GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Arbeids-gebod — Arbeidsgelofte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arbeids-gebod — Arbeidsgelofte.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Het voorgaande is een verdere uitwerking van hetgeen ik reeds opgemerkt heb in „De Reformatie" van 10 Juli 1931. Dit artikel bedoelt om meer opzettelijk dan toen kon geschieden, deze zaak nog eens aan de orde te stellen, in de hoop, dat.er eens óf .een principiëele weerlegging óf een

aaavaarden van deze gedachten kome. Zulk een bestrijding is voor hen, die vs^illen blijven staan bij de slechts-twee-voorwaarden, plicht.

Met een doodzv(rijgen van de bezwaren, daartegen aangevoerd, vorderen wij niet. Dat is m.i. steeds een geheel verkeerde voorlichtings-tactiek.

Wat hebben b.v. onze jonge menschen eraan om het eigen betoog ondersteund te zien door citaten van gelijk-gezinden, zonder dat zij een principiëele weerlegging vinden van de bezwaren van anderen? En ook buiten de wereld van onze jonge menschen zijn er genoeg, die met deze vraagstukken moeite hebben. Ik ben één hunner. Het is een plicht der Christelijke liefde, geen moeite te gering te achten om de „bezwaarden", zooals ik, te verlossen van de gedachte, dat de meeste stakingen van den laatsten tijd zonde zijn. Dat er naast mij nog vele anderen zijn, die denken zooals ik, is mij wel gebleken na mijn bovengenoemd Reformatie-artikeltje.

Men hoort en leest, ook in onze kringen, wel eens de bewering, dat onze predikanten en ouderlingen maar beter doen, vooral in tijden van staking, zich met de stakers en het vraagstuk van de staking niet in te laten. Wel kunnen de gewone troostredenen geboden worden, maar een feitelijk ingaan op en zich bemoeien met het stakingsconflict zelf, dat mogen de ambtsdragers niet doen. Wel een waken over de zielen, opdat deze geen schade lijden.

Ik geloof, dat zoo krachtig mogelijk stelling genomen moet worden tegen deze opvatting. Ik zeg dat met een nadrukkelijke verwijzing naar hetgeen ik boven gezegd heb ten aanzien van de. „uitsluiting". Staking, zoowel als uitsluiting, zie ik, in vele gevallen althans, als zondig. Ik wil dus niet geacht worden positie te kiezen tegen den arbeider, vóór den patroon. Dat het accent wat veel gelegd schijnt op de „werkstaking" als daad van de arbeiders, is verklaarbaar; de omstandigheden wijzen duidelijk genoeg uit, dat de staking het meestdreigend gevaar is. Doch in het wezen der zaak wil ik geen onderscheid maken in de bespreking, noch in de behandeling van beide.

Ik laat nu maar even rusten hoe de ambtsdragers wel zullen kunnen „waken... opdat enz.", als zij niet mogen spreken over het probleem zelf. Meer dan deze duisterheid, interesseert mij de hoofdzaak, n.I. dat aan de ambtsdragers hier een beperking wordt opgelegd. Ik meen, dat die beperking moet worden verworpen.

Het verschil tusschen hen, die deze beperking aan de ambtsdragers willen opleggen, en mij, ten aanzien van de behandeling van het stakingsvraagstuk en van do stakers zelf, is gemakkelijk te verklaren, indien men erop let, hoe sommigen de staking zien als een ECONOMISCH conflict. Ook hier geldt nu van tweeën een; óf ik moet mij radicaal vergissen en mijn gereformeerde opvoeding als geheel mislukt beschouwen, wanneer ik meen, dat de staking (en uitsluiting) NOOIT is een zuiver „economisch" conflict en dat ook nooit MAG zijn (al vindt zij menigmaal in „economische" omstandigheden een aanleiding) en voorts dat zij tegenwoordig meestal is rebellie tegen God en dus een conflict met God, óf zij vergissen zich in den grondslag, die de staking zóó beperkt zien, dat er een slechts „economisch" conflict overblijft. Hier is een kostelijke illustratie gegeven van de waarheid van het spreekwoord „L'adjectif tue". Het vraagstuk wordt vertroebeld en een vruchtbare bespreking onmogelijk gemaakt, gedood, door de inlassching van dat bijv. naamwoord: „economisch".

Men voelt, dat, waar een zoo diepgaand verschil in de principiëele opvattingen blijkt te bestaan, verder debatteeren over bij-komende dingen, zooals de behandeling (al óf niet) door ambtsdragers, enz., vrijwel onmogelijk is. Als ik mij in mijn bovenuiteengezette opvattingen niet geheel vergis, dan is het de plicht van predikanten en ouderlingen om zich wél met het stakingsvraagstuk en met de stakende arbeiders en met het ui tslui tings vraagstuk én met de uitsluitende patroons te bemoeien. O, zeker, men behoeft niet direct met tuchtmaatregelen te komen. Wij zullen immers niet vergeten, dat voor tucht-toepassing allereerst noodig is 't element van volharding in de zonde en dat vóór de eigenlijke tucht-toepassing eerst komt de trouwe, zoolang mogelijk volgehouden vermaning om van de zonde af te laten. Over den vorm van behandeling door onze ambtsdragers spreek ik mij daarom niet uit. Maar wel kies ik zoo stellig mogelijk positie tegen de opvatting, dat onze ambtsdragers zich maar beter verwijderd houden van het tooneel van den strijd. Als ik nog iets begrepen heb van de profetentaak, die eiken Christen opgedragen is, maar die in het bijzonder den ambtsdragers en nog meer Mjzonder den predikanten aangewezen is, dan meen ik, dat het de plicht is, ook van onze predikanten, om hier te profeteeren, d.i. als leidsUeden op te treden, d.i. het licht van Gods Woord ook over het al dan niet geoorloofde van werkstakingen (in het algemeen en desnoods ook over bepaalde stakingen in hun naaste omgeving) te doen schijnen. En dan hebben zij dit te doen niet alleen en eerst dan, wanneer er een conflict is; ook in de fust-perioden, wanneer niemand aan een conflict denkt, is het de profetenplicht van onze predikanten ons te doen zien, hoe God ons Zijn wil open­ baart, ook ten aanzien van vraagstukken als deze. Daarbij leert immers de ervaring, dat het doenhooren van de beginselen reeds menigmaal voldoende is, dat men niet aparte prêeken behoeft te houden heden over staking, morgen over uitsluiting, overmorgen over revolutie tegen een mogelijke communisten-regeering e.d. Het was de grootheid van iemand als wijlen Dr J. C. de Moor (om kieschheidshalve slechts een doode te noemen, zonder zijn gedachtenis in dit debat te willen betrekken) dat hij, zonder veel detail-punten opzettelijk te behandelen, toch, door zijn manier van schriftverklaring, ons den wil Gods en den weg Gods deed hooren en zien. Zóó kan het bijna steeds in dagen van rust. Bovendien zijn er dan onze Kerkbodes en andere organen nog. ')

En in tijden van conflict? Welnu: hebben de ware profeten onder Israël en daarbuiten ooit geaarzeld de dingen bij hun naam te noemen ? Hebben zij ooit, door een beroep op: „dat is Uw terrein niet!" zich laten weerhouden van de critiek op een levenspractijk, die door hèn in strijd geacht werd met het beginsel?

Ik wil de vraag stellen, als onze predikanten dat niet zouden kunnen doen, wie zal het dan wel kunnen? Willen de vakvereenigingsleiders en willen hoogleeraren in de rechten of wie dan ook de pretentie hebben, dat zij wèl en dan zij alleen — op hun allerbijzonderst terrein 1 — het licht Gods over deze donkere wegen kmmen doen schijnen ?

Ik zie het dan ook als een denaturatie van het ambt, indien men op die manier en met 'het argument van een „economisch" conflict van de predikanten eischt, dat zij uit den weg zullen gaan en hun profetenmantel zullen afleggen.

Indien wij niet met alle kracht, die in ons is, verzet gaan aanteekenen tegen deze methode van terugdringen van ambtsdragers (en daaronder in de eerste plaats onze predikanten), dan dreigen gevaren, die ons kerkelijk leven aantasten in zijn grondslagen. De tucht-oefening zou spoedig geheel verdwenen zijn. Want, zooals heden vakvereenigingsleiders zeggen tot de predikanten: „verwijdert U, want hier is een „economisch" conflict", zoo zullen straks onze handelslieden zeggen „gaat heen en bemoeit U niet met mijn zaken, want zaken zijn zaken en ge hebt daarvan geen verstand". Dan zullen bankiers zeggen: „wat wilt ge van den wereld-geldhandel weten; wg eischen voor ons op vrijheid voor eigen inzicht zonder eenige controle Uwerzijds". Dan zeggen straks leeraren van allerlei wetenschap: „predikanten, blijft uit onze buurt, want op ons erf weet ge den weg niet". En de politici zullen misbruiken gaan het schoone woord, dat er is „eea souvereiniteit in eigen kring"; wat weet een „dominee" nu ook af van politiek, van tactiek, van comproniis, enz. — Zoo zou aldus het predikantenambt beroofd worden van een zeer belangrijk element in het ambt, n.I. het profetisch verkondigen van Gods wil, immers voor ALLE terreinen van dit leven!

En, als ik goed zie, dan tast zulk een beperking ook aan den grondslag van onze Vrije Universiteit. Wanneer die Vrije Universiteit moest komen, omdat het zoo dringend noodig was, dat alle wetenschappen werden beoefend bij het licht van en aan den band met Gods Woord, dan is het toch zeker niet in de allerlaatste plaats aan de faculteit der theologie, dus aan de theologen, om over moeilijke vraagstukken een gezaghebbend woord te spreken. Indien de faculteiten daarom in een Vrije Universiteit moesten worden vereenigd, opdat zij alle zich zouden kunnen laven aan de eenige bron van wijsheid, dan is daarvoor toch noodig een samenwerking in een zoodanigen vorm, dat zij, die meer directe studie maken van de Heilige Schrift en van de Christelijke zede, hun wetenschap als een zuurdeesem laten doorwerken door alle andere wetenschappen heen. Maar neen: volgens deze hekken-zetters zijn er problemen en conflicten, die zoO' technisch van aard zijn, dat zij geheel geabstraheerd zijn van het Woord Gods, zoo zeer zelfs, dat zij, die nog wel tot levenstaak hebben Gods openbaring ons nader uit te leggen en te ontvouwen, van elke bemoeiing, anders dan een „priesterlijke" (en hoe dan nog!) zich hebben te onthouden!

Ik huiver bij de gedachte, dat eens op ons van toepassing zal worden de vloek van Jes. 50:11:

„Ziet gij allen, die een vuur aansteekt, die U met spranken omgordt! wandelt in de vlam van Uw vuur en in de spranken, die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van mijne hand, in smart zult gijlieden liggen".

Neen, dan laat ik me liever vermanen en troosten door de vragen en beloften in het voorgaande vers begrepen:

„Wie is er onder ulieden, die den Heere vreest, die naar de stem Zijns knechts hoort? als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den naam des Heeren, en steune op zijnen God."

Ik acht het dan ook plicht en roeping te getuigen van onze bezwaren, opdat er, zoo noodig, correctie kome. Zoo is dan dit artikel bedoeld als de vervulling van zulk een plicht. En als men mij uit Gods Woord aantoont, dat ik dwaal, dan zal ik mijzelf corrigeeren. Het kan dus nuttig zijn een poging te doen de bezwaren, die gesteld zijn tegen het principe van „slechts-twee-voorwaarden", de bezwaren tegen het niet stellen van den eisch van een voor den Christen geoorloofd doel, te weerleggen. Maar indien weerlegging op schriftuurlijke gronden niet mogelijk is, welnu, dat er dan wijziging kome in de stelhngen en het optreden van wie nog anders denken. Aldus zullen wij komen tot een verstaan van elkander.

Men denke niet, dat deze vraagstukken ondergeschikt zijn. Behalve de belangen der Kerk raken zij ook de belangen o.a. van onze politieke partijen. Wij hebben het recht om te weten, hoe onze vertegenwoordigers in kamers en raden over die vraagstukken denken, omdat wij, die hen afvaardigen, ook verantwoordelijkheid dragen voor hun^ houding. En indien dan onder hen gevonden worden mannen, die, ik zal in de verste verte niet zeggen, met de werkstaking spelen, maar haar ook niet beschouwen als tegenwoordig meestal zondig, dan komt het ook voor onze verantwoordelijkheid, indien door hun toleranties de werkstaking niet wordt tegengehouden; dan zijn wij medeschuldig, wanneer door het ontbreken van een principieel verzet hunnerzijds telkens weer ons volksleven wordt geschokt door stakingen of uitsluitingen. Er zijn zoo enkele van die vraagstukken, die de grondslagen van onze samenleving raken en waarover blijkbaar diepgaande meenings-verschillen in een en dezelfde partij mogelijk zijn. Ik zal daarop thans en op deze plaats niet verder ingaan. Maar: ter bevestiging van het onderling vertrouwen zou het gewenscht zijn, dat de politieke partijen zich ten aanzien van zulke vraagstukken zuiver uitspraken. Dat een scheiding daarvan het gevolg zou kunnen zijn, acht ik niet uitgesloten, maar ook dan geldt, dat het beter is een kleine, maar hecht aaneengesloten groep, te vormen, dan dat men poogt een massa heterogene elementen te verbinden, daarom vol weifeling blijft, daardoor levenskracht mist en op den duur iedereen teleurstelt. Zóó wordt veel meer het gezonde partijleven ondermijnd.

(Slot volgt.)

A. SCHILDER.


^) Over Kerkbodes gesproken: in de „Rijnlandsche Kerkbode" van 26 September 1931 geeft Ds H. Moolhuizen een bespreking over: „Het recht van Werkstaking". Voor zijn rekening blijve de bewering, dat de door hem genoemde schrijver in het hoofdstuk over de werkstaking: „De lijnen .... zuiver" trekt. Het betoog van Ds Moolhuizen lijkt mij zuiverder dan dat van den bedoelden schrijver. Ds M. verheft ons tot het goede niveau, wanneer hij de werkstaking gaat vergelijken met de revolutie en in dit verband herinnert aan „Onzen opstand tegen Koning Filips II". Juist is ook liet volgende:

„Dus niet om een klein onrecht van de zijde der patroons ; ook niet om een op zichzelf nog niet af te keuren begeerte naar stoffelijk voordeel, mag de ons door Qod op de hand gezette arbeid worden stopgezet".

(Het vet gedrukte in dit citaat is van mij. A. S.).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's

Arbeids-gebod — Arbeidsgelofte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's