GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vlucht in den ootmoeaswaan. (II).

Men kan de argumenten, die in den laatsten tijd worden aangevoerd ter ondersteuning van de in ons vorig artikel kort aangeduide , , ootmoedsgedachte", kort ontwikkeld vinden in een artikel van Dr J. Ch. Kromsigt, in het Herv. weekblad „De Gereformeerde Kerk".

Niet, dat Dr Kromsigt zoo nadrukkelijk alle leertucht in den ban doet, o neen. Ook niet, dat hij precies aangeeft, welke leertucht hem wél, en welke andere hem niet goed schijnt, — dat nog minder. Maar toch laat het zich bevroeden, welken kant hij ongeveer uit wil. Immers, hij ziet een gevaar, dat in de eerstvolgende dagen dreigt: het gevaar n.l., dat de „kerk" van Dr Ubbink hem zou doen ondervinden, dat „de zelfgenoegzaamheid zich tegen hem keert". "Welke zelfgenoegzaamheid? Blijkbaar zulk een, welke te kort zou doen aan de ., , a 11 eenheer schap pij des W o or ds".

Wil iemand interumpeeren, dat deze alleenheerschappij in de „kerk van Dr Ubbink" niet weersproken wordt, dan zal Dr Kromsigt antwoorden, dat hij dat ook wel weet, maar juist daarom gezegd heeiH; , te duchten een kerkelijke zelfverheffings-uiting, welke wel niet theoretisch, maar toch practisch tegenover DT Ubbink te kort zal doen aan de alleenheerschappij van het Woord. Immers, en hier moet wel de angel van het betoog liggen, immers: dan zou 'de confessie gaan doen, wat alleen het Woord mag doen. De confessie zou 'dan (farizeeuwsch) de eenheid breken. Maar alleen Gods Woord mag bijeenvoegen wat bijeenhoort, en scheiden wat uiteen behoort te gaan. „Gods Woord en niet onze leer, onze confessie op zichzelf gesteld, los naast, op één lijn met het Woord. Gods Woord zal het doen, God zelf door Zijn Woord en niet de godgeleerde, die roemt in zijn geleerdheid. De Christus en niet de christen, die op kerkelijk, bijzonder oofc op politiek gebied zich op de plaats van Christus dringt en meent Hem het werk uit handen te kunnen nemen".

Een lezer denlct misschien, dat hier nog al hiaten in de redeneering zijn, en dat het dus nog lang niet zeker is, dat DT Kromsigt eigenlijk zich keert tegen concrete leertucht, zooals die bij ons tegenover Dr J. G. Ubbink reeds geschied' is, en opnieuw aan de orde komt. Dat er hiaten zijn, geef ik hem toe; maar dat Dr Kromsigt toch wel aan de bij de Gereformeerde Kerken thans mogelijke leertucht denkt, als aan ©en dreigende hoogmoedsontlading, blijkt uit zijn verzekering, dat het hem reeds op 3 Augustus 1933 een behoefte is, te „getuigen", dat hij aan Dr J. G. Ubbink's zijde staat, indien Dir Ubbink moet ondervinden, dat de zelfgenoegzaamheid van „zijn kerk" zich tegen hem keert.

Dit laatste zinnetje geeft aan ons naar een houvast zoekend brein de begeerde mogelijkheid, Dr Kromsigt recht te verstaan. Natuurlijk zal hij er geen oogenblik aan denken, te beweren, 9at uit een eventueele leertuchtbeslissing tegen Dr Ubbink de zelfgenoegzaamheid der vóór-stemmende personen zou spreken. Want Dr Kromsigt weet opperbest, dat hij over „harten", en „zielen" niet oordeelen kan. Hij zal natuurlijk de „z& ak" op heit oog hebben. Maar natuurlijk weet hij aan den anderen kant ook nu reeds, d.d. 3 Augustus 1933, dat een eventueele leertuchtbeslissing tegen Dr Ubbink nimmer zich b a s e e r e n zal op de uitgesproken overweging, dat de confessie, die op Dr Kromsigts preekstoel, gelijk op den onzen ligt, op één Hjn ligt met het Woord. Bij weet natuurlijk, dat de Geref. Kerken zullen zeggen, dat baars inziens (in het onderstelde geval) Dr Ubbinks strijd tegen de confessie daarom oorzaak van tucht is, wijl hij, ook na ernstig onderzoek, een strijd tegen Gods Woord blijkt; tegen Gods Woord, dat over en in de confessie heerscht, dat ook alsdan weer Zijn heerschappij erkend ziet daarin, dat met hartelijk leedwezen iemand van een leerambt wordt ontheven verklaard, die in bepaalde punten de heerschappij van het Woord niet laat spreken tot de gemeente.

Nog eens, dat weet Dr Kromsigt natuurlijk bizonder goed.

Hij zal dus wel bedoelen, dat, ingeval het tot een afwijzing van Dr Ubbink komen mocht, de mensch meent, in staat te zijn, Gods Woord te „han'dhaven" tegenover een ketterij. Want hij is het met Dr Ubbink eens: „dat niet wij de Schrift hebben te handhaven, maar dat zij zichzelve handhaaft en in zichzelve haar goddelijk gezag bezit, zoodat wij niet door onze leer of belijdenis haar met ons gezag behoeven of ook maar zouden mogen bekleeden".

Maar dat laatste woordje is — en hier komen we tot onze eigen afweer-opmerkingen — alweer een bewijs, hoe volstrekt ongenoegzaam Dr Kromsigts artikelen zijn, als het erop aankomt, aan te toonen, dat zulk een konkrete leertuchtbeslissing HOOGMOED bewijst. Immers, dat laatste woordje: „bekleeden", dat is weer de tragische ónzakelijkheid in Dr Kromsigts betoog. Er is geen mensch, die meent, Gods Woord met gezag te moeten „bekleeden". Geen mensch althans bij ons.

Ik weet wel, dat Dr Kromsigt Dr Ubbink hier citeert, en dat het juist DT Ubbink geweest is, die in zijn bekende boek door ten eenenmale onjuist citeeren het zóóver gebracht heeft, uit een sjnodaal rapport, dat juist tegen de Roomsche opvatting zich keerde, de Roomsche leer te distilleeren^ dat de kerk gezag verleenen moest aan de Schrift. Ik weet het wel. Ik weet ook wel, dat ik in „De Reformatie" met de stukken bewezen heb, dat Dr J. G. Ubbink dit rapport precies het tegenovergestelde liet beweren van wat het inderdaad zeide, en dat noch Dr Ubbink, noch de breede phalanx van de hem „bijstand" belovenden de duidelijk aangewezen fout heeft hersteld. Men liet de onwaarheid maar weer loopen, van uiterst rechts, tot uiterst links toe. Tot zelfs in het Roomsche „Schild". Maar niettemin blijft een onwaarheid een onwaarheid, en is het laten-staan ervan in elk geval iets anders - dan „ootmoed", zo-u men zoo zeggen.

En hier raken we het fijne puntje. Het is maar een petitie principii, als men van al die zeer verschillende „zijden" zich suggereert dat wie het gezag van Gods Woord , , h and haaf t", daarmee vervalt in den hoogmoed van wie het meent te

kunnen „verle enen". Men moet niet zoo met woorden spelen. Want wie leertuclit wil, zóó, als de Geref. Kerken het doen, gaat juist uit van de autoriteit van het Woord, zet alle ^, eigen" gedachten op zij, omdat hij meent, dat dat WpoTd zelf duidelijk leert, wat het wil, en duidelijk uitspreekt, dat het van de kerk eischt, .dat zij de waarheid belijde en deze belijdenis handhave, tenzij ze bevonden worde te strijden tegen het Wooixl.

Waarom kan men niet de waarheid dienen, door nuchter te vertellen, dat het zóó bedoeld wordt? Heel de aanklacht over hoogmoed vervalt, zoodra men erop let, dat de Schrift (Gods Woord) zélf die „handhaving" van haar gezag eischt, vordert, beveelt. Een burgemeester, die het gezag der Koningin „handhaaft", is die bezig, de Koningin met gezag te „bekleeden"? AVie denkt eraan? Ik ben bang voor vergelijkingen, maar geloof toch, dat reeds deze enkele opmerking aantoont, op ho© losse schroeven heel die hoogmoedsthese staat. De burgemeester is dienaar van een gezag, dat hèm aanstelt, óók tot dezen dienst. Hij is een hoogmoedige rebel, als hij dezen j, handhavingsdienst" zou weigeren. Als men maar niet het vergelijkingspunt loslaat, kan reeds dat burgemeesterlijk voorbeeld veel loeren.

Het is maar een „waan", dat men „ootmoedig", en nog wel reformatorisch handelt, door leertucht prijs te geven. Te scherper valt dat op, als men bedenkt, dat hetzelfde orgaan, dat thans de kerk zóó „deemoedig" hebben wil, kolommen volschreef om te betoogen, dat toch heusch naar art. 36, oude redactie, de „overheid" ketterij met het zwaard heeft uit te roeien. Er zal wat van terecht komen, als d© kerk haar eigen gebied niet tegen de ketterij metterdaad afgrenzen kan. Hier mag de kerk niets meer. Maar de overheid kiijgt leuzen te hooren, die even onwezenlijk zijn als heel het „belijden" van deze , , fcerk".

Men kan zich hier slechts dan een schijn vaiö emst-in-het-betoogen geven, als men niet nader uitgewerkte onderscheidingen toovert tusschen „de Schrift naar haar inhoud", „en niet naar haar vorm". Of, een paar regels later, tusschen „Schriftomtrek" en „Schriftmiddelpunt". Is de meening dat Gods Woord klaarblijkelijk spreekt, afdaalt tot den mensch, de waarheid openbaart in voor den mensch vatbare, en dus ook „handhaafbare" taal, een kwestie van „middelpunt" of van „periferie"? Men zou er toe neigen, te geloovenl, dat Dr Kromsigt deze theologische vraag zou willen afdoen met de opmerking, dat dat maar den „omtrek" der Schrift raakt. Maar dat zou op zijn eigen standpunt niet te handhaven zijn, want ©en week later betoogde hij, dat tusschen d© menschwording van Gods Zoon, en de Schriftwording van Gods Woord heel wat parallellen z^jn.

Barallellen, waartegen ons blad reeds lang geledon gewaarschuwd heeft, maar die in elk geval bewijzen, dat juist hij die ze opstelt, zich niet van de grondgedachte, dat de mensch Gods medearbeider is in het „handhaven" der waarheid, afmaken kan, door ze te rangschikken bij wat maar aan den „omtrek" ligt. De vraag naar het al-oifni©t-„h and haaf baar" zijn van Gods Woord (in de Schrift) is JUIST op DIT standpunt tot een „midd©lpuntskwesti©" van den eersten rang geworden. Ik werk dat niet nader uit: men begrijpt dat zóó.

Heel die „ootmoedsleer" is niet meer dan ©en asyl, waarin men te gereeder vlucht, naarmate eigen loslating van de confessie er t© eerder door wordt in de schaduw gezet. Had, deze ootmoedsleer gegolden, dan waren de eerst© christelijk© concilies niet gehouden, dan had Paulus zijn (zeker hier tot den „omtrek" verwezen? ) brieven over het belijden der waarheid niet geschreven, dan had de Dordtsche Synode met Dr Kromsigt gezegd: het Woord zal het doen. En dan was alles uit geweest, want als het Woord het doen zal, zonder den mensch, dan behoeft men heusch geen onderscheid meer te maken tusschen ketters, die het „middelpunt", en andere ketters, die d© „periferie" slechts aantasten.

„Het Woord zal het doen", —• daar komt men toe, als de KERK niet weten wil, dat ze niet in staat is, tot een daad te komen. Maar intusschen worden dezelfde Gereformeerd© Kerken, die nu al vast van hoogmoed beschuldigd worden, vóór haar synode Dr Ubbinks leer-ambt hem kan ontnomen verklaren, ook al sinds 1905 beschuldigd, omdat z© niet langer gelooven, dat de overheid d© kelt: terij met het zwaard heeft uit te roeien! Zal in den Staat het Woord het niet doen ?

„Een contra-stem".

Ds S. Kamper van Meerkerk heeft een brochure gegeven, waarin hij waarschuwt tegen de uitbreiding van den bundel „Eenige Gezangen", hoofdzakelijk op practisch© gronden. We hadden het voornemen, in dit nummer deze brochure te bespreken, maar zien ©r van af. Willen we het eerlijk doen, dan vraagt zulk ©en bespreking meer ruimte, dan ik thans ter beschikking heb. Bovendien begi'nit de synod© enkele dagen na verschijning van dit nummer. Het zal van de uitkomst der beraadslagingen afhangen, of ik' er nut in zi©_, op deze brochure in te gaan, ja dan neen. Men kent mijn, meening; Ds Kamper heeft ze niet gewijzigd. Mèt hem heb ik enkele bedenkingen tegen enkele regeltjes, ik z©i het reeds. Maar m.i. moeten we het eerst over de hoofdzaak eens zijn; dan kunnen we daarna nog wel wat polijsten, zoo noodig.

K. S.

Critiek op de Buchman-bewegïng,

Toen Ds van 't Sant zijn bezwaren inbracht tegen' do Buchman-beweging, dacht meer dan één aan, echt-Hollandsche Gereformeerden-benepenheid. Het is voor zulken goed, te lezen, wat „Christianity Today", July 1933, p. 2 (vol. 4, no. 3) mededeelt. Het orgaan doet melding van twee brochures, die critisch tegenover de beweging staan. D© eerst© is van DT Tunis Oldenburger: h© Oxford Group Movoment: ts strength and w©akness in the hght of revelation, reason and experience; bet boekje (35 biz.) is ©en uitgaaf van Th© Reformation Tract Society, 1416 Valley Avenue, N.W.., Grand Rapids, Mich., U.S.A. De tweed© brochur© is van Dr Gaebetein (red. „Our Hope"), Buchmanism, Called now The Oxford Group Movement, examined in the light of the great Redemption Truths of the Word of God, publ. by Arno C. Gaebelein, Inc., 456 Fourth Avenue, New York City (43 biz.). De ©erst© schrijver beziet de bew©ging uit „calvinistisch" oogpunt, erkent het goede erin, maar acht zé toch „in rechtstreekschen strijd" met Gods Woord, ©n ernstig gevaarlijk voor de solidariteit, kracht, en invloed van het hedendaagsche christendom. De methode is psyoho-analytisch, oordeelt hij; het voornaamste doel: e wereld te verlossen van sociale zonden, het effect: een herleving van het christendom, doch een versplintering ervan, verzwakking van zijn leer, en óók van het geestelijk leven (I). De tweed© auteur wijst naar Jes. 8:20 (tot de wet en tot de getuigenis), ©n acht de beweging in het licht van deze uitspraak bepaiald gevaarlijk: een gezonde verlossingsleer; ©en verkeerd begrip van bekeering, en heiligmaking, of levensvemieuwing; ©en tekort aan eerbied voor het verzoenend© bloed van Christus. D© beweging is volgens dezen auteur ©en réveil, misschien, maar dan niet in bijbelschen zin.

We hebben d© brochures ni©t gelezen, geven ©chter door wat we in „Christianity Today" vonden. Sommigen luisteren eerder naar buiten-, daio naar binnenland.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1933

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1933

De Reformatie | 4 Pagina's