GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Grosheide vroeger over de pluriformiteit der kerk.

Een lezer zendt ons onderstaand artikel van „Noord- Hollandsch Kerkblad", geschreven door Pi-of. Dr F. W. Grosheide, 20 Jan. 1928:

Het komit in het dagelijksch leven voor; dat men noodgedwongen iets te hulp roept, dat in het gebruik zoo goed blijkt te voldoen, dat het straks het bestaande blijvend vervangt. Zoo heeft de oorlog en de nood, •dien hiJ! deed ontstaan, ons allerlei dingen leeren kennen, praktijken doen vinden, die sinds in gebruik zijn gebleven.

' Op bet terrein van het stoffelijke leven kan dat een voordeel geven. Gebrek kan leeren vinden, wat anders niet gevonden was. Maar op het gebied van het geestelijke leven en daar komt het beschreven verschijnsel ook voor, beteekent het een groot gevaar. Iets dat we eerst noodgedwongen doen, liever niet deden, omdat we het eigenlijk niet goed vinden, gaa.n we straks gemakkelijk doen, tiet wordt ons tot een verkeerde gewoonte. Hier werkt de zondige menschelijke traagheid En op soortgelijke wijze gaat het in onze theologie. Ook daar hebben we noodsprongen. "We zieu feilen, die we niet kunnen loochenen, we moeten er voor uit den weg. En daar moeten we ondanks onszelf ons stelsel min of meer pasklaar naar maken. Het klopt eigenlijk niet. Dat behoeft ons aan de eene zijde niet te verwonderen, omdat we beperkte menschen zijn. Maar de oorzaak ligt toch eigenlijk daarin, dat de bedoelde feiten opkomen uit menschelijke zonde, wegmóesten maar niet weggaan, omdat de zondige mensch ze niet weg doen wil. Dan ontstaat ook het gevaar, dat de noodsprong tot regelmatig voortbewegen wordt verklaard; wat we eerst moesten uitspreken, wordt straks gemaait tot behoorend, althans zeer gewoon verschijnsel.

We zien deze dingen zeer sterk uitkomen in de z.g. pluriformiteit der kerk.

Voor wie het niet weten mocht, zij met een enkel woord verklaard, wat we daaronder verstaan. We belijden, naar 'sHeeren Woord, dat alle geloovigen samen vormen het lichaam van onzen Heere Jezus Christus. Als het goed was, moest dat ééne lichaam van Christus zich ook in één vorm openbaren, één zichtbare kerk. Hoogstens konden verschillen, door taal enz. veroorzaakt, worden toegelaten, maar dan moest toch althans van tijd tot tüd de eenheid uitkomen, hetzij door het zenden van afgevaardigden, hetzij door het samenroepen van een kerkelijke vergadering, •waarin de kerken over den geheelen aardbodem verspreid, bijeen kwamen.

'De werkelijkheid is echter geheel anders. Er zijn tallooze kerken naast elkaar, die alle beweren de ware kerk van Christus .te zijn. Zoo is het geworden sinds de Oostersch© en Westersche kerken uiteengingen, het is erger geworden in de dagen der Hervorming en het wordt met name in de Angelsaksische landen en in ons land met den dag erger.

D'e kerken durven niet van de andere kerken te zeggen, dat die valsche kerken zijn. Hoogstens zegt men dat van de organisatie van deze of gene kerk. Maar niet van de kerk als zoodanig. De kenmerken, die Art. 29 van onze Belijdenis opsomt als de kenteekenen van de valsche kerk, passen volstrekt niet op laat me nu maar zeggen alle kerken, die in Nederland naast de Gereformeerde kerken voorkomen. En daarom kunnen we ze ook geen valsche kerken noemen. Zoo zijn de godgeleerden er toe gekomen om ta spreken van de pluriformiteit of de meeivormigheid van de kerk. Men wil daarmee uitspreken, dat, ook 3l acht men eigen kerk de beste, men toch niet ontkennen wii, dat ook in andere kerken kinderen Gods zijn, ja, dat die andere kerken ook min of meer toonen de kenmerken van de ware kerk.

In onze belijdenisschriften komt deze pluriformiteit niet voor. Dat komt, omdat onze vaderen praktisch alleen te rekenen hadden met de Roomsche en met de Gereformeerde kerken. Maar in zekeren zin kenden onze vaderen het vraagstuk toch wel. De Dooperschen vormden geen kerk, maar de Lutherschen wel en da Gereformeerden hebben de Lutherschen steeds als broeders erkend. Doch gelijk men aanvankelijk hoopte, dat heel de kerk tot reformatie zou komen, zoo heeft men lang gehoopt, dat althans al wat van Roma vrij was in één kerkverhand zou kunnen leven. Zoo i« door onze vaderen dit vraagstuk niet uitgewerkt zóó als het noodig zou wezen met het oog op de toestanden van onzen tijd.

Wanneer we van pluriformileit der kerk spreken, dan is dat een noodsprong. Het moest niet zijn, als het is. Maar het is zoo en we zien geen kans om tot hetere toestanden te geraken.

Maar daarom is. het zaak, wel op te passen, dat we de pluriformiteit der kerk niet in verkeerden zin gaan nemen.

D'aar zijn in onze dagen menschen, die die pluriformiteit heel gewoon en ook heel goed vinden, die er heelemaal niet over treuren en die geen behoefte hebben om te bidden: Breng al uw gevangenen weder! Men is nu eenmaal om historische redenen lid van een bepaalde kerk, men voelt zich daar op zijn plaats, en m.en blijft daar. Maar het is niet erg, als een ander lid is van een andere kefk. Daarom kan ook zeer goed de eene kerk met de andere in verbinding treden, men kan over en weer vertegenwoordigers zenden bij plechtige gelegenheden enz. enz. Er is nu eenmaal pluriformiteit van de kerk.

Op deze wijze gaat het verkeerd. Want dan wordt wat men noodgedwongen wei uitspreken moest, tot regel gemaakt. D'an vergeet men dat God in Zijn Woord regels gegeven heeft, waaraan de uiterlijks openbaring van het lichaam van Christus heeft te voldoen en dat men die geboden heeft op te volgen. Natuurlijk verslapt dan het kerkelijk besef, alle kerken zijn ten slotte evengoed. Daarop moet volgen verslappen in de belijdenis. Men kan nu eenmaal niet straffeloos de geschiedenis te niet doen, die de Heere de kerk deed beleven.

Wy pleiten niet voor pluriformiteit der kerk, wij spreken er van, omdat we wel moeten; zóó behoort het te zijn.

We nemen met belangstelling kennis van deze opnaerkingen van Prof. Grosheide uit het jaar 1928. We doen dat niet zoozeer omdat het hier klinkend geluid ons niet geheel hetzelfde schijnt, als wat in 1936 door Prof. Grosheide (en door anderen) wordt geschreven, als wel om een andere reden.

Indien in 1928 Prof. Grosheide van een „noodsprong" spreekt, is het dan niet ietwat te boud gesproken, als in 1932/33 door Prof. Hepp het bezwaar tegen de plurlformiteitsleer genoemd wordt „een snijden in het hart der Reformatie"? Deed de Reformatie van Calvijn noodsprongen op het terrein van het belijdenisgetrouwe denken?

Voorts: indien Prof. Grosheide in 1928 van een „noodsprong" spreekt, is er dan wel genoegzame reden tot zóó zware klacht als uit den mond van hen komt, die spreken over stroomingen, die binnen 25 jaren de Gereformeerde Kerken ten gronde zullen richten (Utrecht 1936)?

Vervolgens: indien Prof. Grosheide in de plurlformiteitsleer een noodsprong ziet, is dan wel het bezwaar zóó dwaas van hen, die beweren: „hier wordt een beschouwing over de kerk opgebouwd onder invloed van de practijk van „hetgeen voor oogen is"? Terwijl zij juist volhouden: over heel de linie van het BELIJDEN moet men zijn begrippen en zijn geloofsinhouden niet opbouwen onder pressie van de „ervaring", doch op grond van de Schrift; want op „e r v a r i n g" een leer fundeeren (al is het ook met het onaangename gevoel van een „noodsprong" te doen), dat is feitelijk, wat de METHODE betreft, niet gereformeerd?

En tenslotte: indien Prof. Grosheide van een „noodsprong" spreekt, is het dan acht jaren nadat hiji dit erkende, wel goed, zóó nadrukkelijk het hoofd te schudden over anderen, die dit zelfde eveneens hebben beweerd, maar dan met den eisch erbij: , dat men één van beide doen zou: over heel de linie van het gereformeerde denkende opstelling van leerbegrippen bij wijze van „noodsprongen" geoorloofd te achten (maar dan is het dadelijk gedaan met dat denken), óf over heel de linie van dat denken den „noodsprong" hartgrondig te verwerpen, omdat de God der Schrift ons in ons geloovig denken niet laat liggen in de aporie, de verlegenheid?

Van slatuintjes.

Prof. Dr Th. L. Haitjema heeft zich bezig gehouden met het debat, te Utrecht gevoerd ter predikantenconferentie. We lezen in de „Prov. Asser Courant" van 16 IVIei 1936 (een knipsel uit „Nieuw kerkelijk Leven" werd ons door een lezer ook zelf toegezonden):

Prof. dr Th. L. Haitjema karakteriseert in „Nieuw kerkelijk Leven", orgaan van het Nederlandsoh Hervormd Verbond tot Kerkherstel, de diversiteit der stroomingen die zich op de Gereformeerde predikantenvergadering vertoonde, aldus: „Dat zich ook onder deze predikanten allengs tegenstrijdige stroomingou voordoen, bleek vooral bij het referaat van ds Den Houting, waarin de doopserkenning, voorzoover dit sacrament in andere kerkgemeenschappen werd bediend, aan de orde kwam. De strakke lijn van de Kam'

pensche orthodoxie, waarin prof. dr K. Schilder den toon aangeeft, kwam hier zeer duidelijk te voorschiji' tegenover de rekkelijker gezindheid van de theologen der Vrije Universiteit, die de oecumenische openheid niet in gevaar willen laten brengen door de schijnbaar zoo consequente beginseldrijverij van den eindredacteur van „De Reformatie". Dat van die zijde de pluriformiteitsleer van dr A. Kuyper nog al eens een veer moet laten, schijnt mij minder bedenkelijk dan het feit, dat hier de eenheid der ware Gereformeerde kerk en de eenheid der geopenbaarde waarheid Gods zoo Elfgesloten-burgerlijk, zoo „slatuintjes"-aohtig (om met dr P. D. Chantepie de la Saussaye te spreken) wordt gezien.''

Het is toch wel zeer merkwaardig. En het is even „ontdekkend" als het onder „Kerkelijk Leven" reeds gesignaleerde schrijven van „De Wekker". Het debat te Utrecht, voorzoover door een of meer hoogleeraren der Vrije Universiteit gevoerd, bedoelde juist de pluriformiteitsleer van Dr A. Kuyper te handhaven. En juist op dit punt is Prof. Haitjema het met den debater oneens... En toch

Bovendien: de hoogleeraar Haitjema kent het leven der Gereformeerde Kerken niet. Want, gelijk thans ook uit „De Heraut" zelf blijkt, de eene hoogleeraar der V.U. opponeerde te Utrecht tegen de meeningen, die, ik zeg niet, door een anderen hoogleeraar der V.U. werkelijk worden voorgestaan, doch niettemin blijkbaar aan diens ntiam verbonden zijn. Als dan Prof. Haitjema hier de tegenstelling fantaseert tusschen het „oecumenische" Amsterdam en een niet-oecumenischen man uit Kampen, dan is dat een bedroevend misverstand.

Ten derde: als 't over sla-tuintjes gaat, dan zal ik _ maar niet wijzen naar het debat met Dr Noordmans, welk debat immers tegen de sla-tuintjes-verkaveling der wereld als ons werk-terrein bezwaar poogt in te brengen mijnerzijds, doch dan wijs ik wel op de sla-tuintjespractijk van vele hervormden, die kerkelij'ke onderscheidingen overdragen op niet-kerkelij'ke terreinen, zonder dat dit noodig is (denk maar eens aan de stichtingen van barmhartigheid). Ook Prof. Haitjema laat zich nog al eens zien onder hen, die de vroeger onversneden weilanden van den christelijken barmhartigheids- en schooldienst gaan verknippen om er „slatuintjes" van te maken: elk het zijne.

Ten vierde: de weigering om niet-gereformeerd theo^ logisch denken gereformeerd te noemen beteekent allerminst weigering van „contact" met andersdenkenden. Dat is herhaaldelijk gezegd. Dit te negeeren, telkens weer, gaat op den duur veel lijken op kwaadaardigheid of op permanent misverstand.

Eindelijk: iemand zei deze week tot mij: zóó „argumenteeren", dat kan ook een kwajongen. De man had gelijk. De hoogleeraar Haitjema lijkt veel op een „V? ekker"-redacteur. Als argumenten te weerleggen zijn inzake de vraag wat „de ware Gereformeerde Kerk" is, dan zegt ook hij: wij praten niet meer. En als dat dan weer vergeten is, droppelt zijn pen toch weer enkele woordekens, als die welke ook het „gemeene volksken" zich laat ontvallen, als het niets meer te vertellen heeft Dit zijn uwe herauten, o „ware Gereformeerde Kerk"....

Kwestie Waterink—Steen.

Verleden week zeiden we iets in verband met de publicatie (door ons overgenomen) inzake de opvattingen van Prof. Waterink over de christologie. Ter zelfder tijd merkte Ds Boeijinga in „Haarlemsch Eül." op:

Prof. Kuyper noemt dit „een verblijdende oplossing" van deze moeilijikheid. En ik ben geneigd hem hierin bij te vallen.

Toch blijft er voor mij bij dit licht nog wel een beetje donkerheid.

Wat Prof. Waterink nu verklaard heeft, beeft hij voorheen meer dan eens gezegd. Het verwijt van Apollinarisme heeft hü ook tegenover Prof. Hoekstra van meet af afgewezen. Toen was dit echter niet genoegzaam. Nu wel?

Voorts, dit geschil is te voren zeer publiek behandeld. Moet en zal de belangstellende toeschouwer nu voldaan zijn met dit. niet geheel duideliike communiqué van een binnenkamersohe bepreking?

En eindelijk, na vermelding van het getroffen accoord, komt deze beperking: „terwijl eventueele structuurverschillen in deze tusschen hen door beiden worden gerespecteerd". Hiermee wordt niet gezegd dat zulke structuurverschillen er thans z ij n, doch wèl dat deze er kunnen zijn of komen: „eventu eel e".

Wat wordt echter met „structuurverschiilen" be-' doeld?

Was het heele verschil er niet een van structuur? Het lijkt of deze restrictie een spons is over al het voorafgaande.

Mussolini heeft bij de verovering van Abessynië pas de „pax Romana", de Romeinsche vrede, uitgeroepen. Dat is echter een beetje eigenaardige vrede. Ik hoop dat deze niet het opschrift moet zijn boven deze wetenschappelijke verzoening. Ze lijkt mij thans nog op een steenvrucht, dat is een lekkere sappige vrucht doch met een harde onverteerbare steen va.n binnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's