GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allen weer jong.

Wij lezen in „Gereformeerde Kerkbode" classis Amersfoort:

Op de catechisatie vroeg de dominee: „Meisjes, wat wil het toch zeggen, dat de Heere Jezus ten jo'ngsteu dag wederkomt? " Verschillende vingers worden opgestoken, ten teeken dat velen het antwoord wisten.

„Johanna, zeg jij' het eens", zei dominee tot een der leerlingen. „Dat beteekent" — was haar antwoord — „dat allen die den Heere Jezus liefhebben door Hem weer jong zullen worden gemaakt, mijn lieve oude grootmoeder ook."

Dat is de dingen concreet zien.

Goede dood, harde dood.

In „De Groene Amsterdammer" schrijft Albert Helman:

Boutens' „Goede dood wiens zuiver pöpen door 't verstilde leven boort, " vroeger een teeder en troostrijk gedicht, is vandaag voor vele literatuurkenners een soort van verfoeilijk© rhetoriek gewerden. Taal en dichtkunst werden ruwer inmiddels. En misschien eerlijker. Tegenover het vers van Boutens stelt de huidige generatie het „Gebed bij de harde dood" van E. du Perron, die ons daarmee zij'n voorlopig nog allerbeste werk gaf, en bij: wie men overigens ook telkens weer de doodsvrees loiphet spoor komt.

Doodsangst.

Albert Helman geeft in „De Groen© Amsterdammer" een beoordeeling van den roman van S. Vestdijk: „De dood betrapt". Onder meer lezen wijl daarin:

Wat Vestdijk zelf betreft, heel deze knappe bundel is ©en bewijs van mijn these, dat ook bij in deze jaren cOryphee is biji de gratie van zijln doodsangst. Indachtig de witte zwanen van ApoUinaire die hun voedsel uit de modderbodem van de vijver ophalen, hoede men zich ervoor hierin iets „minderwaardigs" te zien. Het is aUeen maar interessant.

Het zou verder de mioeite lonen eens te onderzoeken hoezeer de doodsangst bij! onze verschillende poëten gedifferentieerd is. Terwijl het bijl Marsman bijvoorbeeld ©en meer geestelijk© angst is, — vr©©s voor het onbekende, het hiernamaals, de mogelijkheid van een Godsgericht (Calvinistisch zondebewustzyn, onbewust praedestinatie-geviciel), herinnering aan Radiguet's „soldats de Dieu", — draagt de doodsangst bij Vestdijk een meer p h y s i e k karakter. Ik herinner mijl nog levendig d© schrik en afschuw waarmee hij .-• eens in „Forum" reageerde op het door Hendrik de Vries gebezigde rijmwoord „pestlijk". Van eenzelfde lichamelijke afschuw voor bet lijk-zijn, (vreemd by een medicus. ... Slauerboff accentueert juist het 1 e t h a r- g i s c h e karakter, Aletrino de constitutioneel© d©ge^ neratie, van Eeden, de pseudo-oosterse „koele meren" van de dood), van eenzelfde walging voor het bedervende, voor wat ik zou willen noemen „d© eeuwige wormstekigheid van het proboiplasma, " getuigt ieder der zes prozastukken in „De dood betrapt" met de meeste nadruk.

Men leze nög eens oiver: Hebr. 2 : 14, 15.

Het kameraadschapshuweUjk herroepen.

Uit „De Zaaier" knippen wij volgend bericht:

De beroemde en berucht© advocaat Ben Lindsey, de uitvinder van het „Kameraadschapshuwelijk", waarmee hij voor enkele jaren tot verontwaardiging van cdle Christelijk denkenden de menschheid wilde verlossen, hoeft zich genoodzaakt gezien zijn heilsleer t© herroeiten. Openlijk heeft hij thans erkend, dat de „ondergang van het huwelijk in Amerika aanstaande is en dat het door de vrijte liefde, den huiselijken chaos en d© sexueele anarchie zal worden vervangen". Als middel om d©zs catastrofen te voorkomen beveelt hij thans den terugkeer „tot de religie, de gedisciplineerde opvoeding ©n het ouderwetsch© huwelijk" aan. „Men houdt mii' wel voor een nieuwlichter, " verklaard© hij', „maar ik moet thans toch weer het goede, oude huwelijk, „totdat de dood U scheidt" beiyden. Ik ben tot de overtuiging g©kom.en, dat onze grootvaders gelukkiger en in al het niet-materieele succesvoller waren dan wij."

, .««''' N. S. B. en kerkelijke tucht.

De „Nij'meegsche Kerkbode", orgaan van d© Gereformeerd© K©rk van Nijmegen, van welk blad mij een exemplaar werd toegezonden, citeert een verhaal uit „Volk en Vaderland", het orgaan der N.S.B. Afgedrukt wordt in dat blad een missive van den kerkeraad der Gereformeerd© Kerk van Scheveningen, van den volgenden inhoud:

Waarde broeder.

De kerkeraad van de Gereformeerd© Kerk te Scheveningen, gehoord het rapport van de samenspreking met U, ziet zich tot zijb leedwezen voor de droeve noodzakelijkheid geplaatst, U af te houden van het gebruik der Heilige Sacramenten, naar Artikel 76 der Kerkenorde, wegens het aanvaarden en propageeren van een onschriftuurlijk© leer.

Met broedergroeten en heilbede. Volgt onderteekening.

„Volk en Vaderland" schrijft hieronder:

„Wiji zullen loms van commentaar op dit fraaie stuk onthouden. Wij meenden, dat Christus gezegd heeft: „Laat de kinderkens tot Mij' komen" — de kerkeraad der Gereformeerde Gemeente te Scheveningen jaagt ze van zich.

En dat noemt zich leiders en broeders der Christelijke leer. Het is geen wonder, dat als zoo de mentaliteit der kerkelijke voormannen is, het aantal godloozen in N©d©rland hand ov©r hand toeneemt."

De ons onbekende redacteur-ad-interim van de Nijmeegsche Kerkbode merkt naar aanleiding daarvan op:

Dat het: „Laat de kinderkens tot Mijl komen", hier geheel misplaatst wordt gebruikt, laten vnj; voor rekening van de leiding der N. S. B. dan wel redactie van „V. en V.". Klaarblijkelij'k wordt hier bedoeld, de uitspraak van den Heere Jezus, di© wiji vinden in Matth. 19 : 14.

Even later:

Het afhouden van het gebruik der Sacramenten is een gevolg van de daad van den vader, wiens gaan in een on-Christelijke richting, niet in overeenstemming is met de leer die in het Oude en Nieuwe Testament en in de artikelen des Christelüken geloofs begrepen is en in d© Christelijke Kerk alhier geleerd wordt en di© hij moet bekennen de waarachtige en volkomen leer der zaligheid te wezen, terwijl het kind, volgens de belofte van den vader, in voorzeide leer naar vermogen onderwezen moet worden.

Dit is niet miogelijk indien men op den grondslag van de N. S. B. bluft staan.

Uit hetzelfde artikel knippen wiji nog:

Uit een interview door den heer Mussert aan een verslaggever van „Het Vaderland" verleend op 17 Juli 1935 en dat is opgenoimen in „V. en V." — wü houden ons aan recente data — blijkt ons bij herhaling, dat de heer Mussert verklaard heeft, dat het nationaal-sooialisme import is en — hier komt het op aan — dat het fascisme de groot© strooming is van den nieuwen tijd.

Wanneer anderen het woord „import" gebruiken, worden zij vEiak in „Volk en Vaderland", en in redevoeringen, met de bekende scheldwoorden overladen.

Ten slotte citeeren wij' nog uit de „Nijmeegsche Kerkbode" over het Hegeliaansche principe der N.S.B, in haar staatsleer:

Doch hoe kan de N.S.B, nu zeggen niet Hegeliaansch te zijn.

De Idee neemt ©en voorname plaats in in Hegele wijsbegeerte.

Hegels filosoiphie, door Prof. Bolland in Nederland in nieuwen vorm gepredikt en wiens „De Teekenen des Tijds"", waarin viooral den eigenwaan van den Hegeliaan en| de jodenhaat van den schrijver tot uiting komt, di© wii expresselijk nog eens hebben nagelezen, is in haar wezen rationalistisoh.

En ook dit:

Een zeer korte uiteenzetting aan de hand van Prof. Hoekstra's omschrijlving daarvan, mogen wij' onze lezers in dit verband niet onthouden.

D© Idee van Hegel wordt beschouwd als geest, die dan weer wordt and©rsoh©iden in verschillende geesten. Eén dezer, de objectieve geest manifesteert zich in de gemeenschap en daarin wordt de staat het hoogste zedelijke instituut genoemd, door Plato reeds geleerd.

De religie staat naast de kunst op de tweed© trap.

Hooger dan de religie staat de füosophie, die ons het absolute •do©t kennen.

Men lette op deze laatste zinnen, en herinner© zich dan, dat de N.S.B, in haar programma twee „Kamers" heeft opgenomen: één sociaal economisch© en één z.g. cultuur- Kamer. Deze laatste heeft dan drie afdeelingen: kunst, religie en wetenschap. Het woord religie moet natuurlijk hier in Hegeliaanschen zin verstaan worden. Met den dienst van G'od heeft het niets te maken.

Import? Of niet?

Ds Gnnst en psalmberijming.

Wij gaven reeds een artikel door van Ds Gunst, waarin deze Psalm 4 berijmt en rekenschap geeft van de gronden, die zijn bewerking voor haar woordkeus heeft. Het zou ons te ver voeren, wilden wij elke week de motiveering van Ds Gunst opnemen. Daarom volstaan wiji dezen keer met het vermelden van zijn bewerking van Psalm 5:

Psalm V. 1. 'k Heb, Heer, veel tegenstand te duchten. Dies ik tot U mijn woorden richt, Ik zoek Uw troostrijk aangezicht. Wil luist'ren, ik kom tot U vluchten, Versta mijm 2ucht©n.

2. Tot U zend ik mijn smeekend vragen Om hulp, mijn Koning en mijn God, Uw macht is immers niet geknot! Let dan, op wat ik in mijn klagen U voor kom dragen.

3. Gij, hoort mijl in den vroegen morgen. Wanneer ik 't offer U bereid. 'k Zie uit naar Uw almogendheid: Voor U is 't aantal van mijn zorgen Geenszins verborgen.

4. Gijl kunt geen goddeloosheid eeren. Gij, die de driewerf heil'g© zijt. Met al wat zondig is in strijd. Het kan niet, dat die 't kwaad begeeren Bijl U verkeeren.

5. De snoevers, wand'lend in hun schulden. Voor U, Heer, blijven zijl niet staan; Gij doet hen voor Uw oog vergaan. Wier handen zich met ondeugd vulden, Kunt Gij niet dulden.

6. Gijl richt te grond, die leugen spreken; Den man des bloeds werpt Gij ter neer, Gelifk Gijl ook verafschuwt. Heer, Die in hun doen bedriegers bleken. En 't recht verbreken.

7. Maar ik, zoo groot is Uw genade. Mag ingaan in Uw heilig huis; In Uw paleis stijgt 't zacht geruisch Der beê omhoog; en vroeg en spad© Slaat Gij' mijl gade.

8. O Heere, mocht Uw hand miji stieren In Uw gerechtigheid alleen. Maak recht Uw weg, dien 'k miofet betreên, En laat Uw wU, hoe boozen tieren. Mijn wandel sieren.

9. In 's boozen mond wordt haat gevotaden, Verderf komt van hun binnenste ai. Hun keel is een geopend graf, Hun gladde tong veinst t© allerstonden, Doet niets dan wonden.

10. Verklaar hen schuldig. Heer der heeren. Verijdel het beraamde plan, Verstoot, die, als een eenig man. Zich tegen Uw reg©©ring keeren, En U tpotseeren.

11. Laat blijy© zijn, die op U bouwen, Laat jub'len tot in eeuwigheid, Wier toevlucht is tot Uw beleid. En die Uw naam met liefde ontvouwen. Er op vertrouwen.

12. Rechtvaardigen geeft Gif Uw zegen, En Gij: omringt z© als m©t een schild. U-w goedheid. Heer, bestraalt hen mild. Gij' ziJt hen, al schijnt veel hun tegen, Altijd genegen.

De gnlden en de eeie Gods.

Men zond mü een exemplaar van het „Nieuwslbad voor Huizen". Daarin komt een verslag voor van een z.g. tijdrede van één der docenten van Apeldoorn, die om zijn „tijdredenen" bekend is. O.m. vinden wij daarin:

Men is meer vervuld van de gulden dan van de eere Gods. Het is zielstreurig te aanschoumen hc\e de laatste . week ook de Chr. partijen meer door de val van CoUjn in beslag waren gencmen, dan door den menschenval in het Paradijs; vandaar dat deze belangenstriid voert tot werkloosheid met als gevolg revoluties zoodat opnieuw bloedvergieten voor de deur staat.

Het spijt 'Oms, dat het verslag dergelijke opmerkingen geeft. Elke tegenstelling tusschen de eere Gods en den gaven gulden is onjuist. Als Dr Golijii strij'dt voor het behoud van den gaven gulden, strijdt hiji rechtstreeks voor de eer van God. Want God haat de ongerechtigheid, haat den diefstal, ook der volkeren, haat het spelen met de nooden der armen, en loont den arbeid van eiken wachter des volks, gelijk Dr Golijn, er één is, die, zoolang het mogelijk is — want het omnoigelijke kan ook hij' niet doen — „voor recht en bUlijkheden" strijdt.

Betere voorlichting geeft Ds J. D. Boerkoel, als hij in een preek, inmiddels in druk verschenen, de kerk van Christus wijist op de waarde van het goud, en op de kwesties, die aan zijn waarde-bewaring vastzitten. De preek werd oms niet ter recensie gezonden, waarschijnlijk tengevolge van een vergissing; maar wat wij erover lazen, geeft ons toch den indruk, dat Ds Boerkoel's poging om Gods Woord te doen spreken, zélf reeds medicijln is tegen ongeestelijke, wijl 'onbijibelsche dilemma's, als welke in het verslag der rede van genoemden tijdredenaar voorkomen.

Onlangs stond in de „Standaard, dat bedoelde tijdredenaar wegens krankheid zijner echtgenoote moest aizien van zijsn voornemen, om. een reis te doen na.ar Amerika. Zelfs „De Wekker" vond het noodig, de waarde van zulke personalia disputabel te maken, door de publieke mededeeling, dat van die voorgenomen reis van den Apeldoornschen docent aan de bestuurders der school niets bekend was.

Dit blijve verder rusten; maar wij' gelooven toch, dat, indien de gulden niet gaaf geweest was, er behalve curatoren en krankheid nog een derde oorzaak van verhindering zou zijn geweest: het bederf van den gaven gulden.

Ds Nieuwpoort over ernst en luim.

Ds Popma van Amersfoort schrijft in „Soester Kerkbode" etc, het volgende:

Toen Ds L. Nieuwpoort, die eerst tot de H.V. Kerken behoorde, enkele weken predikant was bijl de Indische Staatskerk, had hiji al begrepen, dat de Gereformeerde Kerken in Indië geen recht van bestaan hebben. Ze doen niet anders dan de Geref. „eigenaardigheden", die in 't Vaderland bestaan, in Indië overplanten en in stand houden. Een poosje geleden heeft hiji dat inzicht meegedeeld in „Woord en Geest".

Die Geref. eigenaardigheden heeft dezelfde (? ) Ds Nieuwpoort in een ander artikel („Woord en Geest", 31 Mei '35) omschreven als „benepen kerkisme, partijidwang, rationalistisch geredeneer oiver geloofswaarheden, het bijna wellustig genot in de letterlijkheid der Heilige Schrift, conservatisme, doigmatisme en farizeïsme".

Nul bijl nóg meer Indisch© ervaring heeft — hij heeft, naar hiji schrijft in „W. en G." van 5 Jvdi '35, in zijn gemeente reeds tweemaal het Avondmaal bediend — komt hij concreter te spreken over de Geref. „eigenaardigheden" in Indië en wel over de weigering der Geref. om het H. Avondmaal mee te vieren in de Indische Staatskerk.

Zelfs de Gereformeerden, die, omdat daar in Menado geen Geref. Kerk is, vrijl geregeld biji hem kerken, weigeren het Avondmaal mee te vieren en dat acht Ds N. het ergst van alles, want daardoor „stempelen ze haar (d.i. de Indische Staatskerk) tot een valsche Kerk".

Nu wil ik de kwestie van die weigering hier laten rusten.

Alleen wil ik wijzen 'Op het volslagen gebrek aan ernst bij Ds Nieuwpoort in deze zaak.

Hiji schrijft immers: „Wat ik dan van de Geref. „broeders in de verstrooiing" zoo hier als elders in Indië verlang? Dat ze hun Geref. eigenaardigheden zullen laten varen en met pak en zak in de Protestantsche Kerk zullen opgaan? Neen, ais een mensch alle mogelijke eigenaardigheden in dit ondermaansche mag botvieren, waarom dan z'n Gereformeerde niet. Laten ze maar hun kringen hebben, waarin ze dat doen, zooals kunstenaars hun kunstkringen hebben. En laat ze ook maar hun dominé's behouden, die dat van tij'd tot tijd komen aanmoedigen. Christus' Kerk zal door zulk botvieren van zulke eigenaardigheden niet ten onder gaan". Als.... de menschen maar ten Avondmaal komen! En dan daardoor erkennen „dat Christus in dit land in deze kerk door de prediking van het Woord en de bediening der Sacram.enten Zijn gemeente heeft vergaderd en door Zijn Geest ook onderhondt. Als ze in Holland terugkomen gaan ze maar weer, waar ze zich het beste 'op hun gemak gevoelen".

Zie, dat is nu stuk breken van alle kerkelijk besef, afgedacht nu van de onprettige poging tot 'n hautain grapje.

Erken ons, zegt Ds N. als „de meest zuivere openbaring van het lichaam van Christus", dan moogt ge daarnaast gerust uw eigen samenkomsten en ambtsdragers hebben.

En: in Indië is de kerk een kwestie van bediening van Woord en Sacrament, in Holland is 't een kwestie van zich ergens op zij'n gemak gevoelen. Ds N. moet van zijn standpunt het werk onder de verstrooiden als zonde bescho'uwen en zegt dan: zondig maar raak als ge maar biji mijl ten Avondmaal komt.

Dat alle logica zoek is, is erg, maar dat ernst verdwenen is bijl het bespreken van de kerkelijke kwestie, dat alleen maar zijn kan een arbeiden in gehoorzaamheid aan den Koning der Kerk is nog veel erger.

Waarom gaat iemand zich druk maken over de kerkelijke kwestie, als hiJI eigen kerk niet in ernst neemt?

Wijl behoeven er geen woord aan toe te voegen. Alleen herinneren wiji er aan, dat zoo langzamerhand de consequenties voor iedereen zichtbaar worden van de harddraverijen, die in de pers van het z.g. H. V. een tijdlang losgelaten zijn tegen de bestaande bolwerken van ons kerkelijik en godsdienstig leven. Thans ziet men wat er

van terecht fccmt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's