GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkelyke gedeeldheid en Verbondsgehoorzaambeid. („Een roenstem" iieantwoord.)

VIII.

Middelpunt-bespiegelingen.

Is men nu eenmaal zóó ver gefcomen mot zijn bespiegelingen, dat de j, moed er "-theorie van de doorsneê-berk-taxatie herleid is tot de echte, bijbelsche grondgedachten, die we hierboven trachtten weer te geven, dan komt er ook met één slag licht over de „middelpunf-theorieën, waaimee men zoo vaak het kerkelijk vraa, gstuk probeert op te lossen.

Middelpunt-theorieën ?

Ja; we zullen zeggen, wat in het speciale geval der Leidsche redevoeringen daarmee bedoeld blijkt te zijn; en vervolgens, wat wij, den eenmaal gegrepen draad in handen houdende, er tegenover plaatsen willen.

Het is met name de tweede spreker van den Ijeidschen avond geweest, die over het „middelpunt" in de kerk, óók de strijdende kerk, bij herhaling gesproken heeft.

Deze spreker — Dr J. Ch. Kromsigt — heeft over "het valsche en het ware middelpunt gehandeld

Het valsche 'middelpmit — dat is de mensch. „Om 'teven, of die mensch Gunning of De Cock, Hoedemaker of Kuyper, Grroen of Calvijn heet."

Het ware middelpunt — dat is Jezus Christus.

* Wat bedoelt de redenaar met deze onderscheiding van het valsche en het ware middelpunt in de

kerk? Wat het „valsche middelpunt", den „mensch", betreft, de spreker handelde over het rechtsherstel, dat menschen in de kerk af en toe moeten ontvangen. Hij geeft toe, dat De Cock veelszins onrechtvaardig bejegend is. Hij heeft — en we zijn daar erkentelijk voor — „aan het rechtsherstel van De Cock willen meedoen", en acht het „billijk, dat we nu ook" voor anderen „rechtsherstel pleiten". Die anderen zijn met name Gunning en Hoedemaker. „Strijders, waren zij"—en „in navolging van hen de thans haar 70-jarig jubilé vierende Confessioneele Vereeniging" — strijders waren zij tegen verbrokkeling vóór de eenheid". Omdat zij „de eenheid in 't middelpunt" stelden, werden zij „op hun beurt gesmaad. Ook tegengestaan, zij het gansch anders dan De Cock, toch vaak niet minder pijnlijk. Of moest het hen niet grieven, telkens te worden verdacht gemaakt als halven, beginselloozen, najagers van ijdele droombeelden? " Welnu — zoo luidt de conclusie: „in het jubileum der gescheiden kerken heeft De Cock nu zijn rechtsherstel gehad. Nu zijn daarvoor Gunning en Hoedemaker aan de beurt en we mogen

niet rusten voor het hun gewordt." Tot zoover voorloopig de aanhaling van den tweeden spreker.

Nu zullen we maar niet ingaan op de overigens interessante kwestie, of De Cock inderdaad rechtsherstel krijgen kan, en zoo ja, of hij het gehad heeft. Wij gelooven dat niet. We willen in deze artikelen elk prikkelend woord vermijden. Maar zelfs met dat voornem'en voor oogen, vragen we ons toch af, of de beschouwingen, waarmee met name van „confessioneele" zijde de Afscheidingsherdenking geaccompagneerd is, wel rechtsherstel pleitten voor De Cock: Ds J. Douma van Arnhem sprak, met hot oog daarop, zijn bewogen woord: „men moet maar durven". — Onzes inziens zou de Hervormde Kerk alleen dan De Cock rechtsherstel kunnen geven, als zij publiek haar vonnis van 1834 herriep, en de „Memorie van Defensie" — dat door Nederlands beste zonen opgestelde pleidooi — van voren af aan behandelen ging naar het recht der kerk. Willen de confessioneelen de eersten zijn? Gaarne! We willen — een publieke zaak publiek behandelende, en „de geheele kudde naar buiten leidende" — gaarne dit stuk mee helpen bespreken in een onderling persdebat, bij wijze •^'an inleiding dan op een tot de hervormde synode te richten adres. Een methode, die vóór heeft, dat zij een officieel stuk van de Herv. Kerk zelf, opgesteld door leden van die kerk, „in het middelpunt" van dezen rechtshandel stelt.

Overigens, met dat rechtsherstel loopt het nog niet direct zoo'n kerk-jurisprudente vaart, zooals thans blijken kan. De redenaar van den Leidschen avond immers haast zich, aan zijn zooeven door ons geciteerde woorden iets anders toe te vo^egen. Dat andere is een lofprijzing op Gunning en Hoedemaker. Waarom worden deze twee door den spreker zoo „bijzonderlijk" geëerd? Hierom: „zij wijzen dit rechtsherstel nadrukkelijk af: voorzoover het hun, en niet Hem, dien ze belijden, geldt". Zonder den redenaar in de rede te willen vallen met de vraag, of hij dan van De Cock heusch iets anders onderstelt, lezen we verder. „Spreek niet over het recht van een mensch, " zeggen ze. „Zie toe, dat, waar ge valsche eenheid afwijst, waarbij Christus uit het middelpunt wordt verwijderd, ge nu niet een mensch in het middelpimt stellen en ten troon verheffen gaat".

Daar hebben we het dan: niet een mensch moet in het middelpunt gesteld worden. Gunning niet, De Cock niet, Hoedemaker, Kuyper, Groen, Calvijn ook niet. Want zoo iets maakt valsche scheiding, „tenzij ge, gelijk Rome doet, dezen mensch als een paus, met goddelijke onfeilbaarheid bekleedt, waardoor dan eenheid, maar valsche eenheid gehandhaafd blijft".

De mensch dus niet in het middelpunt.

Intusschen — dat middelpunt is natuurlijk beeldsprakig bedoeld. En met beeldspraak is het een wonderlijk ding; men komt er meestal niet verdeir mee, al denlrt de schare dit ook. We zullen dus moeten vragen: wat bedoelt de redenaar met „den mensch in het. middelpunt" ? Wat is de heusche, konkrete ongehoorzaamheid, waartegen hij ons zoo indringend waarschuwen wil?

Vatten wij zijn bedoeling recht, dan denkt hij b.v. aan den oproep die van de jongste geref. synode van Middelburg uitgegaan is, den oproep tot kerkelijke eenheid. De spreker waardeert die daad, dien oproep. Maar hij heeft ook een bedenking. „Hier is een oproep van gereformeerden (personen of kerken) tot gereformeerden (personen of kerken) gericht. Hier is een moeilijkheid. Hoe, als de eene gereformeerde meent de andere niet voor vol gereformeerd en gansch zuiver te kunnen en te mogen aanzien ? ... Hier blijft o.i." — aldus besluit dan de redenaar —• „de gereformeerde mensch nog te veel in het middelpunt staan".

En natuurlijk moet dat niet. Wij* moeten, zegt de spreker — terug naar Kuyper. Welken Kuyper ? Den Kuyper, die eens schreef in „De Groene Amsterdammer". Niet den Kuyper der pluriformiteitsker, lezen we, maar den Kuyper, die, 80 jaren oud, in genoemd "blad schreef, dat de christelijke oeidieid er een was, „die de weelde der verscheidenheid kende. Juist daarom vereischte het geloofsleven, dat alle christenheid in de fcenibelijdenis: „vrede door het bloed des kruises", één was en één Weef". In deze kern-belijdenis moeten we dus één zijn, oordeelt de redenaar. „Juister, niet in deze belijdenis, maar iu den aldus naar Zijn Woord en Geest Beledene, die de levende kern der belijdenis is".

Nu zou men al vast begimien kunnen, teneinde van de beeldspraak zich los te wringen, om in de hoogere regionen van het leer-proza, dat goede geschenk Gods, te komen: meent de redenaar 'in gemoede, dat wij met deze kern-belijdenis de zonde, die hij mèt, ons ducht, te boven komen kunnen ?

üe kern-belijdenis!

Een tweede middelpunt-beeldspraak dus.

Het zij zoo.

Maar wat is dat?

Vrede door het bloed des Kruises! Is dat genoeg?

Ik antwoord dadelijk: ja. Ik ben met weinig woorden tevreden. Ik geloof, dat het christendom van vandaag gered zou zijn, als ieder de twaalf artikelen geloofde. V

Ik herzeg: ge-lóóf-de.

Daarom is de formule van „door het bloed des Kruises" mij ook voldoende. Want ik zie daarin alles, wat ik geloof, samengedrongen. „Vrede" — ik hoor daarin de rechtvaardigmaking. „Door", — ik verneem daarin de „toepassing" (o, wat een gebrekkige en onjuiste terminologie) van Christus' werk, daarin gaat voor mij Dordrecht open. „Het bloed", — daar is de middelaar, de eenige. „Het bloed", — daar heb ik het, straf, gerechtigheid, en dus ook schepping, en het manicheïsme is nu veroordeeld, en de Hegelaxij, en de N. S^ B., en de dialectische theologie. „D'es Kruises", en dajir is de geschiedenis, en de offerande, en de God, die ook mensch is, on heel veel meer. Ik hoor dat. allemaal méé, lals ik die „kern-belijdenis" hoor.

Maar een ander?

Ettelijke anderen hooren dat niet er in mee. Die denken daarbij heel andere dingen. Ethische. Vrijzinnige. Hegeliaansche. Barthiaansche.

En daar staan we nu. Wat nu?

WAARVAN is nu deze kern-belijdenis de kern? Een kern, een middelpunt, behoort tot een bol, een cirkel: tot welken cirkel behoort deze kern?

Men zal mij antwoorden: dat is nog al eenvoudig: het is de kern-belijdenis. Deze ééne kreet: „vrede door het bloed des Kruises" is de kem der te belijden waarheid.

Prachtig?

Maar als nu ieder zijn EIGEN „cirkel" om die kern denkt? Wat daii?

Het antwoord is simple comme bonjour: dan is de kern-belijdenis eenvoudig wègü Dan zijn er even zooveel kernen als er cirkels, denk-cirkels, zijn. Want een kem kan pas concreet zijn in een concreten cirkel. O, die beeldspraak! Wie die kern-belijdenis niet nader interpreteert, die heeft haar eenvoudig weg afgeschaft.

Ja, maar, zal men mij antwoorden: wij* willen die nadere interpretatie juist niet. Want als gij uw cirkel, uw gereformeerden, gaat trekken om dat middelpunt (onder ons gezegd en gezwegen: dat kan eigenlijk niet, een middelpunt is er altijd t e g e 1 ij k met den cirkel), dan gaat de barthiaansche man Z!JN cirkel trekken, de luthersche den zijnen, de ethische doet desgelijks, de vrijzinnige dito. En dat moet niet, want dan krijgen we weer den gereformeerden mensch in het middelpunt op den troon en den barthiaanschen, den iutherschen, den ethischen, den vrijzinnigen mensch eveneens. Laat dus uw waarheids-, uw beschouwings-cirkel buiten beschouwing, en maak van die kern-belijdenis een middelpunt, dat MEN-

SCHEN vereeriigt. Ieder, die deze woorden op een of andere wijze nasprekeii kan, neem hem op, en vraag niet, wat hij erbij' denkt.

Afgedacht nu van ons bezwaar, dat dit feitelijk een onmogelijlse eisch is (wij'l zoO' de behjdenis geen k e r n-b e 1 ij d e n i s meer is), willen wij vragen: als ge ieder in den eenheids-kring opneemt, omdat hij - afgedacht van zijn nadere bedoeling - die woorden naspreken kan, en ge laat de bedoeling verder buiten discussie blijven, is dan dat niet met recht: "den mensch op den troon? Is dat niet: den mensch met ZIJN interpretatie, met ZIJN meening, met ZJJN theologie op den troon zetten? Den menseh, met al „zijn" narigheid? O.m. dat hij' leentje-buur speelt bij - den mensch ?

Want, wat dit laatste aangaat, hoe komt zoo'n ethische broeder, zoo'n barthiaan, aan de formule van „vrede door het 'bloed des Kruises"? Waar haalt hij juist DIE formule vandaan ? Waar anders dan van de traditie? Waar anders dan van de' 'krachtigste, klaarst-formuleerende groep uit het verleden? „Vrede door het bloed des Kruises", — zeker, 'tis een bijbeltekst. Maar er zijn legio bijbelteksten. Zal, als 'top de keus van een kernwoord aankomt, de oorlog niet dadelijk ontketend worden? Zal die oorlog ook maar IETS zachtzinniger zijn dan die van vroeger dagen? Ik vi-> ees, dat hij nog scherper wezen zal.

Men ziet het — met de beeMspraak, die van „kernen" en „middelpunten" spreekt, komen we nog niet veel verder.

En nu spraken we nog maar alleein van het negatieve — niet den mensch op den troon in het middelpunt. We kwamen uit bij' de ontstellende gedachte, dat men, al doorredeneerende, zoowel het heusche „middelpunt" kwijtraakt, dat men de kerk in een Huis-van-Mythologie onderbrengt, dat men den mensch op den troon zet, en dus, de kem-belijdenis zander den cirkel der belijdenis latende, de vrijheid geeft aan de „zooveel hoofden, zooveel zinnen". M.a.w. dat men „één" wordt in een begrippen-abstractie, een idool, maar niet in den „Beledene". Want als ieder ZIJN cirkel er stilletjes bij denken mag, dan wordt de in schij'n Beledene feitelijk wègbsledcn, niet beleden.

En als we nu reeds zóóver uit den koers slaan met dat negatieve: niet den mensch in het middelpunt, hoe zal het dan gaan, als we een volgenden keer toekomen aan dat positieve: Jezus Christus in het middelpunt?

We zullen zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's