GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Erasmlana 1934.

I.

I. Stephan Zweig. Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam. Wien.

Is het anderen gegaan zooals mij, dan heeft men zich reeds bij de eerste aankondigingen van Zweigs bovengenoemd geschrift terstond met eeüigen schrik afgevraagd, of deze auteur, die reeds meer dan één boeienden biographischen roman gaf, nu wel verstandig deed, door zich aan een figuur als die van Erasmus te gaan wagen.

Want terwijl het leven van Erasmus, hoewel niet vrij van ongedachte ontwikkelingen en contrastrijke aspecten, op zich zelf al niet het meest dankbare voorwerp van een romanbiographische weergave schijnt, lijkt het bovendien toch, ook al was dat eens wèl het geval, nog twijfelachtig, of Zweig nu de aangewezen schrijver van Erasmus' levensgeschiedenis naar dezen trant zou zijn. Wie de belangi-ijkste werken van dezen modernen schrijver kent, en vertrouwd is met de keuze van de personen, die hij gaarne uitbeeldt, en de wijze van behandeling, zal geneigd wezen ruimte te geven aan het besef, dat Erasmus' werkelijke grootheid^ die zoo moeilijk te vatten is, niet licht met de maatstaven van Zweig te meten, of met zijn pen te beschrijven is.

Zulk een hier vrijelijk geuit besef zou onmiddellijk een nadere verantwoording eischen, ware het niet, dat uit het boek, zooals het voor ons ligt, met weinig scherpzinnigheid opgemaakt kan worden, dat Zweig zich er zelf misschien niet geheel vrij van voelde bij het ondernemen van de taak, die hij zich stelde.

Reeds bij den titel valt dit op. Terwijl hij anders veelal dit soort werken kortweg benoemt met den naam van de historische persoonlijkheid', die hij beschrijven gaat, eventueel met een aanvullend bijschrift, luidt deze hier uitvoerig: „Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam". In deze uitvoerigheid verbergt en openbaart zich een beperking in de doelstelling, die, in het hier aangegeven verband, bijna gelijk staat met een bekentenis van onmacht. Zweig is er zich van bewust. Erasmus niet zoo maar ten voeten uit te kunnen teekenen, belooft althans geen karakterschets noch de uitbeelding van zijn geheele persoonlijkheid en de plaatsing daarvan in het bewogen geestelijk leven van de beginnende 16de eeuw, maar zal blijkbaar alleen die zijden van zijn bestaan belichten, waar hij een scherp licht-donker effect niet behoeft te missen. Ten overvloede stelt hij op de eerste bladzijde nog met zooveel woorden vast, dat Erasmus' persoonlijke gestalte moeilijk is te grijpen, en er van zijn parlicuüere leven weinig interessants valt te vermelden, zoodat 'deze figum- zich eigenlijk niet leent voor een „sinnliche Biographie".

Geen biographie dus. Het is goed dit bij de lezing steeds te bedenken, want de biographische gegevens, waarmee de schets van Erasmus' triumf en tragedie wordt omlijst, zijn op verscheidene punten verwrongen of onjuist i). Daarmee wordt

een onrecht gepleegd aan die geschiedkundigen, die zich bemoeid heJoben de waarheid omtrent Erasmus' levcnsbijzonderheden vast te stellen.

Veel bedenkelijker is reeds, dat het humanisme, die jong opkomende beweging van zijn tijd, waarvan Erasmus de gaarne door allen als grootste erkende figuur is geweest, in deze zijn vroege, historische verschijning niet scherper critisch is gewaardeerd — zoodat het als de „diepste tragedie" Van dat humanisme moet gelden, dat zijn ideeën wei groot waren, maar niet de verkondigers ervan. En aan Erasmus' christelijken zin wordt waarlijk t© kort gedaan, als men niet gewaagt van den evangelischen inhoud, die hij er aan trachtte te geven. Al blijft zijn beschavingsoptimisme en menschheids-idealisme ons vreemd (en vermoedelijk vreemder dan Zweig!), niemand mag voorbijzien, dat hij altij-d bewust heeft gestreefd naar een bijbelsch humanisme.

Zweigs geschrift culmineert natuurlijk in de beschrijving van Erasmus' verhouding tot Luther, vóór en in de door de Reformatie geschapen meeningenkamp. Hier is hij eindelijk in de gelegenheid met de meest dramatische effecten te werken, felle contrasten te schilderen, en zwai-e slagschaduwen aan weerskanten aan te brengen. Het mystiek-heroïeke pathos van Luther wordt gesteld tegenover al de angstvalligheid van Erasmus, en diens bedachtzame zelfbeheersching uitgespeeld tegen de onbeheerschte uitvallen van den grooten Reformator. Natuurlijk, de strijd tusschen deze twee mannen, zoo verschillend van afkomst, karakter en inzicht, en toch beide, ieder op zijn eigen wijze, groot, was ook dramatisch en heeft het geestelijk meelevend Europa bijna 10 jaar in spanning gehouden — maai- toch krijgt men heel sterk den indruk, dat, om zulk een strijd te schilderen, die feitelijk een episode is uit de meest bewogen dagen der nieuwere kerkgeschiedenis, er meer vertrouwdheid met die historie en een dieper besef van de Christelijke waarheden en waarden, waar het toen om ging, noodig is, dan bij Zweig kan worden verondersteld. En, zou men eigenlijk persoonlijk niet althans iets moeten kennen van de kracht van het sola fide, om de diepste beweegredenen van Luther te kunnen verstaan?

Neen, dil werk is niet gebaseerd op een diepgaande kennis van de persoon en de eeuw van Erasmus en moet geschreven zijn na een vluchtige voorstudie. Iemand, voor wien Erasmus niets dan een naam beduidt, kan bij Zweig wel op onderhoudende wijze eenige notie van hem krijgen. Want zijn vlotte stijl, zijn vermogen tot kenschetsing van jDcrsonen en toestanden en tot een treffend juiste woordenkeus om fijne schakeeringen aan te duiden, begeven hem ook hier niet; maar ten slotte is men daar weinig mede gebaat, als de lijnen juist te forsch zijn getrokken, de tegenstellingen te scherp zijn gemarkeerd en de aspecten te wild zijn weergegeven. Zoo heeft dit boek vooral deze verdienste, dat het ons herinnert aan de voortreffelijke studies over Erasmus, zijn leven en sj; reven, die wij reeds bezitten; maar het is jammer voor de Nederlandsche literatuur, die immers Huizinga's werk over Erasmus kent, dat er waarlijk nog een HoUandsche vertaling van is verschenen.


1) B.v. die omtrent dag en jaar van Erasmus' geboorte. Dr J. de Jongh noemde in „Het Handelsblad" van Zaterdagavond 5 Jan. 1935 nog eenige andere voorbeelden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's