GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pluriformiteit der kerk en epigonisme. (II.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pluriformiteit der kerk en epigonisme. (II.)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zullen Prof. Hepp's artikel aanvatten bij dat ééne punt, dat hem blijkbaar van bijzondere beteekenis dunkt: de kwestie van het epigonisme.

Dat inderdaad deze kwestie prof. Hepp zeer na aan het hai-t ligt, behoeft niemand te betwijfelen. Immers: hij maakt er eigenlijk zijn hoofdbezwaren van, als hij tegen hen opponeert, die de pluriformiteit der kerk, zóó als ze doorgaans gepredikt en gebruikt wordt, niet aanvaarden kunnen. Van een eigenlijke bestrijding van wat hunnerzijds is aangevoerd is bij Pirof. Hepp geen sprake, niet één hunner noemt hij, niet één hunner citeert hij letterlijk. We krijgen meer een „Hinweis", en vermoeden, dat onder het schrijven —. wat die gemeene gratie betreft — de auteur van dezen „Hinweis" eenigszins gedacht heeft aan een collega van Pirof. 'Hepp aan dé Vrije Universiteit, althans naar wat van diens opvatting bij anderen weerklank of interpretatie vindt, en dat de passage over de pluriformiteit der kerk in de richting wijst van ondergeteekende, althans naar datgene, wat de niet-al-te-nauwkeurige leesen-overweeg-methode van velen hen als de meening van ondergeteekende heeft doen vasthouden — in min of meer vage indrukken.

Als nu Prof. Hepp de meening, die tegen de eenigszins geijkte pluriformiteitsgedachte bezwaar heeft, een uiting van epigonisme noemt, dan zeggen we niet: dat is niet vriendelijk. Want we mogen wel klare woorden; en mocht iemand meenen dat het wegschenken van zulke weinig sierlijke namen aan meeningen van collega's, die Prof. Hepp aan beide zijden van het IJselmeer heeft, nu niet een bepaald voldoen schijnt te zijn aan den zin en de onderstellingen van wie een artikel voor den studenten almanak begeerden, dan antwoorden wij:

a.) dat niet bewezen is, dat de verwijten van epigonisme zich richten tegen bepaalde meeningen van bepaalde personen;

b.) dat voorts interne aangelegenheden tusschenalmanak-redakties en - schrijvers ons niet aangaan.

Neen, we zeggen niet : die woorden zijn onvriendelijk.

We zeggen ecliter wèl: ze zijn gevaarlijk.

Want, kijk eens, een epigoon is nu eenmaal iemand, die niet erg in trek is, zoodra men hem herkend heeft.

Hij kan wèl-in-b-ek zijn, zoolang hij nog niet als epigoon te boek staat. Tot zoolang kan de man menschen hebben, die naar hem luisteren, of langzamerhand van plan zijn, dat te gaan doen. Die menschen denken dan, dat dat luisteren iets aan hen geven of her-geven kan.

Maar als er nu onder de „objectieve", nietexistentieel-erbij-betrokken „toeschouwers" nu eens iemand opstaat, die zegt, en schijnt te bewijzen: die man is maar een epigoon, althans: deze bewering van hem is epigonistisch, dan kan die eene man een zeer groot „succes" boeken — bij bepaalde lieden, wel te verstaan.

Hij kan de lieden, die luisterden, of net begonnen te luisteren, daarmee doen ophouden, - ^ voorzoover het althans die bepaalde lieden van zooeven betreft. Want een epigoon, die als zoodanig te boek staat, heeft afgedaan. Hij is toch in elk geval — hoe men ook het begrip „epigoon" uitlegt, — iemand, die achter groote voorgangers aankomt, zich diets maakt, dat hij hun werk voortzet, doch hierin mis ziet. Want zoo hij al niet hen napraat (en dan uiteraard gebrekkig), dan is hij toch een prutser, bij hen vergeleken. Zijn probleemstelling mist in elk geval hun diepte en oorspronkelijkheid. Wie geeft zich de moeite, naar een epigoon te luisteren? Laat men ook — om niet te wonden, zegt Prof. Hepp —' ook duizendmaal met Prof. Hepp verzekeren, dat iemand, die op EEN punt aan epigonisme lijdt, daarmee nog niet voor heel zijn persoon en levenswerk als epigoon behoeft te boek te staan, — toch zal de man met die ééne epigonistische these hebben afgedaan bij velen. En dat terecht. Vooral dan terecht, indien hij die ééne these, die nu net zoo ongelukkig uitviel, heeft beschouwd als beteekenis voor heel zijn denken en doen.

Zoo heeft de man, die een persoon of een meening als epigonistisch aandient, inderdaad zonder al te veel moeite die meening of dien persoon aan den kant gezet, tenzij

Tenzij de persoon, om-wien, of om wiens meening het te doen is, nog net bij tijd opstaat, en, het blaadje omkeerend, de rollen verwisselend, zegt: nu, indien U eenmaal dit minder prettige epitheton tot term der discussie wilt verheven zien, laat mij dan toe, dat in DIT geval ik Uw meening epigonistisch moet noemen.

Op d a t punt zou de discussie voor den eersten spreker gevaarlijk kunnen worden. Want hij moet dan of de verdenking, waaraan hij zelf uitdrukking gaf, van zich (c.q. zijne meening) afwentelen, öf tiij moet de eerst wat al te luchtigjes opgezette inmenging in de discussie nu veel breeder opzetten, dan hij aanvankelijk deed.

Welnu, in een dergelijke situatie zie ik thans dit kleine vriendschappelijke debatje komen.

Ik wil ook eens de rollen omkeeren en beweren, dat nu eenmaal dat woord uit Pirof. Hepp's pen gevloeid, en dus niet meer uit de discussie weg te werken is, ik het praedicaat „epigonistisch" aanwend op z ij n verdediging der pluriformiteitsgedachte.

Ik rust dezen „Retourkutsch" uit, niet uit een zekere gemelijkheid. O ó k niet om me te „wreken".

Maar wel — om Pi'of. Hepp er toe te dringen deze en dergelijke praedicaten voortaan uit het debat te laten (en dan eens verder serieus op konkrcte beweringen in te gaan), öf, wil hij het verwijt handhaven, dan althans breeder te argumenteeren dan hij thans doet.

De zaak is er te ernstig voor.

Om tot het boven gestelde doel te geraken, willen wij trachten aan te toonen:

a.) dat Prof. Hepp's beroep op Calvijn niet ter zake is;

b.) dat iiij bij Kuyper en Bavinck een èn-èn onderstelt (dat bij tegenover het epigonistisch geheeten öf-öf plaatsen wil), hetwelk bij geen van beiden een heusch-ontwikkelde „leer" is;

c.) dat hij dus, door toch maar van hun termen zich te bedienen, en „epigonen" er mee te ontdekken (als had hij een heusch leer-begrip daarbij tot zijn dienst) groote voorgangers op dit ééne punt naspreekl, zonder voldoende toetsing van hun gevoelens. Welk bedrijf epigonistisch is.

Nog eens — als wij straks dit probeeren toe te lichten, is dit geen „wraak". Het is een poging, om ernstige dingen ernstig te laten blijven.

Want als ik Prof. Hepp's meening heb afgewezen als zélf epigonistisch, — dkn zijn we weer tot ons uitgangspunt teruggekeerd, en kan men weer eens gaan praten over de gegeven argumenten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Pluriformiteit der kerk en epigonisme. (II.)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's