GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij, antwoordende, zeide tot hem: Heere, laat hem ook nog dit jaar, totdat ik om hem gegraven, en mest gelegd zal hebben. Lukas 13: 8.

Sparen — een ultimatum aan de trouweloosheid.

Petrus' uitspraak over den dag des Heeren, die komt als een dief in den nacht, doet bij menigeen bij voorkeur dienst voor een oudejaars^ avondmeditaüe. De tekst daarentegen, die hierboven staat afgedrukt, doet bij menschen van gelijke theojogische attentie bij voorkeur dienst als thema voor een nieuwjaarsmorgenmeditatia Hij is genomen uit de gelijkenis van den önvrucht baren vijgeboom, die nog één jaar te leven krijgt, om dan te zien of hij soms ten langen leste nog vruchten zal gaan dragen. Het is dan dat ééne jaar, dat den boom nog gegund wordt, dat de gedachten associeert aan de bekende nieuwjaarsmotieven.

Maar gelijk het goed en noodig is, de Petrus' uitspraak over „den dief in den nacht" in het volle, drukke leven van allen dag te plaatsen, zoo dient men ook deze andere uitspraak over den vijgeboom, die nog een jaar te leven krijgt, iederen dag zich voor den geest te brengen. Ook dit openbaringswoord is niet tevreden met de tweede-rangs-plaats van een gelegeiiheidswoord, een motto voor nieuwjaarsmorgen. Het wil in zijn strakken ernst gelden als woord voor iederen dag. En voor de erkenning als zoodanig hebben wij allen te meer reden, omdat toch eigenlijk dat verhaal van dien vijgeboom wel de paradoxale moot schijnt te wezen in de gelijkenis van Christus. Een bekend uitlegger, (Zahn), heeft er op gewezen, dat het merkwaardige hierin ligt, dat hier een v ij g e b O' o m plaats gevonden heeft in een wijnberg. Het is, zoo zegt hij, niets ongewoons, aal in een gewonen tuin verschillende boomsoorten een plaatsje gevonden hebben. Maar in dit geval wijst de voorstelling van het verhaal toch eigenlijk een anderen kant uit. Een heel enkele v ij g e boom immers staat daar in een hof, die voor de rest slechts beplajit is met w ij n- stO'kken. In vers 6 van ons hoofdstuk heet de hof een wijngaard; en in vers 7 wordt de verzorger van den tuin wijngaardenier genoemd. Deze vijgeboom is dus — om zoo te zeggen — een uitzonderingsfiguur in den alleen maar voor wijnbouw bestemden hof. Hij is, om uit de dierenwereld een beeld te nemen, een vreemde eend in de bijt. Dit brengt nu dezen uitlegger op de gedachte, dat met dien vijgeboom niet maar een willekeurig mensch of een willekeurig volk, en ook niet slechts een willekeurig conglomeraat van menschen, maar een heel bepaal de en afgesloten, nauw afgegrensde levenskring bedoeld is, n.l. de stad Jeruzalem. Immers, een „wijnberg, " is heel den bijbel door, en ook dikwijls in de gelijkenissen en in de beeldspraak van Christus, een telkens weerkeerende aanduiding van het heele volk van Israël als Gods eigendom. In Israels volksgemeenschap evenwel heeft de stad Jeruzalem weer een heel bepaalde plaats. Eigenlijk is de groote stad in de entourage van het omgevende platteland altijd iets bijzonders. De groiote stad leidt een ander leven, houdt een andere leefwijze er op na, dan de landelijke omgeving. In het groote stadsleven culmineert de kracht en — de zwakheid van het volk. Zijn groeikracht, zijn werkkracht, maar ook zijn zonde en zijn decadentie openbaren zich daar op een heel bepaalde manier, en zeer intensief. De groote stad heeft ook een ongeschokt besef van eigenwaarde. Zij heeft ontzaglijk veel noodig; want, zoo eenvoudig als het platteland leeft, zóó'n groote slokop is de groote stad met haar hypercultuur, zooals ze het ietwat flatleus heeft loeren uitdrukken; beter is het te spreken van cultureele onevenwichtigheid, en zelfvertering, en myopie. Zoo langzaam als voorts de wijnstok groeit, en zoo; simpel als hij zich vertoont in het opbrengen van zijn product, dat slechts als massa-product iets kan beteekenen, zoo bloeiend en zoo „druk" en zoo vol van zware vruchten is de vijgeboom, d.w.z. in dit geval de groote stad, met name dan de Ihoofdstad. Is nu de vijgeboom in de gelijkenis de hoofdstad Jeruzalem, dan is hej; beeld duidelijk. Die trotsche stad pronkt op een zeer opvallende manier in den wijngaard van Israels volksleven. En vruchten, dat die stad belooft! Een massa vruchten! Breed en opvallend slaat de dikke boom zijn takken en zijn wortelen in den wijngaard uit, hij voert de pretentie van zijn plaats in den •wijngaard bij uitstek te verdienen.

Maar ach, nu heeft juist tegen dien v ij g e^ boom, tegen de opvallende figuren, tegen de hooge Heeren van Exceptie, tegen de groote stad Jeruzalem, tegen de hoofdstad, Johannes de Dooper zijn dreigementen gesproken. Als hij de Farizeeën en de Sadduceeën onder zijn gehoor ziet, de leiders, de stadsélite, de bloem van Judea, dan begint hij van den boom te spreken, den hoogen boom, die ras geveld wordt: de bijl ligt reeds aan den wortel van dien boom. Toen kwam daarna de Christus; en de Dooper dacht: de boom zal nu wel dadelijk vallen. Maar in plaats daarvan wordt de boom gespaard', en heel de akker van Israël wordt weer bemest, alsof de wereld weer in het oude spoor zal blijven gaan. De zieken óók van de groote stad worden genezen. En de hooge heeren, de overheidscoUeges, blijven ongemoeid, en zetten hun seignorale leven voort, en behouden hun eerepositie in het volksleven. Is dat ^een martelend raadsel? Heeft de Dooper wel terecht geprofeteerd tegen dien vijgeboom? Heeft de Messias minder haast dan zijn heraut Johannes? Wordt in het crisis-uur het tempo verlangzaamd? Heeft de Heere vergeten, toornig te zijn? Ach de boomen, de boom van Johannes, en de wonderboom van Jona.

Neen, neen, antwoordt evenwel Christus. O neen. Wat de Dooper zei was goed. Alleen maar, het oordeel wordt in zijn definitie-nemen nog uit­ gesteld, nog opgehouden. Wel stelt de boom elk jaar teleur. Hij zal, als het zoO' blijft, ten slotte móéten vallen. Maar op het voorstel van den wijngaardenier zal de eigenaar van den hof den vijgeboom, met name Jeruzalem, , nog voor het laatst de kansen geven, die feitelijk hem zijn gegund en toegedacht juist als dien éénen boom, die krachtens den wil van den hofbeziller een uilzonderingsposilie in den tuin gekregen heeft. Nog één jaar zal aan dezen vijgeboom bizondere zorg besteed worden. Maar, — blijven dan de vruchten nóg weg, dan valt hij onverbiddelijk.

Als Christus dat gezegd heeft, trekt Hij verder naar Jeruzalem. Hij doet in deze stad veel weldaden, geneest er buitengewoon veel zieken, heefl zelfs, in het laatst van zijn leven in vernedering hier op aarde, een massagenezing in die stad verricht, en de stem van zijn profetische prediking zoo luid mogelijk juist daar doen hooren. Was dat het sparen van dien boom? Ja, zeker En eigenlijk was het nog heel wat meer. Het was bemesting. Maai- wie goed toe-zag, en de gelijkenis van den vijgeboom in zijn hart bewaard had, die begreep hel goed: die genezingsweldaad in die laatste week, die had de klem van een ultimatum. Elke nieuwe 'voorraad mest, elke iiieuwe zegening is een lütimatum. En terwijl Christus als geneesmeester optreedt over de stad, broedt zijn harl, dat ambtelijk klopt in gehoorzaamheid, reeds over haar oordeel en verderf.

Ook hier spreekt ons weer toe, en spreekt oins v 1 e e s c h weer tégen, de boodschap van de „ergernis", de , , dwaasheid" van de prediking van .lezus. Blinden leeren zien, lammen gaan loopen, kinderen worden gezegend. BeUiesda ziet Hem in zijn ontfermende liefde. Maar het is alles; ultimatum. En zóó is nóg elke zegen in het leven van wie zich van God vervreemdt een ultimatum. Het is — wat de intensiteit betreft — misschien het uiterste bevel, wijl, wat den tijd aangaat, wellicht het laatste. De geneesmeester, die een jaar lang den onvruchtbaren boom uitbundig heeft verzorgd, heeft de bijl reeds aan den wortel van den boom gelegd. En als hij komt straks om te slaan, dan komt hij als een dief bij nacht. Alle zegen in den tijd is voor het vleesch een ultimatum, dat men toch zal leeren bidden om den zegen voor de eeuwigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's