Kerstmis 1936.
Weer naakt d' adventstijd, HEER, en weer Uw heihg feest. Dat éénmaal is geweest Maar dat wij t' eiken jaar gedachtenis gaan stichten. Wil ons herdenken richten In 't lood van 't Woord alleen, en drenk met Uwen Geest Den geest, die schuchter vreest In ziele-woon nü witte wijding nog t' ontvangen Nu Satans woeste zangen Des werelds kimmen roeden in den ruigen gloed Van Uwer scheps'len bloed. Staal dien verslagen geest, die zindert van verrukken, Doch veel zich neer wil bukken. Bedroefd naar troost, daar 't strijden wordt zoo bitter bang : Gij toeft zoo wonder lang Sinds voor het eerst Ge deed de heem'len zingend scheuren Bij 't goddelijk gebeuren Dat naar den eeuw'gen Raad ontsloot d' Immanuël Voor 't hunk'rend Israël. Maak toch in 't wachten sterk, wil alle vrees ons rooven, Doe stugger ons gelooven. Zoo knielen wij straks neer in diepe zielevreugd, In U alleen verheugd, Die, poover Kerstkind, eens op aarde werd geboren In stal en stroo verloren. Maar Die op wolken komt, als stijgt de nood op 't hoogst. Om Uwen wereldoogst!
JAN DE MARE.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1936
De Reformatie | 8 Pagina's