STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Geachte Redactie,

Met genoegen las ik in „De Reformatie" de „Brief" in „Die Kerkblad" met 't antwoord van die redactie inzake Gerdes' „Er ruischt langs de wolken". Inderdaad heeft Dr Kuyper 't door haar aangehaalde zoo gezegd. Doch later heeft hij in een zijner meditaties letterlijk geschreven: Er ruischt langs de wolken niets. Laat ik er mogen bijvoegen, dat ongeveer een jaar geleden in „De Saambinder" Ds Kersten, die waarschijnlijk de opmerking van Dr Kuyper in de herinnering bewaard heeft, dezelfde opmerking maakte. Ik voor mij heb er mij nooit mee kunnen vereenigen; en juich het ten zeerste toe, dat dit vers • (een vertaling) er zóó is ingegaan, en er in bleef. Ik hoorde 't vaak zelfs in kazernes zingen; en toen indertijd Ds Knoop, onder een zijner straatpredikingen, om herriemakers 't zwijgen op te leggen, met zijn koortje dit Kerstlied inzette, zongen ook soldaten mee.

J. B.

Eén der groote moeilijkheden in 'het kerkelijk leven iswel die der „groote" kerken.

Eenerzijds moet gewaakt worden tegen 'groote afval van de kerk, terwijl anderzijds daarvoor in den weg istaat 'bet groote aantal zielen wat door één predikant bewerkt moet worden. Om nu aan beide eischen te kunnen voldoen, daarin zit juist het probleem.

En toch kan men izich er niet mee afmaken om alleett het feit te constateeren. Een oplossing zal er gezocht moeten worden.

Als het waar is wat Ds 'Lindeboom is de Reformatie van 12 December 1930 sohrijift:

„In tegenstelling met enkele jaren geleden ie er t'hans vrij: -wel niemand, die het opneemt voor 'het behoud der eene, ongedeelde groote stads kerk. Niet slechts de parochie-indeeding met het behoud van den éénen 'kerkeraad (zooals b.v. in de Geref. Kerk te Delft) en ook te Groningen, maar vooral de meer radicale kerksplitsing' — het uiteenvallen van de ééne stadskerk in meerdere zelfstandige kerken — begint gaandeweg meer voorstanders te krijgen" dan zou er tenminste één weg zijn, die den bloei der groote stadskerk kan bevorderen.

Want zeker is het, 'dat, wanneer in 'n bepaalde wijk van de stad behoefte aan een 'kerkgebouw bestaat, de saamhoorigheid en offervaardigheid veel grooter zal zijn in die wijk, wanneer het een geconstitueerde kerk werd, als dat de geheele groote gemeente 'het bedrag bijeen zal brengen.

Men steunt dan te veel op de groote massa, die hel: bedrag gemakkelijker 'bijeen kan brengen.

Nu is 'het niet te ontkennen, dat er moeilij'kheden zijn. wanneer er één groote stadsgemeente is met 6 wijken en 6 kerkgebouwen, om een oplossing te vinden vooral om de financieele aangelegenheden te regelen.

Toch zijn de moeilijkheden om ze te overwimien.

Zouden ze er niet zijn, dan zou het toch ook te betreuren zijn, dat het nog niet eerder geschied is.

Zoude het courantenbericht van een dezer dagen, wat mededeelde dat een groot aantal menschen door de atheïsten-vereeniging van het geloof was afgebracht, ons dan niets te zeggen hebben?

'Gaat men dan kerkgebouwen in een groote stad bouwen met niet meer zitplaatsen als voor duizend personen, dan kan men tenminste spreken van goede bearbeiding van 'de stadskerken.

Zeker zal dat financieele offers moeten kosten.

Ds Dijk beeft vorige jaren in de Reformatie al bepleit om onze kerken doelmatiger in te richten, omdat ze maar 4 uur per week gebruikt werden.

Zou men in de groote stad dan geen 'één kerk kunnen bouwen voor twee wijken en in dat kerkgebouw vier maat per Zondag dienst kunnen houden?

Men vergete niet, voor een kerkgebouw van f 100.000 moet jaarlijks f6000 door de gemeente opgebracht wor-'den, terwijl men daarvoor een predikant kan hebben. Op het platteland moet men onder een klein aantal menschen ook een kerk en predikant onderhouden. En nu is 'het wel waar, dat ta de igroote stad de diaoonietafi veel meer vraagt dan ten platte lande, maar men vergelijke dan ook de wekelijksche inkomsten van die van de stad en van 'het platteland.

- Zou de wenscb van 'den beer Schilder vervuld worden, van een vaste omslag naar de inkomsten, dan zou

men geheel andere cijfers zien dan toet tegenwoordige kerkelijke budget.

Uit het kerkelijk Jaarboekje heb ik verschillenie steden genomen en daarbij ook een aantal classes, zonder de groote steden, zoodat men een overzicht kan krijgen van dat aantal leden wat ieder predikant te Ibearbeiden heeft, en daarbij* het bedrag wat ieder moet opbrengen voor onderhoud van 'den predikant, waarom .als uitgangspunt het tractement niet boog en voor allen gelijk is genomen.

Voor de classes is 'het gemiddelde tractement natuurlijkerwijze lager genomen, boewei er plaatsen bij zijn welke met een stad gelijk zijn. De verhoudingen worden daardoor voor de steden nog gunstiger.

Aantal predikanten Delf shaven 's-Oravenhage (W.) Katendrecht Scheveningen Rotterdam 'Groningen Amsterdam (G.) Zwolle Utrecht 's-Gravenhage (Ö.) Leiden Delft Krallngen Amsterdam (Z.) Jjceuwarden Amsterdam (W.) Apeldoorn Hilversum Haarlem Maassluis Meppel 4 4 4 4 6 6 10 3 5 4 3 3 3 2 4 2 3 3 2 3 2 Aantal predikanten Classis Den Haag Classis Grootegast Classis Appingedam Classis Drachten Classis Groningen Ieder pred. aantal zielen te bearbeiden 2200 1940 1900 1890 1860 1860 1650 1600 1600 1500 1450 1450 1400 1360 1300 1275 1'200 1150 1150 1130 825 Het aantal zielen te bear Geschatte bijdr. V. elk lid v. onderh. predik, f 2.50 - 2.75 - 2.75 - 2.75 - 2.75 - 2.75 - 3.— - 8.25 - 3.25 - 3.50 - 3.50 - 3.50 - 3.50 - 3.75 - 3.75 - 4.— - 4.50 - 4.50 - 4.50 - 4.75 - 6.— Opbr. V. ieder - lid onderhoud beiden door 1 pred. predikant 14 17 15 17 .19 850 680 630 620 530 - 4.75 - 5.— - 5.50 - 6.— - 6.50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen