GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

James Clerk Maxwell. 1831—1879.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

James Clerk Maxwell. 1831—1879.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 1 en 2 October j.l. werd te Cambridge de geboorte van James Clerk Maxwell door een groot aantal beoefenaren der natuurwetenschap herdacht. Behalve vele Britsche geleerden waren ongeveer honderd afgevaardigden van wetenschappelijke lichamen uit alle deelen der wereld bijeen, om Maxwell's persoon te herdenken en de ^eteekenis van zijn wetenschappelijken arbeid voor de ontwikkeling der natuurkunde in het licht te stellen.

Dat Maxwell onder de jphysici der vorige eeuw een eerste plaats innam, kan ieder weten, die het Lorentz-monument te Arnhem heeft gezien, of de beschrijving ervan in de pers'met aandacht heeft gelezen. Op dit monument zijn namelijk, ter - ^veerszijden van bet eigenlijk© standbeeld, - in het steen drie figuren uitgebeiteld. Voor het standbeeld staande, ziet men links de drie 'natuurkundigen: Huygens, Fresnel en Maxwell, en rechts: Planck, Einstein en Bohr. De gedachte, die de ontwerper van het monument hierdoor heeft willen uitdrukken is deze, dat Lorentz' wetenschappelijk werk, eenerzijds de afsluiting en bekroning vormt van een ontwikkelingsgang, waarmede de namen van Huygens, Fresnel en Maxwell zijn verbonden, en anderzijds een nieuwe ontwikfcelingsperiode heeft ontsloten^ waarin 'de thans nog levende natuurkundigen Planck, Einstein en Bohr de leiding hebben gehad. De onthulling van het Lorentz-monument op 9 Sept. j.l. hield dan ook indirect tevens een huldiging van-zijn voorgangers en navolgers in, enjiet trof wel merkwaardig, dat deze gebeurtenis plaats vond in hetzelfde jaar, waarin de honderdste geboortedag wordt herdacht van den man, die op dit monument als de onmiddellijke voorganger van Lorentz wordt geëerd.

Het was op den 13en Juni 1831, dat Maxwell te Edinburgh geboren werd. Welke omstandigheden er toe geleid hebben, de herdenkingsdagen in Cambridge eerst in de maand Octoher te houden, is mij niet bekend. Wellicht heeft men ze willen doen volgen op de Faraday-herdenking, die eind September te Londen is gehouden. Deze herdenking hield, zooals men in de dagbladen uitvoerig heeft kunnen lezen, verband met het feit, dat Faraday in het jaar 1831 het verschijnsel der electromagnetische inductie ontdekte, welke ontdekking men als het geboorteuur der moderne electrotechniek zou kunnen betitelen. Een zeer belangrijk deel Van Maxwell's werk op het gebied der theoretische natuurkunde, hield nu zeer nauw verband jnet Faraday's electromagnetische onderzoekingen. Faraday was naar aanleiding van zijn proeven tot d© overtuiging gekomen dat men bij de verklaring van de electrische en magnetische werking van electrische ladingen en stroomen vooral moet letten op hetgeen geschiedt in de ruimte tusschen de geladen lichamen 'en de stroomgeleiders. Hij kwam tot de voorstelling, dat de bedoelde werkingen in die ruimte van punt tot, punt worden overgebracht langs de z.g. „krachtlijnen". Hij brak daardoor met de toen algemeen aanvaarde theorie der „werking op afstand" (Duitsch „Fernwirlmng") en 'stelde zich op het standpunt der „werking in de onmiddellijke nabijheid" (Duitsch „Nahewirkung"). Deze beschouwingen brachten Faraday tot een helder inzicht in de beteekenis van zijn proeven. Echter Faraday, dien men wel „den grootsten experimentator der negentiende eeuw" heeft genoemd, bezat weinig wiskundige scholing en het was hem niet mogelijk aan zijn opvattingen den vorm van een wiskundige theorie t© geven. Maxwell, diep onder den indruk van Faraday's onderzoekingen en inzichten, vatte deze taak aan en met een zoodanig resultaat, dat men thans nog algemeen spreekt van de theorie van Maxwell, wanneer men de wiskundige theorie der electromagnetische verschijnselen bedoelt. Deze theorie hield niet alleen in een wiskundige formuleering van reeds bekende verschijnselen, maar opende ook tal van nieuwe gezichtspunten, die tot nieuwe onderzoekingen .aanleiding gaven. Het meest bekende resultaat der theorie is wel, dat het licht kan worden opgevat als een electromagnetische trilling. De theorie van het licht verloor daardoor haar zelfstandige plaats en werd tot onderdeel der theorie van het electromagnetisme, waarmede een verrassende vereenvoudiging van het natuurwetenschappelijk wereldbeeld werd verkregen.

Deze enkele opmerkingen, die overigens nog slechts een deel van Maxwell's werk aanduiden, mogen voldoende zijn, om ook den niet terzake fcundigen lezer eenigen indruk te geven van de rol, die Maxwell in de ontwikkeling der natuurkunde in de vorige eeuw heeft gespeeld. Hierop nader in te gaan ligt niet in mijn bedoeling. Welke aanleiding er dan is om op Maxwell's persoon en werk in dit blad d© aandacht te vestigen? Laat ik die vraag mogen beantwoorden met een citaat uit de gedachtenisrede, die Reverend Dr Butler hield in 2 de St. Mary's Church te Cambridge, den Zondag na; Maxwell's overlijden:

„Gij weet ook, dat hij een vroom en nadenkend Christen was. Ik merk 'dit niet op in de triomphantelijke geestesgesteldheid van een apologeet. Ik wil geen oogenblik aannemen dat er eenige natuurlijke tegenstelhng is tusschen wetenschappelijke genialiteit en eenvoudig Christelijk geloof. Het Christendom, hoewel het hen dankbaar verwelkomt en hooge achting toedraagt, heeft het verstand der verstandigen en de wijsheid der wijzen nu evenmin van noode als toen Paulus het evangelie van ^t Kruis te Corinth© predikte.

... Maar dit erkend hebbende, mogen we wel God danken, dat onze vriend was, wat hij was: een beslist Christen-geloovige, en dat zijn machtige geest, na de onmetelijke ruimten der schepping te hebben doorvorscht... zijn ware rust en .geluk vond in de liefde en genade van Hem, Diéu de eenvoudigste Christen zijn Vader noemt".

., James Clerk Maxwell werd geboren op 13 Juni 1831 te Edinburgh. Reeds spoedig na zijn geboorte, verhuisden zijn ouders echter naar Glenlair. Zijn vader, John Olerk Maxwell, lid van een oud Scbotsch adellijk geslacht had daar een famihelandgoed geërfd. Tot aan zijn achtste jaar was het vooral zijn moeder die d© leiding van zijn' opvoeding in handen had. Zij was lid der episcopaalsche kerk, terwijl haar man tot d© Schotsche presbyteriaansche kerk behoorde. D© Bijbel nam in de opvoeding van den jongen Maxwell een belangrijke plaats in. Zijn geweldig geheugen ipaakt© hem met den inhoud ervan gemakkelijk vertrouwd 'en als achtjarige jongen kende hij reeds groote gedeelten, zelfs den geheelen negentienden .psalm, uit het hoofd. Toen hij negen jaar was overleed ' •zijn moeder, en begon zijn vader, die de bijzondere capaciteiten van zijn eenigst zoontje reeds had opgemerkt, zich geheel aan zijn opvoeding te wijden. De invloed van zijn vader, , die wordt beschreven als een man van edel karajiter, eenvoudig© levensmanieren en met groote belangstelling voor practische zaken, is voor' Maxwell, blijkens zijn eigen verklaring, van de grootste beteekenis geweest. Als jongen van tien jaar verliet Maxwell de landelijke omgeving van zijn ouderlijk huis en werd hij ondergebracht bij een tante in EdinburgH, om' daar d© school te kunnen bezoeken. Zeer vroolijk was voor het boersche joinkertje de eerste kennismaking met de stadsche schooljeugd niet. Maar hij sloeg "zich door de eerste moeilijkheden goedsmoeds heen, verraste zijn belagers door zijn humoristische antwoorden op hun spottende opmerkingen over deni vorm van zijn schoenen en de snit van zijn jas, en wist zich door'zijn buitengewon© kennis spoedig aller achting te veroveren. Zijn vader bracht den Zondag gewoonlijk in Edinburgh door esn nam zijn' zoontje dan 's ochtends mede naar de Schotsche kerk. Maar terwille van zijn tante, woonde d© jong© Maxwell dan 's avonds nog den dienst ia de, ©piscopaalsche kerk bij. Zelfs volgde hij een tijdlang de catechisaties bij beid© kerken. In deze periode leert hij Lewis Campbell kennen, die steeds zijn vriend is gebleven, met wien hij over allerlei zaken correspondeerde, en die later met veel toewijding en nauwgezetheid zijn leven heeft beschreven en zijn brieven verzameld Qn uitgegeven, i) Zija aanleg voor wiskunde was zoo bijzonder, dat hjj als veertienjarige jongen al in staat was een verhandeling te schrijven, die in de „Proceedings of' tlie Edinburgh Royal Society" kon worden opge^ nomen. In 1847 werd Maxwell toegelaten 'tot de universiteit te Edinburgh, waar hij ruim twee jaar bleef, om daarna zijn studies in Cambridge voort te zetten. Tijdens een ernstige ziekte in 1853 werd hij verpleegd in het gezin van pen geestelijke der Ëngelsche kerk. Deze tijd schijnt voor Maxwell's geestelijk leven van zeer groeten invloed geweest te zijn. In zijn studententijd interesseerde hij zich, behalve voor eigen wetenschappelijk werk, zeer sterk voor vraagstukken van philosophischen aard. Vooral dé ethiek had zijn volle belangstelling. In zijn correspondentie komen herhaaldelijk uitvoerige beschouwingen over „Moral Philosophy" voor. Ook op het godsdienstig terrein heeft hij een zeer breede belangstelling en neemt hij ten volle kennis van d© verschillende overtuigingen. Over eigen godsdienstig leven uit hij zich in zijn brieven zeer weinig. Zelfs teg©nover zijn vriend, Lewis Can^pbelï. Veelmeer krijgt men den indruk, dat hij er voorkeur aan geeft zich hierover zoo .weinig mogelijk te uiten, en zijn gedachten soms achter een geestig woordenspel te verbergen. Geheel anders wordt'dit opeens in de brieven aan Katherine Mary Dewar, met wie hij zich in 1858 verloofde, en met wie hij in hetzelfde jaar in het huwelijk trad. Hier spreekt hij zich ten volle ui.t, ' en openbaart zich als een dieplevend christen. In deze brieven bespreekt hij uitvoerig de beteekenis van verschillend© teksten of gedeelten uit den Bijbel, waarbij zijn groote bijbelkennis voor den dag komt en hij zijn geloofsovertuiging duidelijk uitspreekt. Toch blijft hij ook' hier op het zeer persoonlijke karakter van een godsdienstige overtuiging den nadruk leggen. Hij schrijft b.v. „Nu moet je wel bedenken, dat alles wat ik zeg, omtrent teksten en zaken van 'dien aard, alleen een soort hulpmiddel is om tezamen

te zijn, wanneer wij lezen, want ik ben niet bekwaam om de juiste beteekenis van iets zoodanig te kennen, dat ik ze anderen kan mededeelen, maai ik heb het recht te trachten het voor mezelf uit te maken en wat ik tot mijzelf mag zeggen, mag ik ook tegen jou zeggen." Om een indruk te geven van deze merkwaardige correspondentie, mogen hier twee fragmenten ervan in vertaling volgen. In een brief van 16 Mei 1858 schrijft hij over Filippenzen 3 het volgende: „Er is diepe wijsheid in vers 13. Nooit terugzien met voldoening op iets dat gedaan of bereikt is of dat wij bezeten hebben. Let op de beschrijving van hen, die aan aaxdschie dingen hechten en laat ons van himne wegen afwijken. „Wandel" (Engelsch „Conversation") in vers 20 beteekent achterwaarts en voorwaarts gaan en heeft betrekking op het „wandelen" in de vorige verzen. Welk, een beschrijving van de macht van Christus in het laatste vers, over j, alle dingen" en over onze vernederde lichamen^ en welk een dag zal het zijn als Hij al Zijn werk volbracht zal hebben. Ik denk, dat hoe meer wij in Christus' werk indringen, des te meer Hij zijn werk in aas zal kunnen volbrengen. "Want Hij wil altijd, dat wij één zijn, opdat Hij één kan zijn met ons".

Op 13 April 1860 schrijft hij aan zijn vrouw: „Laten we nu lezen 1 Cor. 12 over de organisatie van de kerk en de verschillende gaven van de Christenen, en de reden van deze verschillen, dat Christus' lichaam meer volkomen ihoge zijn in aJ zijn deelen. Als wij duidelijker gevoelden onze eenheid met Christus, zouden wij onze positie als leden van Zijn lichaam kennen en zouden meer gewillig en met meer verstand werken met al de anderen, ter bevordering van de gezondheid en den groei van het Lichaam, door het gebruiken van elke kracht, die de Geest pns heeft geschonken."

In 1856 was Maxwell hoogleeraar geworden in Aberbeen, vier jaar later kreeg hij een benoeming aan de universiteit van Londen. Hij bleef daar vijf jaar, in welke periode hij ook persoonlijk kennis maakte met Michael F, araday, met wien hij reeds eerder in correspondentie was getreden.

Aan het hoogleeraarschap te Londen kwam een eind door een ernstige ziekte in den herfst van 1865. Alle hersenarbeid moest geruimen tijd worden nagelaten, en de eenige geestelijke inspanning die hij zich kon veroorloven was het luisteren naar een gedeelte uit den Bijbel, dat zijn vrouw hem eiken avond voorlas. Ook na herstel bleef hij op zijn landgoed in i& lenlair (dat hij geërfd ^ad van zijn vader, die in 1856 was overleden) wonen, en wijdde zich geheel aan zijn wetenschappelijk werk. In deze periode schreef hij zijn groot werk over „Electriciteit en Magnetisme", dat voor de ontwikkeling der electriciteitsleer van zoo buitengewoon veel belang is geweest.

Naast zijn wetenschappelijk werk vervulde hij zijn plichten als landheer en vond zelfs gelegenheid om de zieken in het dorp te bezoeken en met hen te lezen en te bidden, indien dit op prijs werd gesteld. Iemand, die hem in deze periode bezocht, maakt melding van den grooten ernst waarmede Maxwell eiken dag in zijn huis de huisgodsdienstoefening leidde. In zijn papieren vond men later eenige fragmenten van gebeden, ten gebruike bij de huisgodsdienstoefening, waarvan er een als volgt luidt: „Almachtige God, Gij die den mensch hebt geschapen naar Üw eigen beeld en hebt hem tot een levende ziel gemaakt, zoodat hij U zou kunnen zoeken en heerschappij hebben over Uwe schept selen, leer ons te bestudeeren de werken Uwer handen, opdat wij de aarde mogen onderwerpen tot ons nut, en ons verstand mogen stellen iji üw dienst; en zoo te ontvangen Uw gezegend Woord^ opdat wij gelooven mogen in Hem, dien Gij gezonden hebt om ons te geven de keimis der ^zaligheid en de vergeving onzer zonden".

In 1871 werd hij opnieuw voor een professoraat aangezocht, nu te Cambridge, waar iemand noodig was, die aan het hoofd kon staan van het nieuw te bouwen „Cavendish laboratorium". Maxwell nam de benoeming aan, en zag zich daardoor genoodzaakt gedurende een aantal jaren bezig te houden met de vele practische aangelegenheden, die met den bouw en de inrichting van een laboxatorium samenhangen. In 1874 kon het laboratorium in gebruik worden genomen. Echter slechts vijf jaar later, werd zijn werk afgebroken. In 1877 vertoonden zich de eerste symptomen van een maaglijden, zijn gezondheid nam gestadig af en op 2 October 1879 deelde zijn arts hem mede, dat hij niet langer dan een maand meer te leven had. Hij keerde nog, hoewel uiterst zwak, naar Cambridge terug. Zijn naderend einde scheen hij met een diepe innerlijke rust tegemoet te zien. Slechts toonde hij zich zeer bezorgd over zijn vrouw, die de laatste jaren ook ziek was geweest, en door Tiem zelf met de meeste liefde was verpleegd. Tof op het laatst trof hij de noodige schikkingen voor hare verzorging. Op vijf November 1879 overleed hij. Dr Guillemard, de geestelijke van de Engelsche kerk, die hem in zijn ziekte regelmatig bezocht, schreef eenige weken later inleen particulieren brief o.a. het volgende: „Ik was gewoon bijna eiken dag naar hem toe te gaan, gedurende de vijf of zes weken, dat hij hier was en met hem te lezen en te bidden. , Hij gaf de voorkeur aan de gebeden der kerk en vroeg er om en door zijn wonderlijk geheugen kende hij ze alle uit het hoofd «Zijn kennis van den Bijbel was merkwaardig en hij vroeg telkens haar zijn meest geliefde gedeelten. Vier dagen voordat hij werd weggenomen ontvang hij het Heilig Avondmaal uit mijn handen, met heilige, eerbiedige devotie, en zeide welk een kracht het hem schonk"

„Ik had slechts weinig van , zijn innerlijk leven geweten voor zijn ziekte; hij was buitengewoon teruggetrokken; en hoewel wij van tijd tot tijd wel eens een tekst critisch bespraken, roerden wij daarbij slechts zelden de geloofsleer of het geestelijk leven zelve aan Maar zijn ziekte legde het geheele hart, de ziel en den geest van 'den man bloot: zijn sterk en onwankelbaar geloof in de Vleeschwording en alles wat daaruit voortvloeit; in de volle genoegdoening der Verzoening; in 'het werk van den Heiligen Geest. Hij had doorzocht en gepeild alle schema's en systemen der philosophie, en had ze tenslotte ledig en onbevredigend gevonden — „unworkable" was het woord dat hij zelf gebruikte — en "hij wendde zich met eenvondig geloof tot het evangelie van den Tleiland".


1) The Life of James Clerk Maxwell, by Lewis Campbell and William Garnett, Londen, 1884.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

James Clerk Maxwell. 1831—1879.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's