GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds D. V. Dijk over de Synode.

In „Gron. Kerkbode" schrijft Ds D. van Dijk:

De Synode, dit jaar te Amsterdam gehouden, ligt achter ons.

De atmospheer, die over de Synode heerschte, was rumoerig, stormachtig, min of meer beangstigend.

Een van de dingen, die deze Synode karakteriseerden was dit, dat de indruk werd gewekt alsof onze kerken in gevaar verkeerden door het opkomen en gepropageerd worden van allerlei nieuwe dingen, een gevaarlijk zich losmaken van de „traditie".

Een dergelijke mentaliteit is niet ongevaarlijk. Gevolg daarvan is zoo licht, dat de domper gezet wordt op alle eerlijk pogen om te komen tot dieper inzicht in de Waarheid Gods.

En hoe diep te betreuren zou een dergelijk gevolg wezen.

Vooral in dezen tijd.

Er was in onze kerken zulk een kostelijke periode ingezet.

Over meer dan één onderwerp was men bezig zich te bezinnen, ernstig, bij het licht van Schrift en belijdenis.

Wij gevoelen het, dat er onder ons inzichten heersehten, die correctie behoefden en met vuur gaven wij ons daar aan om, zoo goed mogelijk, die correctie aan te brengen.

Het leefde in ons midden.

• Natuurlijk kwam daarbij wel eens verschil van inzicht aan het licht.

Maar wat zou dat?

Juist zulk een broederlij li debat kan zoo goed dienen om allengs de waarheid te doen vinden.

Toen kwam het verkeerde element.

Men ging roepen: „O, wat een ruzie; wat een toestand in de kerken; waar moet dat naar toe".

Onder den indruk daarvan is de Synode vergaderd geweest.

En nu heeft de Synode met betrekking tot deze zaak drie dingen gedaan.

Zij heeft uitgesproken, dat men niet anders in de pers mag polemiseeren dan „in liefde en met kennis van zaken"; daar kwam het op neer.

Verder heeft zij een commissie benoemd om te studeeren over de aanhangige quaesties en daarover een volgende Synode-vergadering te rapporteeren en adviseeren.

Ook is een besluit gevallen over de quaestie van zelfonderzoek; een besluit, dat zoo is gesteld, dat ieder het er mee eens kan zijn.

Maar wat nu zoo licht zou kunnen gebeuren?

Dat is dit, dat men de zaken, waarover men bezig was zich te bezinnen, laat rusten; dat het leven, dat zoo heerlijk opbloeide, weer in gaat sluimeren.

Dat zou jammer zijn; dat zou een stap achteniit wezen.

Vroeger en nu inzake „verschillen".

Dr K. Sietsma schrijft in de Kroniek van „Geref. Theol. Tijdschrift" over den eigenaardigen gang van zaken met betrekking tot de z.g. „leergeschillen" ter Generale Synode:

Kerkreohtelij'fc is het wel een bijzonder gebeuren, dat de Generale Synode, zonder daartoe uit de Kerken verzocht te zijn, alleen uit oorzaak van een voorstel van twee zijner leden, een dergelijk onderzoek gelast. Dat is een geheel andere lijn, dan in de dagen van 1926 v.v. werd gevolgd, toen de vergadering der Kerken volstandig weigerde op kwesties in te gaan, die onrust in de Kerken hadden veroorzaakt naar het oordeel van sommigen, omdat deze niet concreet bij haar langs 'kerkelijken weg aan de orde waren gesteld !

Over den „menigeen", die zich iets afvraagt.

Dr K. Sietsma merkt in hetzelfde artikel over hetzelfde onderwerp nog dit op:

Zeer zeker, daar is hier en daar een dwaas woord gesproken, en daar zijn in enkele bladen en blaadjes gedachten ontwikkeld, die geen grond kunnen houden. Maar dat is toch altijd zoo geweest; indien de Synode daar op zou in gaan, zou er een permanente „commissie van zeven" moeten zijn, een soort dogmatisch deputaatschap, telkens weer verlengd, om als inquisitie te dienen over hetgeen geschreven, gepreekt en gecatechiseerd wordt. En dan zou men de scholen daar wel bij mogen nemen.

En zeer zeker, daar is verschil van meening op menig punt. Wij wezen er reeds eerder hier op; na de periode, waarin de schrijvende en sprekende theologanten onder ons zeer sterk zich beperkten tot het nader parafraseeren van Kuyper en Bavinck, 'hebben we klaarblijkelijk een tijd bereikt, waarin men zich niet meer zoo nauwkeurig aan de formuleering van deze groote denkers meent te kunnen houden, ook dan, als men in de lijn van deze reformatoren der Dogmatiek wil voortgaan.

En daarbij zijn gedachten uitgesproken, die tegenspraak uitlokten van menigen kant. En die tegenspraak en dat debat zal nog wel scherper worden in de toekomst. Wij staan nog maar aan het begin van dit dogmatisch „gesprek", m.i.

Maar hgt het op den weg der Generale Synode om daarmee zich te bemoeien op geen anderen grond, dan dat „menigeen" zich af vraagt „of deze voorgedragen opvattingen wel in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis"?

Niemand zal ontkennen, dat de ambtsdragers zijn gesteld als wachters op Slons muren en dat het tot de taak van een ambtsdrager of een college kan behooren om zich te vergewissen, of inderdaad de vereisohte overeenstemming er is. Maar dat de Generale Synode, bi} dezen stand van zaken, geroepen is een dergelijk initiatief te nemen, wagen wij te betwijfelen.

„ISenigeen" of de Synode zelf?

Nog steeds uit hetzelfde artikel van Dr Sietsma:

Verder moet men niet vergeten, dat een commissie 'der General© Synode een bepaald karakter draag-t, krachtens de historie. Alleen dan benoemde de Synode zulke Deputaten, niet als menigeen iets dacht of zich af vroeg, maar als inderdaad de Synode zelf constateerde, dat afwijking van de belijdenis te vreezen of te signaleeren was. Zal nu niet het onderzoek der commissie erfelijk belast zijn, en als vanzelf den indruk maken te zijn gericht tegen bepaalde meeningen, van welke zij de betwijfelde zuiverheid moet onderzoeken?

Het kan toch moeilijk de bedoeling zijn om als basis van operatie te nemen de onder ons tot voor kort „gangbare" meeningen. Trouwens, waren ze wel zoo „gangbaar" als men het wilde voorstellen.

En zijn niet vele der nu met een eigen accent voorgedragen gedachten reeds langer onder ons aangehangen, zonder dat een nader onderzoek gewenscht werd geacht.

Niet in overeenstemming met de feiten.

Hier volgt het laatste citaat uit de Kroniek van Dr Sietsma:

Trouwens, het besluit van de Synode is o.i. niet geheel met de feiten in overeenstemming.

'Om er nu maar een paar dingen uit te nemen. Is het wel juist, dat er over de pluriformiteit der kerk een „onrust" in de Kerken is van dien aard, dat „menigeen" zich afvraagt of de nieuwe geluiden wel in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis? Ik geloof, dat veeleer menigeen zich begint te bezinnen, of de onder ons „gangbare" meening wel die overeenstemming bezat en bezit.

Is het wel juist, als men die gedachten wil bespreken, welke tot de bekende vraag aanleiding gaven, om dan wèl te spreken van de vereeniging van de beide naturen van Christus, en niet van de gesteldheid zijner menschelijke natuur ?

En is het wel in feite een zaak van deze vragen, als men ook het „zelfonderzoek" er in betrekt, en de Synode zelf een verklaring publiceert, die als vermaning dienst moet doen, en welke allen, die over zelfonderzoek spraken en schreven, van gauscher harte kunnen onderschrijven ?

Wy vreezen zeer, dat de Synode zich hier op een weg heeft begeven, die niet goed is. Niet, dat we de

gevolgen zoozeer vreezen, alsof hieruit voort zou vloeien een rapport over drie jaren, vraarin één of meerdere broeders zouden vforden voorgesteld als afwijkende van Schrift en belijdenis. Dat zal wel los loopen, gezien mede de samenstelling van het Deputaatschap, dat nu een commissie van acht werd.

Maar ons kertelijk leven is een levend organisme. Daaraan moet men niet gaan knutselen en men moet het niet tot iets anders gebruiken, dan waartoe het bestemd is.

'O.i. — en zoo zijn wij onderwezen, mede door hen, die thans anders spreken — hoort op de Generale 'Synode in dogmaticis alleen thuis hetgeen dient om de belijdenis naar de Schriften uit te bouwen of te •verdedigen, hetzij uit de behoefte der Kerk om te belijden, hetzij uit de noodzaak om af te weren, hetgeen de zuiverheid der belijdenis zou schaden, indien de Kerk niet sprak. Maar wat de libertas profetandi zou kunnen benadeelen, moet daarvan verre worden geweerd. En ook elke geste en elke discussie, die in deze richting wijet.

Tot zoover Dr Sietsma.

We zijn blij, dat we dit alles lezen. Want het bewijst, dat we in den jare 1936 verder af zijn van de „factievorming", dan misschien jaren lang het geval geweest is.

Misschien is dat wel een van de krachtigste factoren, waarom ik blij ben met den loop der dingen na dien „bewogen Donderdag". Er is misverstand opgeruimd, en dat is juist gebeurd naar aanleiding van een onverwacht voorstel en een onverwacht debat.

Factie vorming?

Ja, die is er nog hier en daar. Maar zéker niet, daar, waar ze aangewezen werd. En meer en meer verdwijnt ze. God is Zijn kerken genddig.

Anonieme gift?

In „De Bazuin" lezen we:

Een lezer zendt ons een knipsel uit „Volk en Vaderland", het orgaan der N.S.B., dd. 30 Oct. 1936. Daarin worden verantwoord giften, die inkomen voor het „Strijd- en Verkiezingsfonds". Twee bijzonderheden treffen ons daarin: a. het misverstand, sprekende in de volgende gift:

„Stb. no. 22884: Vader, zoon en dochter, resp. 49, 18 en 16 jaar: „Strijd tegen Moskou en voor een zuivere evangelie-verkondiging" ƒ 0, 83";

b. volgende anonieme gift, geplaatst onder „diversen":

„N. N. „v£in een geref. predikant, als resultaat van een onderzoekingstocht door Duitschland", ƒ 1, 50."

Een predikant der gereformeerde kerken? vraagt onze lezer? Ik geloof 't nog niet dadelijk, 't Kan ook een mystificatie wezen. En „geref." kan — als 't geen mystificatie is — nog heel wat beteekenen.

Overigens is er sensatie genoeg in de verantwoording. Er komt ook dit in voor:

„X. te V., omdat Pater H. de Gr. de R.K. kerk aan de communisten overlevert (zie Spanje) ƒ 0, 50."

Of:

„A. L. te H. Voor schoone preek in Essen over onze moedertaal, door minister, die hier marsjan's taalbederf handhaaft ƒ0, 50."

En eindelijk:

„Voor instandhouding renstal kam. Van Geelkerken, daar paarden haver noodig hebben van Stb. no. 22626 ƒ0, 55."

De eer en het geweten der natie! Opvoeding tot karaktervastheid!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's