GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugd en Jeugdbeweging.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ontstaan der Jeugdbeweging.

Velen zijn van meening, dat de vrije Jeugdvorming eerst een zaak is van de latere jaren en de Jeugdbeweging, gelijk zij georganiseerd is in de verschillende Bonden, eerst opgekomen is in het laatst der 19de en het begin der 20steeeiiw. Deze opinie wordt gevonden in Duitschland en ook in ons land.

In Duitschland. Hier acht men over het algemeen, dat de groote, Duitsche Jeugdbeweging voortgekomen is uit de Wandervogel-beweging, welke in 1896 in Steglitz onder den rook van Berlijn door Karl Fischer in het leven werd geroepen. Deze beweging breidde zich spoedig uit over geheel Duitschland, zich splitsend in verschillende richtingen. Daarnaast ontstonden verschillende nieuwe bewegingen onder de jeugd, die met de oorspronkelijke beweging echter dezelfde grondgedachten gemeen hadden. Het hoogtepunt dezer ontwikkeling vormt het feest op den Hohen Meiszner in October 1913, toen de verschillende niet-confessioneele en niet-socialistische richtingen, die zich met den gemeenschappelijken naam van „freideutsche Jugend" betitelden, hier haar eerste groote bijeenkomst hielden en haar program opstelden, dat zij „naar eigen goeddunken, voor eigen verantwoordelijkheid, met innerlijke waarachtigheid haar leven wilden vormen", de beroemde, zoogenaamde Meiszner Formel, die echter in den grond der zaak niets anders uitsprak, dan dat men in het algemeen, überhaupt, iets wilde en zeker geen program is, alleen het raam voor een program, de begeerte en de wil om tot nieuwe vormen te komen. Men rukte zich los, men wilde vrij van oude banden zijn.

Zoo wordt ook door verschillende personen beweerd, met name in de kringen van de vrijzinnig-Chris telijke en van de Sociaaldemocratische Jeugdbeweging in betrekking tot de Jeugdbeweging in ons land.

Zóó staan de zaken echter, zoowel in Duitschland als in Nederland, niet.

Reeds in het begin van de 19de eeuw kwamen de jeugdvereenigingen op in Duitschland, zij 'took, dat de Jugendpflegei) in de eerste jaren meer op den voorgrond trad dan thans. Ze werden onder piëtistische en methodistische invloeden opgericht om de rijpere jeugd te beschermen"tegen de vele gevaren, waaraan deze van alle zijden blootstond, om ze voor het Christelijk geloof te behouden en in een Christelijk leven te do'en wandelen.

De eerste zo'Odanige Vereeniging was die te Bazel, in 1768 opgericht door Pfarrer Meyenrock als „Verein der ledigen Brüder", welke Vereeniging meer dan 50 jaar bleef bestaan en waarbij de leden zich naar de statuten verplichtten tot de volgende zaken:

1. „Genau bei der reinen Lehre des Wortes Gottes und dem apostolischen Glaubensbekentnis zu bleiben;

2. Alle Sekterei und was dazu verleiten könnte, zu meiden;

3. Ein jegliches soil es redlich mit Gott, mit sich selbst und allen Menschen meinen;

4. Jeder soil die Freiheit haben, ja verpflichtet sein, den Anderen zu erinneren und zu strafen.

5. Soil sich Ieder insbesondere der Verschweigenheit sich befleissigen damit das gute Zutrauen zu einander wachse." 2)

De eerste Duitsch sprekende Jongeil ngsvereeniging met vast reglement en geregelde werkzaamheden dateert echter van 18 25. Zij werd te Bazel gesticht door Karl Wilhelm Isenberg, weldra gevolgd door dergelijke Vereenigingen, o.a. te Berlijn 1827. Deze beide Vereenigingen droegen het karakter van „Missions-Jünglingsvereine". Zoo gaf bijv. de Vereeniging te Bazel haar doel als tv/eeledig aan:

1. als Hauptzwerk möchte der Verein gern einen Kreis voor wahren Brüdern darstellen, die sich mit Liebe und Ernst gegenseitig ermuntern, dem Herrn Jesus Christus ganz und ungeteild anzugehören;

2. als untergeordneten Zweck wünschte er solchen Jünglingen, welche die ersten Regungen der Gnade erfahren haben, eine Gelegenheid darzubieten, sich unter gleichgesinnten Brüdern, nach den Bedürfnissen ihrer Horzen, in der Erkenntnis und Treue zu befestigen. s)

Om dit tweeledig doel te bereiken werden eenige regelen opgesteld, die tot richtsnoer genomen werden bij de werkzaamheden. Uit dit reglement nemen wij het volgende over:

1. de Vereeniging vergadert regelmatig om de 14 dagen op Zondagmiddag tot gebed, tot gemeenschappelijke overdenking van het Woord Gods en tot het kennisnemen van berichten uit het Rijk Gods en schriftelijke mededeehngen of brieven van andere Vereenigingen;

2. de inkomsten der Vereenigingen bestaan uit vrijwilhge bijdragen der leden, die in, .pen . offerbus kunnen gedaan worden;

3. de ontvangsten worden besteed tot onder-•• steuning van de Evangelische Zending en tot bestrijding van de uitgaven der Vereeniging en en tot liefdewerk;

4. 12 leden der Vereeniging, door de leden gekozen, vormen het bestuur;

5. tot bevordering van den broederlijken band en het onderling verkeer, wordt de Vereeniging ingedeeld in groepen naar den leeftijd;

6. iedere jongeling, wien het met het heil zijner ziel ernst is, die oprecht wenscht het geheels eigendom van zijn Heiland te worden, en dit verlangen met zijn wandel bevestigt, kan lid der Vereeniging worden;

7. wanneer een lid in het huwelijk treedt, houdt hij op lid der Vereeniging te zijn, hoewel het hem vrij zal staan de vergaderingen verder te bezoeken;

8. de Vereeniging staat met de andere Evangelische Jongelingsvereenigingen in Duitschland en Zwitserland in verbinding door een Correspondentie-blad en door regelmatige briefwisseling. ^)

Ongeveer in denzelfden tijd werden ook Jongelingsvereenigingen oipgericht, die ©en meer sociaal karakter vertoonden. De eerste ontstond wederom te Bazel onder den naam: ^_, Ver e in für Sonntagssale für Arbeit er, Lehrlingeund Knaben" (1832). Zij wilde gelegenheid scheppen voor de genoemde personen des Zondags een plaats te hebben, waar zij hun tijd op aangename en rustige, ongedwongene en opbouwende wijze konden doorbrengen. Een dergelijke Vereeniging .ontstond in 1833 te Bremen door het initiatief van Pastor Mallet onder den naam van „der Bremer HiKsverein für Jünglinge". Daarop volgden in 1834 de „Barer Sonntagsverein für junge Handwerker und Fabrikarbeiter", in 1835 „der Erlanger Handwerkerverein", opgericht door Prof Karl von Raumer, in 1843 de „Stettiner Mittochsverein" unter 'Prediger Palmié. Deze Verenigingen verkregen een gemeenschappelijk orgaaa n „Der Jüng lings bote", waarvan het eerste ummer 1 Juli 1847 verscheen, en waarvan als edacteuren optraden Pastor Dürselen-Ronsdorf on ehrer Frowein-Mörs. Den 8sten October 1848 werd e „Rheinisch-Westfalische Jünglingsund" gesticht door 9 Vereenigingen, gevolgd in 1856 door den „Ostdeutschen Jünglingsbund", in 1869 door den „Suddeutschen Jünglingsbond", enz-In 1887 kwam tot stand de ^, Nationalvereinigung er evangelischen Jünglingsbündnisse in Deutschand", onder praesidium van Ds Karl Krumia ch er van Elberfeld.„Richtliniën" werden toen pgesteld, vervangen in 1899 door „Satzungen". oen waren 9 Bonden aangesloten. Later (1921) erd de naam veranderd in: „Der Reichsver-. and der Evangelischen Jungmanner-

bünde Deutschlands und verwandter Bestrebungen." *) e)

Niet minder bekend is het optreden der Christel ij ke Jongelingsvereenigingen. in Engeland en in Amerika, begonnen met de stichting op 14 Juh 1844 te Londen van „the Young Men's Christian Association", op initiatief van George Williams, terwijl reeds in 1855 de Wereldbond te Piarijs werd gesticht door 68 vertegenwoordigers van Jongelingsbonden in Europa en Amerika.

Ook in ons land dateert het eerste optreden der Jeugdvereenigingen van het midden der 19de eeuw. In 1853 werd op initiatief van den heer Van Oosterwijk Bruin het Nederlandsch Jongelingsverbond opgericht, nadat reeds in 1851 en 1852 te Amsterdam een tweetal Vereenigingen waren gesticht, de eene meer voor jongelingen uit den "koopmansstand, de andere meer voor jonge menschen uit den handwerksstand; de eerste meer op Engelsche manier arbeidende, de tweede zich meer naaj Duitsch model inrichtende. In 1888 werd de Ned. Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden grondslag opgericht, waarin het beginsel van de zuivere Jeugdbeweging, zelfopvoeding en zelfregeering, plaatselijk geheel werd doorgevoerd, en in het landelijk bestuur zooveel mogelijk. De stichter, J. E. Vonkenberg, tevens Voorzittej van den Bond, was toen gymnasiast, later student.

Dr J. H. F. Kohlbrugge beweert, dat er'in ons land van de jeugd zefi geen werkelijke drang naar organisatie is uitgegaan. Hij stelt, dat wat er in deze 'in ons land is geschied, óf uitgegaan is van het Humanisme in navolging van buitenlandsche voorbeelden of van kerkelijke stroomingen (Reveil), van genootschappen en van politieke partijen. Hij komt dan tot de conclusie, dat wel tot allerlei Vereenigingen werd gekomen, maar dat deze „vrije jeugdvorming" nog geen „jeugdbeweging" kan genoemd worden.')

Wanneer wij in deze lijn voortgaan, kan echter ook aan de Jeugdbeweging van heden, gelijk men zich daarbij bij voorkeur beroept op de Arbeidersjeugdcentrale, enz. dit praedicaat niet meer worden toegekend. Want met name de A. J. C. is uitgegaan van humanistische en kultureele stroomingen in navolging van buitenlandsche voorbeelden. Zij is , , niet anders dan een cqpie van de Duitsche socialistische Jeugdorganisaties. Wanneer het praedicaat „Jeugdbeweging" ontzegd moet worden aan de Christelijke Jongelingsvereenigingen, omdat zij uitgegaan zijn van kerkelijke stroomingen, van genootschappen en van politieke partijen, moet hetzelfde wederom geconstateerd worden van de tegenwoordige Jeugdorganisaties, - waarvan men de A. J-C. dan gaarne aanhaalt als typisch voorbeeld van „Jeugdbeweging". De A. J. O. en de Vrijzin­ nig-Christelijke Jeugdorganisaties zijn ook vrucht van stroomingen, de eerste van economische en kultureele, de laatste van den invloed van het Rechts-Modemisme, waaraan de naam verbonden is van wijlen Prof. Dr Roessingh.

En was d© Socialistische beweging der jeugd in Duitschland in haar aanvang niet een leerlingenbeweging tegen de kleine bazen ter verkrijging van reglementeering van den niet-gereglementeerden arbeidstijd en reactie tegen de „wirtschaftliche" nooden? ^) Zelfs kan dan van de Wij kunnen echter constateeren, dat juist de Christel ij ke Jo'ngelingsvereenigingen in ons land veel meer voldoen aan het begrip „jeugdbeweging" dan de A. J. C. enz. Deze toch werken en staan geheel zelfstandig. Geen kerkelijke gemeenschap, geen politieke partij, geen maatschappelijke organisatie heeft eenige zeggenschap over haar. Zij zijn volkomen autonoom. Dat zij zich, de eene meer, de ander minder, de een© duidelijker, de andere vager, in haar doelstelling en werkzaamheden, in haar paedagogischen arbeid, richten naar bepaalde kerkelijke, politieke en maatschappelijke beginselen, weerlegt onze bovengenoemde uitspraak niet. Ook deze beslissingen zijn volkomen autonoom genomen. Bovendien kiezen juist in de Christelijke Jeugdvereenigingen, zoo van jongens als van meisjes, de plaatselijke Vereenigingen zelf haar bestuur, bij de overgroote meerderheid geheel uit haar midden, en bepalen de Vereenigingen ook zelf, hoe het landelijk Bestuur gevormd zal worden en wijzen zij zelf de leden daarvan aan. Dit geldt zoowel de Vrijzinnig-Christelijke Jeugdbeweging als de Jeugdbeweging o-p algemeen-Chris telij ken grondslag, als de Jeugdbeweging o> p Gereformeerde basis.

Deze organisaties voldoen niet alleen aan de definitie, welke Dr Kohlbrugge geeft inzake Jeugdbeweging in ruimeren zin, maar naderen min, of meer het begrip jeugdbeweging in den praegnanten zin van het woord.

Bovendien kan op heden zelfs in Duitschland niet meer gesproken worden van echte, zuivere Jeugdbeweging.

De leiding is in handen gekomen van ouderen, volwassenen, van allerlei partijen, zoodat Fraü Lisbeth Fransen-Hellersberg uitroept:

„Die Jugendbewegung ist tot, denn die Jugend wird heute, von Erwachsenen „bewegt" und „gepflegt". Es ist ein Betrug an der Jugend diese Bünde „jugendbewegt" zu nennen, wie es allerorts geschieht weil ihnen das von der Organisation gewünschte Erziehungsresultat als ihr eigener Wunsch und ihr eigenes Bedürfnis imputiert wird." ^)


^) Jeugdzorg.

") 1. Strikt bij de zuivere leer van het Woord Gods en bij de Apostolische Geloofsbelijdenis te blijven.

2. Alle sekterij en wnt daartoe zou kunnen verleiden, te mijden.

3. Een iegelijk zal het eerlijk met God, met zich zelf en alle menschen meenen.

4. Ieder zal de vrijheid hebben, ja verplicht zijn, zijn naasten te vermanen en te bestraffen.

_ 5. Ieder zal zich in het bijzonder tot geheimhouding beijveren, opdat het ware vertrouwen in elkander toeneme.

L. Cordier, „Evangelische Jugendkunde", I, pag. 25. Schwerin in Mecklenburg, 1925.

") 1. Als hoofddoel wil de Vereeniging gaarne een kring van ware broederen vormen, die elkander wederkeerig opwekken den Heere Jezus Christus geheel en ongedeeld toe te behooren;

2. als ondergeschikt doel wenscht zij zulken jongelingen, welke de eerste roerselen der genade ervaren hebben, een gelegenheid te bieden, zich onder gelijkgezinde broederen naar de behoeften hunner harten, in de belijdenis en trouw te versterken.

O L. Cordier, „Evangelische Jugendkunde", I, pag. 46—54. Schwerin in Mecklenburg, 1925.

3) Zie o.a. H. Bavinck, „De Opvoeding der Rijpere Jeugd", pag. 43—44. P. Biesterveld, „De JongeHngsvereeniging en de Kerk", pag. 11. K. Krummacher, „Die evange-Uschen Jünghngsvereine und verwandte Bestrebungen nach ihrer Entstehung. Geschichte und Aufgabe für die Gegenwart", Elberfeld, 1896. L. Cordier, „Evangelische Jugendkunde", I, pag. ^ 46—100, 244—249. E. Stange, „Handbuch für das evangelische Jungmannerwerk Deutschlands", II, pag. 21—41.

4) Van Roomsch-Katholieke zijde kon in Duitschland aangeknoopt worden aan de meer dan 200 jaren bestaande „Jünglingskongregationen", vereenigingen voornamelijk voor gebedsoefening. Vooral het initiatief van Adolf Kolping, die in 1849 den „Rheinischen Gesellenbund" oprichtte, gaf een krachtigen stoot tot verdere uitbreiding van het jeugdwerk onder de Roomsch-KathoHeken.

5) J. H. F. Kohlbrugge, „Practische Sociologie", IV, pag.

31. Wolters, Groningen, Den Haag, 1927.

6) „maatschappelijke".

7) „De Jeugdbeweging is dood, want de jeugd wordt heden door de volwassenen in beweging gebracht en verzorgd. Het is een bedrog, aan de jeugd gepleegd, deze bonden „jeugdbeweging" te noemen, gelijk het overal geschiedt, omdat hun het door de organisatie gewenschte Opvoedingsresultaat als haar eigen wensch en haar eigen behoefte „geimputeerd" wordt.

„Forschungen zur Völkerpsychologie und Soziologie", Band IV, pag. 129, Leipzig, 1927.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's