondanks, maar mede door zijn volkomen zelfbewustheid. Was het anders, dan zouden wij - niet meer kuinien gelooven in den hemel, en de leer - der engelen, mef Jesaja 6, een sprookje moeten heeten.

Over waaraeering van ethischen voor gereformeerden.

In Bandoiong bestaat een christelijk lyceum; eh' nu |y is onlangs een gereformeerd pi-edikant, dr D. K. Widlenga van Voorschoten, benoemd tot het geven van : godsdienstonderwijs aan dat lyceum.

In verband daarmee deelt het „Keri-cbl. v. d. Geref. • Kerken in N. 0.-I." mee, dat in het „Algem. Protestantenblad" (oio-k hier weer de naam „algemeen', '). , de blijkbaar ethische redactie het volgende schreef: , ^|-|y; 'gj|i; < , ^

„Wij willen hierbij nog aanteekenen, dat, zöoal : niet uit 't bovenstaande mag wo-rden afgeleid, dat in het Chr. Lyceum te Bandoeng, indertijd' opgericht d-oo-r Gereformeerden en leden dor Indische K©vk, 'de Gereformeerde geestesrichting o-verweegt, de onderhavige benoeming toch er toe zal leiden, , dat dit Lyceum een geprononceerd Gereformeerd karakter ver-, ,

Het (geref.) „Kerkblad" deelt voorts mee, dat 'door den heer C. A. Crayé, voorzitter van het bestuur van het lyceum, in het „Algemeen Protestantenblad" tegen deze opmerking van de redactie is geprotesteerd in een ingezonden stuk, waaraan dit hier ontleend wordt:

„Laat ons eens aannemen, dat 'het lyceumbestuiu" niet een Gerefo-rmeerd predikant, maax b.v. een „rechts-ethisch" theoloog uit de Hervormd© of de Luthersch© Kerk in Nederland had benoemd tot leeraar voor het godsdienstonderwijs en 'leider van het internaat, zou dan ©en berichtje van dezen trant in uw blad verschenen zijn:

Een aanwinst voor de Protestantsche gemeente te Bandoeng.

Op ongewone wijze zal de Protestantsche Kerk te Bandoeng haar kring zien verrijken met ©en ©meritus-predikant, die zoo nu en dan voor de gemeente kan - optreden....

..... Wij willen hierbij aanteekenen, dat, zoo-al niet uit het bovenstaande mag worden afgeleid, dat in het Chr. Lyceum te Bandoeng, indertijd opg.©richt door meest ethische, leden der Indische Ke-rk en doo-r - Gereformeerden; de ethische geestesrichting overweegt,

de onderhavige benoeming toch er toe zal leiden, dat dit lyceum een geprononceerd anti-gereformeerd karakter verkrijgt."

Van den verderen inhoud van dit ingezonden stuk deelt het „Kerkbl." dan in eigen woorden dit nog' mee:

Daarna gaat hij dan de conclusie uitvoerig bestriji-(len. Hij deelt mee dat yan do 20 leeraren, 13 tot de Indische Kerk behooren en met Dr Wieleaiga me©, 7 tot de Gereformeerde Kerken. Voorts merkt hij op^ (iat niet de kerkelijke richting maar het onderwijs ]iot karakter der school bepaalt en dat dit behalve docr den leeraar-predikant door 19 andere leeraren gsgeven wordt, die niet benoemd zijn omdat zij Gere> fcrnieerd of niet-Gereformeerd zijn, maar omdat zij zich kunnen vereenigen met den grondslag van de Voreeniging „Het Christelijk Lyceum".

En hier volgt nog een letterlijk citaat uit het artikel van den heer Crayé:

„Nu blijven er altijd vrienden van het lyceum, uit de Protestantsche Kerken, die gaaïne aan de iot-standkoming er van hebben meegewerkt, maar toch bevreesd zijn voor „de overheersching der geire^ formeerden".

Zij hebben natuurlijk niets gezegd, toen de rector een Hervormd •• man bleek; zij vinden het vanzelfsprekend, dat van de 20 leeraren 13 tot de Indische kerk behooren. JMaar zij hebben zóó weinig respect voor het k e r k e 1 ij k besef van die dertien, dat „het lyceum een geproiaonceerd Gereformeerd karakter krijgt" als er één gereformeerde dominé op het schoolplatform verschijnt.

LUldrukkelijk wil ik vaststellen, dat het bestuur van het lyceum voor het verschijnsel van de „dominlocratie", zooals wij dat in Nederland noemen, niet be\-reesd is. Er is niet éénige aanleiding om te vreezon, dat 19 leeraarssterren voior die ééne ster zullen buigen. Want het Christelijk gymnasium en de Christelijke hoogere burgerschool (dat is liet lyceum) worden niet gebouwd, doordat 19 leeraren onderwijs geven in de beginselen van verschillend© takken van weienschap en de twintigste leeraar zorgt voor „het Christelijke", neen, maar door dat al die 20 leeraren , , christelijk onderwijs" geven, alleen één hunner is speciaal belast met het onderwijs in godsdienstgeh bchiedenis, geloofsleer en christelijke levensleer.

Maar die ééne is niet de priester onder leeken, hij is één van de' 20. En het karalder van het lyceum wordt bepaald door het merk, dat die 20 in hun gezamenlijken arbeid op de school zetten."

.Merkwaardig is nu het antwoord, dat de redactie van het „Algemeen Protestanlenblad" den inzender geeft. Ik citeer eruit:

„Of wij, indien aan het Lycemn te Bandoeng eens een „rechts-ethisdi" theoloog benoemd was, een berichtje in den aangegeven trant zouden hebben geplaatst?

Wat het voorgestelde opschrift en de eerste alinea betreft: de kans daarop zou inderdaad heel groot zijn, indien n a m e 1 ij k er dan. ook een modus gevonden ware, om dezen leeraar aan te merken als predikant bij de Protestantsche gemeente te Bandoeng, zij het dan ook met geen andere verplichting, dan om 12 maal per jaar een predikbeurt te vervullen. Deze gemeente, die al zoo lang moeite doet, om een tweeden predikant van rechtzinnige richting te verkrijgen, zou van harte geluk te wenschen zijn, indien haar eens dit buitenkansje ware ten deel gevallen.

Men zou zoo zeggen: dit heeft met de zaak niets te maken, en voorts: ieder' is vrij om te werken en te offeren.

Daarna zegt de Redactie:

Wat het tweede lid, de aanteekening, betreft: het zou niet bij ons opkomen, deze aan een eventueel berichtje in bovenstaanden geest toe te voegen, om de eenvoudige reden, dat een ethisch theoloog krachtens zijn beginsel meer geestelij ke bewegings vrij beid heeft dan dë Gereformeerde krachtens het zijne; eerider waardeerend kan staan tegenover de beginselen vaneenGereformeerde dan omgekeerd; zich makkelijker aan de gegeven omstandigheden vermag aan te passen en dus niet zoo licht al si de ^Gereformeerde het geheel dat hij dient 1"? ', , z ij n eigen stempel opdrukt. (Spatiëering van mij; R.)

Wat het verder schrijven van den geachten inzender betreft, merken we op, dat hij geen rekening houdt met de verschillende waarde der vakken ten opzichte van den geest van het gebeele onderwijsinstituut. Zou de nieuw benoemde docent les moeten geven in Natuurkunde of Fransch, dan kan hij gerust Gereformeerd, zelfs Geref. predikant zijn, zonder daarmee het evenwicht der aanwezige geestelijke stroomingen te verstoren. Nu hij echter belast zal worden met godsdienstgeschiedenis, geloofsleer en zedeleer staat de zaak heel anders. Al is er op het eind-examen geen eer mee te behalen, moeten deze vakken toch in het kader ^ener Christelijke onderwijsinstelling als hoofdvakken worden gezien. • Ondanks het betoog van den heer Crayé blijven we daarom van meening, dat door de onderhavige benoeming het Clir. Lyceum te Bandoeng een geprononceerd Gereformeerd karakter zal krijgen, tenzij dan dat mocht blijken, dat het bijwonen der lossen van den nieuwen docent niet voor alle leerlingen •verplicht is gesteld."

Terecht , antwoor< it Ds J. A. . C. RuUmann op ' deze »algemeene" ontboezemingen van de redactie van het Protestantenblad:

-Vle dimkt, dit alles spreekt voor zich zelf.

Wel wordt hier van een zeer merkwaardige interpretatie van het begrip samenwerking bHjk gegeven. Door deze samenwerking is de Vereeniging „Het Christehjk Lyceum" indertijd ontstaan en daardoor bestaat zij nog altijd.

Maar de consequentie van bovenstaande beschouwing is dan toch deze, dat samenwerking althans wat betreft de leeraarsbenoemingen onmogelijk wordt verklaard. Is het dan werkelijk onmogelijk het kerkelijk standpunt één oogenblik te vergeten? Met de restricties, die hier gemaakt worden, kan voor de Gereformeerden samenwerking niet anders v/orden dan in den zin van „Ze mogen meedoen". Dat is natuurlijk heel vriendelijk en het wordt op hoogen prijs gesteld. Zooals het ook heel vriendelijk is, dat tegen een Gereformeerd predikant zelfs geen bezwaar zal worden gemaakt, als hij maar Natuurkunde of Fransch doceert. Ze schijnen wel'veelzijdig te zijn, die Gereformeerde predikaiiten.

Maar me dunlct, dat het uitgesloten moet zijn, dat de ééne richting zich bij voorbaat het privilegie toekent het evenwicht der geestelijke stroomingen te bepalen.

En voorts: Wij gelooven natuurlijk van harte gaarne, dat een ethisch theoloog krachtens zijn beginsel veel meer bewegingsvrijheid lieeö dan een Gereformeerde krachtens het zijne. Wij kennen dat ethisch beginsel niet zoo goed en nemen zelfs aan dat een ethische krachtens zijn beginsel beter in staat is dan de Gereformeerde zelf, diens beguisel te waardeeren. Maar wij moeten niet vergeten, dat beginselen en personen elkander niet altijd dekken. Als dan de opmerking wordt gemaakt, dat de Ethische ook eerder waardeerend kan staan tegenover de beginselen van een Gereformeerde dan omgekeerd, welnu, dan zeggen wij daar - liever niets op, m.aar glimlachen alleen even. En daarom kan nu in dit geval toclï niemand boos worden. Ik denk dat velen, Protestan-' ten en Gereformeerden • samen, de verzuchting zullen slaken: Ach, ware ons van die stelling, die we nu alleen maar gelooven moeten, door de Redactie van dit orgaan, voor dezen êhkelen keer slechts, in dit speciale geval, nu zich daartoe zoo'n gunstige gelegenheid voordeed, een voorbeeld gegeven. Wa, t zouden wij dan bhj zijn geweest. Maar nu moeten w.y voorloopig nog maar een vraagteeken blijven zetten.

Tont comme chez nous, en daarom citeer ik ook hier.

Er zijn natnurhjk heel brave ethische naturen, die werkelijk meenen, . wat hier gezegd wordt door het algemeen orgaan.

Maar als men de ethische richting moet typeeren naar haar publieke uitlatingen en naar de gedragingen van haar leiders, dan constateer ik, met honderden anderen, dat deze leiders hier-in Nederland volstrekt niet waardeerend zijn, en volstrekt niet algemeen zijn. Zij kennen het wezen van het gereformeerde niet; doen er ook geen moeite yoor; hebben nog nooit bHjk gegeven te hegrijpen, wat de achtergrond is van de gerefonneerde strooming-en beweging van den laatsten tijd, en één van hen weet zelfs den naam niet te spellen van een hoogleeraar, die over de ethischen en over het vraagstuk ethisch-gereformeerd meer dan één instructieve studie geschreven heeft, en ook in Utrecht eéii uitgever heeft.

Toen onlangs een geschrift, van iemand verscheen, rakende de kwestie-Assen, schreef de Redactie van het Algem. Weekblad in Nederland: de gereformeerden strijden onderling; wij'kijken zoolang liever een anderen kant uit.

Ik dacht zoo: maar dat is niets nieuws; dat hebt U ALTIJD gedaan.

De formule, waarmee de ethische leiders van Nederland zouden willen uitspreken, wal tusschen hen en ons het principieel, verschil is, wordt misschien wel ijverig, door hen bestudeerd, en is misschien al gedeeltelijk op papier; maar deze nuttige arbeid geschiedt, dan helaas altijd „zwischen den Zeiten". '> 4v(i-ti

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's