GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om den naam der groep-Geelkerken.

Behalve wat ds C. Lindeboom schreef verdient ook aandacht wat dr C. Bouma opmerkte in „Geref. Kbl. v. Drente & Overijsel":

Ik althans heb nog nooit geweten, dat de officiëele naam der bedoelde Kerken was: „De Gereformeerde Kerken in Nederland". Misschien ligt het daaraan, dat ik niet nauwkeurig genoeg de verslagen van de classisvergaderingen der bedoelde Kerkengroep heb gevolgd; maar ik heb daarin nog nimmer gelezen hot besluit, dat men zich zóó nu noemen zou. Wel is herhaaldelijk gesproken over den aan te nemen naam, maar een besluit is nog nooit gepubliceerd. Of vergis ik me?

De laatstgehouden classicalo vergadering heeft in December 1928 een advie.? gegeven aan de Kerken, die ze vertegenwoordigde, - dat niet uitmunt door helderheid. Het werd gegeven op grond van practische overwegingen; en alleen waar dit voor het optreden naar buiten noodig is. Dan, adviseerde do classis, voege men aan den naam „Gereformeerde Kerk" toe den naam van het gebouw, waar de kerk vergadert, of van de straat, waaraan dit gebouw is gelegen, of, als noch het een, noch het ander mogelijk is, de hoofdletters H. V.

Maar hoe nu de officiëele naam der Kerken zou zijn, lees ik ook daar en ook dan nog niet.

Nu blijkt echter plotseling, dat die Kerken wèl een officiëelen naam hebben. Ze heeten „de Gereformeerde Kerken in Nederland". En met dien officiëelen naam zijn ze bekend bij de Overheid. Ze hebben dus na rijp beraad bij de Overheid bekend gemaakt, dat ze bestaan en dat hun naam is als boven gezegd.

Maar nog één keer: ik heb nooit van dat-be.sluit en van die daad publicatie gelezen. Kan misschien iemand me uit den droom helpen en me zeggen, waar ik die bekendmaking lezen kan?

Intusschen lijkt het me niet volkomen consequent, dat die Kerken nu nog anders zich gaan noemen, dan haar officiëele naam is. Ze noemen zich gaarne met de letters H. V. Niet alleen in het kerknieuwsder bladen, zooals v. d. B. schrijft, maar ook in haar beide tot dusver vei'schenen Jaarboeken. Als die Kerken nu eenmaal een officiëelen naam hebben, waarom nemen ze dan daarnaast nog een anderen naam aan ?

Ook houdt de classis der bedoelde Kerken niet steeds consequent de pretentie vol, dat de officiëele naam barer Kerken is „de Gereformeerde Kerken in Nederland". Want in haar Jaarboek en haar besluiten spreekt ze een paar malen van „de Gereformeerde Kerken in Nederland" op zulk een wijze, dat ontegenzeggelijk daarmee wordt bedoeld: de Kerken, die sedert 1892 onder dien naam bij de Overheid bekend staan. Als daar nu ook eens was volgehouden de bewering, van v. d. B., over den officiëelen naam dier Kerken! Dan had het besluit, bovenbedoeld, moeten spreken aldus: „De classe spreekt uit, van harte te begeeren, dat de.... eenheid van kerkelijk samenleven tusschen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Gereformeerde Kerken in Nederland wederom worde hersteld".

Zoo staat het er niet. Natuurlijk niet. Daar staat gesproken in het classisbesluit van „de kerken van het herstelde kerkverband".

Men ziet: het wordt niet consequent volgehouden, dat die Kerken zich noemen: „de Gereformeerde Kerken in Nederland". Dat is waarschijnlijk om practische redenen. Maar om practische redenen uit den weg te gaan en een zelfgekozen naam dan te laten glippen, schijnt me bedenkelijk. Als een ander mijn naam verknoeit — ja, daaraan kan ik niets doen. Maar zelf doe ik er toch niet aan mee!

En eindelijk: de Icerkengroep-Geelkerken is, schrijft V. d. B., bij de Overheid onder dien naam-bekend. Nu begrijp ik er niets, meer van.. Heeft ._.dus„ de.

Overheid er in toegestemd, dat ook een andere Kerkengroep heeft aangenomen den naam van een bestaande en bij haar bekende kerkengroep, die iii liaar registers is ingeschreven onder dienzelfdeu naam ?

Ik weet wel, wat v. d. B. zich zal haasten te antwoorden: wij zijn de echte Gereformeerde» Kerken.

Maar dat geschil kan hier geheel en al buiten beschouwing blijven. V. d. B. zal natuurlijk niet ontkennen, dat die Kerken nog bestaan, en dat dil andere Kerken zijn, dan waartoe hij behoort. Die Kerken hebben ook na het conflict haar naam behouden. Ze staan bij de Overheid nog onder 'denzelfden naam bekend als voorheen. Nietwaar, dal is duidelijk

En nu wilde ik dit vragen: Heeft uu de groep-. Geelkerken bij de Overheid bij officieel schrijven bekend gemaakt, dat zij wensclit te voeren den naam: „de Gereformeerde Kerken in Nederland"? En heefi de Overheid er in toegestemd, dat die Kerken dien naam voortaan zullen voeren? Staan dus nu bij de Overheid twee Kerkengroepen te boek onder precies denzelfden naam? Is dus onze naam bij de Overheid niet wettelijk beschermd? Is het nu mogelijl; , dat maar ieder ander dien naam eveneens kan gaan voeren? Kan het dus ook gebeuren, dat er morgen een andere groep opstaat, die zich met ons nie! langer vereenigen kan, of die zelfs nooit tot ons heel'i behoord, en bij de Overheid bekend maakt, dat zij zich nu voortaan wil noemen: „de GerefoiTneerdc Kerken in Nederland", zonder meer?

Het is te hopen, dat nu eindelijk die naamkwestie tot een duidelijke oplossing komt.

En nu ds v. d. Brink?

In „Woord en Geest" maakt hij zich van'de moeilijkheid at met deze niets-zeggende opmerking:

Omdat depulaten van de kerken in het H.V. voor het contact met de overheid niet precies hetzelfdedoen wat dergelijke deputaten van de kerken in het CV. doen, wordt mijn mededeeling omtrent den officiëelen naam der eerstgenoemde kerken in twijfel getroldïen.

Men zou zoo zeggen, dat ds Lindeboom wel degelijk zich zal doordrongen hebben van de werkelijkheid van het feit, dat de groep, die zich achter dr Geelkerken schaarde, andere manieren volgt dan „de Geref. Kerken in Nederland" doen; want dit is onder ons niet geheel onbekend. Maar er is nog een derde: en dat is de overheid. Kerken, kerkgenootschappen, religieuze gemeenschappen mogen alle mogelijke manieren erop nahouden, — maar de overheid heeft zoo haar eigen manier van iets officieel te vernemen. Als men ons nu eens vertellen AVÜ, welke hier de gevolgde methode is ?

Inmiddels is het wonderlijk, dat een kerkelijke groep officieel een naam zou voeren, , die aan de leden dier kerk onbekend is. Want het officiëele kerknieuws van die groep zelf heeft aan de leden gezegd: er is een commissie benoemd, die over onzen naam adviseeren zal; maar voorts hebben de leden uit hun eigen orgaan niets gehoord.

Maar misschien heeft men ginds ook een aparte rü'aniev van berichtgeving aan 'zijn leden?

Zoolang niet meer licht komt, zullen velen moeten concludeeren, dat ginds de leden onmondig gehouden worden, of, — dat er eigenlijk nog niets positiefs gebeurd is, en men dus nog steeds vaart onder de vlas; van een ander.

Bijgeloovigheden.

Ds D. V. Dijk vervolgt zijn reeds, hier overgenomen artikel in „Gron. Kerkbode" als volgt:

Nog .een paar dingetjes, die mij over „Tooverij" werden toegezonden.

Een .meisje van buiten de provincie schreef me, dat haar moeder haar had verteld, hoe men vroeger in haar omgeving de wratten wegmaakte.

Met oen doorgesneden aardappel streek men over de wratten heen en .als de daarvoor gebruikte aai'dappel Avas verrot, dan zouden de wratten weg zijn.

Maar dat vond ik in haar schiljven het voornaamste niet.

Dat was, wat zij vertelde omtrent een gebruik onder de meisjes met wie zij op school ging, het gebruik, van wat de meisjes noemden „duimelen".

Wanneer de meisjes van een bepaalde klas proefwerk moesten maken, dan vroegen ze aan een meisje van een andere klas: „wil jij voor mij duimelen? "

„Duimelen" dat is, de duim van de rechterhand zetten tegen den wijsvinger van de linkerhand, en de duim van de linker tegen den wijsvinger van ile rechter; daarna de wijsvinger van de linkerhand over den duim van de linkerhand en de wijsvinger van de rechterhand heen laten draaien en aan de andere zijde weer tegen den duim van de rechterhand aandrukken; daarna de wijsvinger van de' rechter over den reohterduim en linkerwijsvinger en weer tegen den linkeiduim; en zoo al maar, in snel tempo heen en weer.

Door zoo te doen zou men dan den persoon wien men dat 'deed, helpen voor zijn werk.

Toen ik hierover eens praatte op de catechisatie bleek me, dat dit „duimelen" een zeer algemeen gebruik is, ook in Groningen en mij dunkt vooral onder de meisjes. Zoo zelfs, dat b.v. een meisje als zij naar school ging, waar zij moeilijk werk verwachtte, aan de huisgenooten vroeg: „duirner je voor - me".

En om nu niet meer te noemen.

Van .net over de Friesche grens schreef iemand mij: „Er zijn hier menschen, die een ouden, verroesten spijker (die eens op 'nlverldiof gevonden is, en die men daarom houdt voor een spijlcer uit een doodkist) netjes ingepald, zorgvuldig bewaren, in de meening, dat zoo'n spijker kiespijn kan wegnemen.

Komt men met dien spijker zeer voorzichtig aan cien zieken kies, dan zal die zeer waarschijnlijk genezen, maar heeft men het ongeluk een gezonde kies daarmee te raken, dan wordt die ook aangetast. Het moet dus wel met de noodige omzichtigheid geschieden, 'klieb wel eens aan menschen, die er gebruik van maakten, gevraagd: „Geloof je dat nu werkelijk? " 't Antwoord was; „'t Heeft mij geholpen. 'kWou 't niet gelooven; maar ten einde raad ben ik heengegaan om dien spijker te leenen en 't heeft 't resultaat gebracht, dat de kiespijn totaal was genezen".

De menschen, die zoo'n spijker bewaren, zijn, althans enkelen, toch eenigszins geheimzinnig met dit reliek. Het schijnt, dat ze er zich toch wel een beetje voor schamen. Het valt evenwel niet te ontkennen, dat ook door Gereformeerden wel gebruik van dit prachtmiddel is gemaakt".

Tot zoover dit schrijven.

Hiermee willen wij ook het relaas der door ons ontvangen inlichtingen beëindigen, om nu nog kort ons oordeel over deze dingen te zeggen.

tn de eerste plaats dan de vraag of de dingen, . \vaarover het hier gaat en waarbij sommige menïchen baat zoeken, ook werkelijk baat brengen?

Helpt belezen of bespreken ook werkelijk?

Ik flurf het niet te ontkennen. Een collega van mij vertelde onlangs, dat er in zijn familie ook een besprekingsformule bekend was. Een familielid wilde eigenlijk maar half gelooven, dat er van het gebruik van die formule inderdaad kracht uitging, i'och wendde hij ze tenslotte een keer aan en het hielp.

Helpen inderdaad die middeltjes tegen wratten, ))rengt do nagel uit de doodkist genezing van kiespijn, is „duimelen" voor een ander, bevorderlijk voor het welslagen van diens werk?

Ik weet het niet; van dat laatste middeltje heb ik ook zelfs nooit gehoord of het heeft geholpen, maar van die andere dingen wordt het beweerd.

Maar van het al of niet helpen hangt niet af het aiitwoord op de vraag naar het wel of niet geoorloofde van de toepassing dezer dingen.

Om dat antwoord te vinden, hebben wij de dingen te bezien van dezen kant:

Als iemand van belezen hulp verwacht, of van het begraven van een draadje met evenveel knoopen als .hij wratten heeft, of van een spijker uit een doodkist, waarvan verwacht hij dan eigenlijk hulp?

Het prevelen van die woorden kan het niet doen, dat touwtje kan het niet doen, die spijker kan het niet doen, dat strijken naar de maan kan het niet doen: maar wat doet het dan wel? De kracht Gods? Jlaar waarlijk, als men het van God verwacht, dan is het toch pure onzin om zoo'n toovermiddeltj© te gebruiken; daaraan heeft God toch Zijn hulp niet gebonden?

Wie zijn hulp van God verwacht, die gebruikt de van God verordende middelen, die gaat als hij ziek is naar den dokter en die bidt God om Zijn zegen over de middelen, maar die zoekt niet zulke dwaze dingen, die op zichzelf toch waardeloos zijn.

Wie zulke dingen doet verwacht zijn hulp van oen andere macht dan die van God.

Van welke macht dan? Ja van welke anders dan die van den duivel, ' want hij is de eenige, die tot het doen van dingen, die boven de gewone menschenmacht uitgaan, in staat is.

En daardoor is al zulk doen veroordeeld.

Het resultaat doet aan het geoorloofde of ongeoorloofde van zulke practijken niets af of toe.

Het kwaad zit in de bedoeling, om, buiten God om, een wonder te doen gebeuren, een wonder, dat, als het gebeurt, slechts duivelswerk kan zijn.

Men kan daarom met zulke dingen nooit te voorzichtig wezen.

Zelfs moet men dergelijke dingen voor een aardigheid niet doen.

Dit zijn geen dingen om er mee te spelen en — och hoe licht wordt een ding, dat men eerst als spel bedoelde, werkelijk ernst.

Men kan zich zoo licht wijs maken; „ik hecht er niet aan", terwijl men..er„ diep in zijn hart toch aan hecht. •'•'Si'< ^^^

„ Probleemzoekziekte"

Am(andi) schrijft in Westlandsche Kerkbode:

De geest van velen, die zich Christenen noemen en met den naam van Gereformeerden zich toenoemen, is gespitst op het zoeken„naar „problemen!". Diepe problemen, machtige problemen, waarvoor zij met een kinderlijke zelfkweUing inderdaad „staan", waarmede zij, zoo het heet, „worstelen". Dikwerf zijn het niet anders, dan reeds in vorige eeuw sterk gereden stokpaardjes. Soms zijn het vraagstukken, opgekomen uit den voortgang van wetenschappelijke onderzoekingen en veranderingen in wetenschappelijk inzicht. Indien dan de oplossing wat "minder A-er gezocht werd en meer bedacht werd, dat soms vlak naast de deur ligt, wat daarom reeds straten ver niet te vinden is, zouden diergelijke „problemen" veel van hunne diepte en wichtigheid verliezen. ,

Wie. nu dit alles hoort betoogea en ziet beschreven ; on daarbij zelf niet door de probleemzoekziekte besmet is, ontdekt al zeer spoedig, dat dit al met hat vinden en organiseeren van werkehjk belangrijke levensterreinen; met het zoeken en uitlijnen van ideuwe banen niet veel te maken heeft.

En als ge dan eens terugdenkt aan de groote keeiptmten en worsteltijdperken der historie, en ge ziet, hoe dan gezocht, getast, misgetast, weer gezocht, het gevondene verworpen werd of het gevondene als pevL .kostelijke schat vioor eeuwen vastgelegd werd, • die schaamt zich een beetje over de krachtverspilling, moeiteverkwisting en tijdverbeuzeling van zijn eigen tijd. En het schijnt hem, dat de heillooze kunst van het onzekerstellen het verre aflegt tegen den moeitevollen arbeid van vorige geslachten waarheid en recht vast te leggen.

Is er ooit een tijd geweest, waarin waarlijk albeteiekenende vraagstulcken om dadelijke oplossing riepen, dan was het de tijd der Kerlchervorming. Vooral toen de Hervorming zoo veelstaltig uitéén liep, werd de vaststelling van wat alsi waarheid en recht zoude gelden-even noodzakelijk als moeielijk.

Dat geldt ook de organiseering van de Gereformeerde Kerken in onze Landen. En als ge dan leest en vindt, hoe onder kruis en verdrukking mannen opstonden, samenkwamen, vaststelden, wat na eeuwen nog de grondslag is gebleven van ons kerkelijk leven, dan voelt ge den grootsten eerbied voor die reuzen, die de overtalrijfce problemen hunner dagen niet maar beschouwden als oprispingen van den menschelijken geest, waarbij diepzinnig moet gezucht worden, doch als van God gegeven, om tot Gods eer te worden opgelost.

Natuurlijk tastten zij bij die oplossing wel eens mis. Vandaar, dat aanvankelijk de ééne kerkvergadering niet alleen uitbreiden en aanvullen moest, wat eene andere vastgesteld had, maar ook verbeteren. En ook wel eens weglaten, wat op eene vorige als gebruik of voorschrift aangenomen was.

Zoo zijn er in de verschillende elkander opvolgende Synodaal vastgestelde Artikelen, Acta en Kerkenordeningen hier en daar bepalingen, die of eensklaps of langzamerhand verdwenen. Daardoor zit er in al dat overgeleverd Synodaal materiaal een stuk Kerkgeschiedenis. Daardoor bieden zij een beeld van do worsteling onzer Kerkvaderen om „problemen" werkelijk op te lossen en al tastend en zoekend het juiste te veroveren.

Gods Woord in de prediking.

Ds D. V. Dijk handelt in „De Bazuin" over de circulaire waarin de preekmethode van de H.H. ds Buskes en E. L. Smelik ter sprake kwam.

Thans schrijft hij:

Uit een door mij ontvangen schrijven van Ds Buskes blijkt, dat ik zijn vorig schrijven niet goed had begrepen en dat dus de voorstelling die ik, aan de hand van dat schrijven, gaf van het prediken van wat zich aan ons als zekerheid openbaarde', niet zijn meening vertolkte.

Volge hier, wat hij schreef: „Waaneer u de vraag stelt: „Wat verstaat Ds Buskes onder het Woord Gods? " dan antwoord ik met uw woorden: „voor mij is het Woord Gods, dat ik heb te bedienan in de prediking, heel de Heilige Schrift, de Bijbel". De Bijbel is Gods Woord, afgezien van de vraag, wat ik er al of niet van eiwaar.

Wanneer ik alleen Gods Woord mocht verkondigen^ voor zoover ik het ervgjen heb, zou het resultaat al heel pover zijn. Dacht u nu waarlijk, dat ik de menschen in de kerk bezig zou willen houden met wat ik ervaren heb? 't Is toch onmogelijk, te ervaren, dat Jezus Christus uit de dooden is opgestaan! Het Paascheivangelie is niet ervaarbaar, liet moet worden geloofd.

Dit slechts als voorbeeld.

Nog eens: „Wamieer wij zeggen, dat wij willen ge^ tuigen, van wat zich aan ons als zekerheid openbaarde, bedoelen wij Gods Woord van Genesis 1 tot Openbaringen 22. Gods Woord openbaart zich aan ons als Gods Woord door den Heiligen Geest.

U wilt ook nu nog dit woord opvatten in den zin van: „wat wij ervaren". Dit is heusch onze bedoeling niet. Hoe vaak gebeurt het niet dat wij niet ervaren en toch Gods Woord moeten bedienen. Ik dank er God voor, dat ik niet mijn ervaring tot inhoud van mijn prediking behoef te maken. Ik ben bereid uw waarschuwing tegen ervaringsprediking met volle instemming in „Woord en Geest" over te nemen.

Op dit punt kunt u mij niet spoedig te kras in uw waarschuwing zijn."

Tot zoover Ds Buskes.

Daar ligt in dit schrijven reden tot groote verheugenis.

Maar nu leeft in mijn hart toch de vraag: „Als Ds Buskes met de gewraakte uitdrukking, niet bedoelt wat ik ter eerster, noch wat ik ter tweeder instantie daarin meende te moeten lezen, wat bedoelt hij er dan mee?

In "deze jjitdrukking werd toch gegeven zooveel als de rechtvaardiging voor deze nieuwe preekenserie.

Met andere woorden, in deze uitdrukking werd gezegd, waarin deze preeken nu eigenlijk zouden verschillen van andere, die tot nu toe reeds verschenen.

Maar als nu Ds Buskes het zoo absoluut eens is met mij en met allen, , die Gereformeerd wensclien te preeken, waarin bestaat dan dat „andere".

Ik zou zoo graag willen, dat Ds Buskesi dat nu eens heel duidelijk zei.

Laat ik daar dan dadeUjk ook deze vraag aan verbinden: wat bedoelt hij met dez, e woorden: „wij zoeken contact met hen, die evenals wij', dorsten, niet naar een uiteenzetting omtrent historische, zielkundige of dogmatische wetenswaardigheden, maar naar den levenden God en don levenden Heiland." (Ik spatiëer, van D.)

Ds Buskes en Ds Smelik mogen niet vergeten, dat wanneer men iets dergelijks neerschrijft, daarin een heschrddiging wordt geuit tegen andere Dienaren des Woords, die dan wel zouden doen, wat hier wordt gelaakt.

Dat zijn ontzaglijke dingen; dat mag men zeker niet maar zóó zeggen.

En daarom, eer wig" ook hierover verder spreken, zou ik zoo graag nu eens willen weten, niet wat üaarméé niet wordt bedoeld, , iinaaj; ^; Wa, t; , \men, daaxméé we 1 wil, zeggen. - ékM^i^S^^^ffêM'M^ > '•' -

Wij mogen twee dingen niet vergeten

a. de belijdenis is hier niet ter sprake gebracht; en de „ervaring" zal met deze lacune wel verband houden.

b. als ik — ds Buskes daarin na-volgende — Karl Barth volg, dan kan ik den term der vroegere ethischen (Gods Woord IN den bijbel) wel vervangen door den gereformeerd-klinkenden, (de Bijbel IS Gods Woord) en tóch veel verder van de geref. belijdenis verwijderd zijn dan oude of nieuwe ethischen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's