GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van den protestant, die in de „sfeer" van G-enesis „ademt", benevens van Rome, da! in Exodus zijn „exempel" zoekt.

Het Christelijk Schoolblad „Onze Vacatures" geeft verhandelingen over „Israël". Het nummer van 11 Mei 1933 behandelt het thema: „Van Zwervers zonder Land tot Landver^overend volk". Dit nummer begint aan § 2: „Mozes", en bespreekt „het eigenaardig boek Exodus". We laten enkele uitspraken volgen. Over de bijbelboeken:

Van al die vele boeken, zijn er wellicht geen twee, 'die grooter contrast met elkaar vormen dan de Aartisvaderengeschiedenis van Genesis en dH boeik Exodus, dat ons het ontstaan van het Israëlietisoh volk zoó in feilen kleurengloed afschildert.

De „eerste tegenstelling" is er in wat God doét. Men leze :

De aartsvaders zijn in zekeren zin menschen van gelijke beweging als wij, met dezelfde stoffelijke nooden en behoeften, dezelfde zorgen, denzelfden strijd om hea bestaan. Nimmer geschieden er, om hen van die zorg om hun aardsch bestaan te bevrijden, wonderen of teekenen. In hongersnood moeit Abraham tijdelijt onder den gTOOtsten angst om leven en vrijheid naar Egypte uitwijken. Onder gelijke omstandigheden regent er ook voor Jakob geen manna, maar hij moet zijn geliefden zoon Benjamin zelfs er aan wagen om die mee henen te zenden naar dat land van slavernij, dat reeds; Simeon niöt terug gaf.

En zoo is het met alles: oo heel gewone stervelingen in hun voortdurend klein getob en gezorg.. Geen e n ik e 1 wonder ten bate van hun: toffelijke nooden grijpt in Genesis voor de aartsvaders in. En E x o d u s i s, j u i s t o m I s r a ë i van materieelen nood te ontheffen, één enal wonder van het begin tot het eind.. Er is een moorddadig Farao en de Israëlieten zijn, nauw aan zijn vuist ontworsteld, op het punt opnieuw gegrepen te worden — daar openit zich een pad door de zee en ze ontsnappen als door het oog van een naald. Nu zijn ze op het punt om in de gloeihitte 'van de woestijn te verdorsten en — uit de rots stroomt wonderdadig een beek door het dorre zand en gretig: drinken allen. En lederen ochtend staan ze op mot het wonder van 'het „uit den hemel neergedaalde"' manna — ja, dubbel wonder, op den sabbath ligt het er niet, maar daags te voren in dubbele portie. Zelff? staat in een bijbehoorend vervolgverhaal (Deut. 29 : 5) opgeteekend, dat op een tocht van veertig jaren het schoeisel aan de voeten niet gesleten was en de kleederen niet vernieuwd behoefden te worden!

Men versta ons goed: we willen gaarne het wonder het wonder laten; we wijzen er enkel in dit verband op, in hoe verschillende sfeer men ademt in Genesis en in Exodus.

Merkwaardig is reeds hier, dat de schr. de wonderen opzettelijk in verband brengt, speciaal met de kwestie van de „voeding". Voedingswonderen evenwel waren juisit in een woestijn noodig; het zijn dus wonderen tot instandhouding van wat God eerst principieel gewerkt had in het forme e ren van Israels volksbestaan. Dat deze formatie zélf evenzeer wonderlijk is, daarvan getuigt Genesis (Izaks geboorte) duidelijk. 'Genesis laat dus zien, dat God het wonder laat optreden in het ontstaan, Exodus, dat Hij dat doet in het V ó ó r t b e s t a a n van Zijn verbondsgemecn-

schap. Had de söhrijver daarop gewezen, dan zou de beweiing over het „contrast" tussohen Genesis en Exodus plaats hebben, gemaakt voor bewondering van de eenheid van die beide. Als in oorlogstijd het voedsel erg schraal is, en haast niet te krijgen, en een huismoeder ziet kans, om voor de kleimtjes flesschenmelk te bemachtigen, en voor de grooteren vleesoh, dan gaat het niet aan te zeggen: kijk nu eens, wat een contrast er is tussohen de manier, waarop die moeder de grooteren en de Heineren behandelt: 'terwijl de grooteren langs moeilijken weg vleesch ontvangen, daar ontvangen de Heintjes heelemaal geen vleeschverrassingen, welk een contrast, — maar dan is het juist, te zeggen: zie toch eens, die eenheid in de moederzorg, die elk kind naar zijn aard, en naar zijn leeftijd behandelt, en die dus in alles dezelfde is.

Maar de sohrijver gaat ver'der. Hij ziet een „tweede tegenstelling":

Maar er is nog een andere itegenstelling — een van religieuzen aard, een veel sterker en geweldiger, en die willen we hier op den voorgrond plaatsen.

Die zoo heel gewoon tobbende menschen in Genesis, wlen geen enkel wonder het zware, zorgende leven komt verlichten, gaan toch zoo h e e r 1 ij k v e r t r o u-virelijk, zoo van vlak-bij met de Godheid 0 m ! Abraham spreekt met God, bijna zooals een man spreekt tot een vertrouwd vriend, weliswaar vol eerbied en met plechtig excuus over zijn vrijmoedigheid, maar het is toch een pleidooi van stille vertrouwde innigheid. Ma.ar die menschenscharen uit Exodus, voor wie dagelijks wonderen en teekenen geschieden, en die voortdurend met uitredjding en zegening van wonderbaar manna itegen alle natuurwetten in in het leven behouden blijven, die.. .. voelen het als de onmogelijkste zaak van de wereld, dat God tot hen spreken zou. Er is niet eens sprake van een gesprek op vertrouwelijken voet als bij Abraham, neen zelfs een opdracht uit de verte kunnen zij niet anders dan in de grootste ontzetting gadeslaan. Ja, nog sterker! wanneer God tot Mozes beeft gesproken, dan kunnen zij zelfs ook diens gelaat niet meer aanschouwen, zoodat hij zieh sluieren moeit, als hij hun weer tegemoet treedt.

En toch is het dezelfde God, die zich openbaart Ik zal zijn die Ik zijn zal!

Maar bet zijn niet meer dezelfde menschen; De uit Egyptiscben werkdwang en Egyptische distributie verloste slave nmas sa staalt niet meer op dat hoog e religieuze peil, dat een door kinder-1 ij k geloof gedragen v e r t r o u w e 1 ij k e n zielsomgang met het Opperwezen verdraagt, zooals dat werd gevonden bij de Aartsvaders, een elk priester in zij^n huisgezin!

Hier zijn dus buiten beschouwing gebleven de zonden van Abraham, diens twijfel, Sara's lachen, voor zoover hot ongeloof verried. Abrahams onwaarheidspreken, Jakobs voorbijzien van de verbondswerkelijkheden, en zoo heel veel andere dingen. Geen wonder, want, gelijk we zien zullen, heeft de schrijver zich eenmaal een schema geconstrueerd, waarbij bet gaat om de „r e 1 i - g 'i o 6 i t e i t" van den m è n s c h, en, gelijk we nog verder zien zullen, om de theorie, dat bij een lageren ontwikkelingstrap van „religie" nu door „godsdienststichters" een „lagere vorm" van „eeredienst" wordt , , onit^ worpen". Voor dit schema is nu met geweld een plaats gemaakt, en de schrijver kan nu uitkomen, waar hij onbewust al lang wilde uitkomen:

Dit is het volk, dat het gouden kaK wenscbt. Het is een geestelijk diep gezonken massa, die eerst weer moet worden opgevoed met een sohaduwdienst van aanschouwelijk onderwijs in symbolen en uitwendig ceremonieel !

Deze constructie, we wezen er reeds op, is verkregen langs ongeoorloofden weg. Voor een gereformeerde, we gaan verder, voor wie den bijbel zelf laait zeggen, walt hij wil, is dan ook deze „conclusie" een algeheele loslating van iiet den bijbel aanvaardend geloof. Nota bene, heel de „sohaduwdienst" wordt hier afhankelijk gemaakt van de „r e H g i e u s e" toestanden onder het volk. Hadden de lieden wat meer aan 'het (gefantaseerde) type der patriarchen beantwoord, dan zou die hoele sohaduwdienst niet noodig zijn geweest. De wetgever hinkt dus achter de feiten aan; geeft uit voor goddelijk gebod wat eigenlijk is zijn eigen Realpolitiek; en heel die sohaduwdienst wordt zoo ontdaan van het objectieve openbaringskarakter, van de objectieve noodzaak van heit „op 'Christus gericht zijn", waarvan de bijhei zelf 'herhaaldelijk spreekt. De openbaringsgedachte maakte plaats voor de evolutie-gedachte. Hoe weinig de schrijver hier ziet van den objectieven voortgang der heils-en openbaringsgesohiedenis, en hoezeer hij alles, wat voor een bijbelaanvaardenden christen objectief geopenbaard is, laat afhangen van subjectieve toestanden, blijkt wel uit onderstaande noot, die rechtsitreeks aansluit op de laatste woorden van wat wij zooeven citeerden:

Wij laten hier buiten bespreking in 'hoeverre dat ook geldt van de nog met één voet in het heidendom s'taande vroege Middeleeuwen; de quaestie of deze reeds ©en meer-protestantsch getinten vorm van Christendom zouden hebben verdragen. Al willen we even wijzen op twee dingen: dait dit omvorming van leer niet in die mate 'had behoeven in 'te sluiten en dat die massa met dwang daarbij gehouden werd, waar ze, zooals de Hussieten, andere 'vormen wenschte, later! Mocht een enkele het bovenstaande ietwat duister zijn, dan leze 'hij wat daar verder volgt:

Genesis geeft in de aartsvaderengesch i ed enis, vooral bij Abraham, het individueel-religieuze. Exodus daaren-'tegen voedt op in don ceremonieel en cultusdienst, wijl het volk uiit Exodus zich tot geen hoog er en vorm meer verheffen'kan. Wij moeten hier denken aan het beeld van Paulus, van de „kinderen" in het geestelijke, die nog g0\'oed moeten worden met „melk", omdat ze „vaste spijze" nog niet zouden kunnen verdragen.

Maar dat alles neemt niet weg, al kan het dit verschijnsel wel verklaren, dat ons uit Genesis een andere adem des geestes tegenwaait dan uit Exodus.

Om het kortt en krachtig en karakteristiek, — schoon paradox en anaohronistisch te zeggen (wel wetend, dat we ons in ander opzicht wel wat verregaand uitdrukken); we kunnen de tegenstelling tussohen Genesis en Exodus het kemaehtigst aldus samenvatten: Genesis is „protestamtsoh" en Exodus is „roomsöh". (Men versta ons niet verkeerd!)

Wij willen op deze wijze slechts d i t zoo scherp mogelijk accentueeren: De sfeer, w'aarin de aartsvaders leven en rechtstreeks (tot God hun ziel opheffen zonder itusschenkomst van mensohelijke bemiddeling is het ideaal, waarnaar het begeeren van de Protestantsohe ziel uitgaat, „óf ze dit hoog ideaal ook verwerkeUjlken mochit".

De hiërarohisch geordende priesterkaste, die langs een tot in bijzonderheden geregeld en gepreciseerd ritueel de verbinding en bemiddeling vormt tussohen God en de groote massa, is na Ohristus' opstanding opnieuw verwerkelijkt in de Roomsohe Kerk. Rome zoekt zijn voorbeeld in Exodus, de Pro-.testant ademt meer in de sfeer van Genesis.

Ziezoo, het kunststuk is volbracht. De sohaduwdienst is van zijn objectief karakter beroofd, hij is een lagere vorm, in plaats van een voontgangsmoment op den objectieven openbaringsweg, en en passant is aan kerk en ambt, met alle reserve natuurlijk, een 'duw gegeven. Hoezeer de auteur wringen moet, om zijn quasi-parallellen vast te houden, blijkt wel uiit de noot, die hij aan de zooeven geciteerde woorden verbindt:

Ook op het wonder legt Rome meer nadruk; men denke slecht® aan de heiligverklaringen, waartoe wonderen op hun graf noodig zijn.

De „sfeer" van Genesis wordt hier dus als „op-hetwonder-minder-nadruk-leggend" gequalifioeerd. Maar dit is alleen te handhaven, als men schrijvers willekeurige wegwerking van de wonderen in Genesis, gelijk wij 'deze wegwerking bij 'hem hierboven constateerden, als emsitig resultaat van bijbelonderzoek zou opnemen. Hier is het slot van het betoog:

In Genesis staat de mensch direct, persoonlijk en individueel in onmiddellijk contact met de Godheid. In Exodus bemiddelt een geheel aparte priesterkaste naar voorgeschreven ceremonieel elke gemeenschap tussohen enkeling en God en gaat de eenling grootendeels in de massa op. Het slot van psalm 77 zegt het zoo kenschetsend:

„Gij ieiddet Uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aaron."

Als een kudde, — 'dat is 'dus lang niet in orde, volgens dezen schrijver. Men mag dus den Herder van de kudde wel beklagen om zijn droevig ambt.

Maar deze nietzscheaansohe manier van psalmenlezen („kudde-moraal"!) is toch allesbehalve bijbelsch. Integendeel, zulke handleidingen voor bijbelstudie zijn geïnspireerd door de ethische evolutietheorieën (ethischen komen altijd enkele mijlen achter de modernen aan, maar: ze kómen), en komen tevens in het gevlei van hedendaagsche theorieën over 'de achterstelling van kerk, ambt en instituut bij de persoonlijke „beleving", bij heit „existentieel-er-bij-betrokken" zijn, als God spreekt, want God moet immers, zoo heet het dan, tot „mij" spreken? Het is alles pasklaar gemaakt voor de theorie van de „paradox", die, gelijk men weet, verder met alle eithicisme zich gaarne verbindt, de bijbelcritiek en de evolutiegedachte in zich opneemt, en daarom onder den schijn van grooten ernst ons alles afneemt, wat de bijbel openbaart.

Hier liggen fundamemteele verschillen tusschen wie den bijbel op zijn woord gelooft, en wie het niet doet. En ik wijs op dit artiköl, dat mij toegezonden werd, omdat er al weer voor de zooveelste maal uit te concludeeren valt, dait op schoolgebied ook heel veel op het spel staat, en dat we met mensohen, dde zóó 'de 'Schrift verknoeien, on het puurste modernisme zóó gemakkelijk binnenhalen, geen samenwerking kunnen en mogen hebben, 'die op den inhoud en het karakter van ons onderwijs ook maar den geringsten invloed oefenen zou. Dit zijn wel de theorieën van de ethischen, en van de Woorden-Geesit-mensC'hen (paradox, existentie, oogenblik, kinderkens, bewaart uzelven van de „afgoden"), maar ze zijn een slag in het gezioh't van den bübel, die, o ironie, misschien nog wel met formulieren er bij, in artikel zooveel staat van de scholen, welker personeelen, geheel of gedeeltelijk, zu'lke „'kost" toch „eten".

Als de gereformeerde belijdenis niet weer den moed heefit, zich te presenteeren in 'haar onafhankdiik'heid en haar eigen scheppingskracht, dan zijn we via zulke geesten bij de modernisten aangeland, eer wij het weten.

Hersteld-verbandsche Schriftoverdenkiug.

„Het Kerkblad" van de z.g. H.V.-kerken, waarvan met Ds H. C. v. d. Brink en Ds C. Vermaat ook d« heer H. A. v. d. Hoven van Genderen, schoolhoofd te Rotterdam, redacteur is, geeft d.d. 14 Mei j.l. een z.g. „iSchriftoverdenking", die bestaat uit een overgenomen passus uit een der werken van Stanley Jones. Deze „Schriftoverdenking" spreekt over het „ohrisitendom". Beweerd wordt:

Een professor in de theologie in 'het Westen schreef een heel geleerd astikel over het gevaar Indië toe te staan, met het Nieuwe Testament in de hand, een eigen interpretatie te geven van Christus volgens zijn eigen aanleg. Hij zei, dait niemand, noch het Westen, noch 'het Oosten, het wagen mocht Christus te interpreteeren. Hij vergat natuurlijk, dat helt Nieuwe Testament zelf al een interpretatie is en onze dogmatische leersitellingen weer interpretaties van die interpretaties. We zijn allemaal genoodzaakt te interpreteeren en heimelijk 'heb ik hoop, dat Indië er beter in slagen zal dan de professor.

Volgens 'dezen gedach'tengang is dus 'het „Nieuwe Testament" óók (!) „een" (!) interpretatie van Christus.

De laaitste redacteur, bovengenoemd, is hoofd van een school, 'die als „beginsel van alle onderwijs en opvoeding", ook in zijn school, „de Heilige Schrift of het Woord Gods en de.... drie formulieren van eenigheid" noemt. Zie, om dajt te „begrijpen", boven.

„De Bezem" over het „fascisme" van „De Wachter".

In de dagen vóór de verkiezingen gaf „De Bezem", fascistisch weekblad voor Nederland, een artikel, waarin werd opgenomen een stuk, dat geschreven was door Ds Joh. H. Rietberg, in „De Wachter". Ds Rietberg had o.m. opgemerkt het volgende:

Natuurlijk zal niemand goedkeuren het anti-semi-'tisme, 't welk thans in Duitsohland zoo hoog oplaait. Dit is altijd en in alle opzichten streng te veroordeelen. En als een regeering daaraan toegeeft, zooals' nu in Duitsohland, dan moet dit ten zeerste worden afgekeurd.

Maar 'hoezeer alle antisemitisme ook veroordeeld moet worden, er is in verband met het spreken over de Joden-vervolging in Duitsohland iets dat mij verwondert. Dit n.l.: in Rusland gaat 'de vervolging van de Christenen nu reeds jaren achtereen ongehinderd door. De „vervolgingen" van de Duitse he Joden zinken in het niet te genoverwatdenCh ris-Itenen in Rusland nu reeds jarenlang wordt aangO'daan.

Even later: -"•«wwfc*--

De geest van den Antichrist viert in Rusland hoogtij^ en 'de geschiedenis van de Russische Christenen wordt reeds jarenlang geschreven in bloed en tranen, in ellende en moord.

En over deze dingen zwijgt de 'groote pers. Slechts een enkele keer wordit er iets van gezegd. En nu er in Duitsohland een anti-Joodsche actie is, die (ook al neemt men de ergste berichten daarover als waarheid aan) toch in géén geval den omvang haalt van één duizendste procent van de Russische Christenvervolgingen, nu staat de groote pers vol van vlammende protesten, nu moet de geheele wereld in beweging komen, nu zijn er zelfs die meenen, dat ook de Christelijke kerken moeten protesteeren!

Vanwaar dit verschil?

Komt het misse'hien hiervan'daan, dat 'he It daarginds in Rusland slee'hts Christenen zijn, die vervolgd worden, terwijl het in Duitsohland Joden betreft, leden van 'het volk in wiens 'handen zich een groot deel van het wereldkapitaal en van de wereldpers bevindt?

Dit artikel is door het fascistisch orgaan aangegrepen, om er een argument voor het fascisme uit te distilleeren:

Dat er in Nederland tiendnizenden rondloopen, die fascistisch voelen en denken, zonder dat ze het zelf weten, ondervinden wij dagelijks, wanneer we met mensohen van zeer uiteenloopende richtingen in aanraking komen.

Men voelt, al was 'het alleen maar instinctief, dat er een grondige verandering komen móet, maar óók, dat beter acht geslagen moet worden op feiten en gebeurtenissen, waar itot dusverre schouderophalend aan voorbij is gegaan.

Wie 'ZOU het enkele jaren geleden geloofd 'hebben, dat er in een blad als „De Wachter", een artikel zou verschijnen, dat eerder thuis hoort in een Fascistisch blad, dan in een weekblad „tot steun van de Theologische Se'hooi van de Gereformeerde Kerken"? ? ?

Terecht heeft Ds Rietberg in „De Wachter" van 28 April tegen deze eigenaardige aanwending van zijn artikel zich verzet:

Wanneer het fascisme in den wettelijken weg wü optreden tegen het communisme en krachtig gezag, dan is dit te waardeeren.

Maar als het fascisme ons vraagt, dat we ons zullen aansluiten, dan moet ons antwoord zijn: dit mogen en kunnen en zullen wij niet doen!

En dit niet (allereerst), omdat we dan eerst zouden moeten vragen: biji welke van de vele fascistische groepen moeten we ons aansluiten? Maar vooral omdat wij ons principieel tegen het fascisme kanten.

We hebben hiervoor méér dan één reden.

Om maar iets te noemen. „De Bezem" schrijft: wij willen „den Godsdienst uit het partij-politieke leven bannen, waar hij verlaagd is tot een paradepaard van zeteljagers en de Hemel misbruikt wordt voor zeer

„aardsch.e" doeleinden". Dit zijn oud-liberale klanken, die geheel tegen ons beginsel indruischen.

Tot zoover Ds Rietberg.

Zijn meening zal onder ons wel geen tegenspraak ontmoeten. Het fascisme wil den duivel uitdrijven door den duivel, en de zonden van joden beantwoorden met nieuwe zonden van „christenen". Maar het kruis van Christus is nog steeds het groote getuigenis van de waarheid, dat voor wie waarlijk christen zijn wil, macht nooit récht afkondigen mag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's