GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

By de Jaarwisseling.

En die op den troon zat, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf; want deze woorden zijn waarachtig en getrouw, Openb. 21:5. We kmanen, als we ons iets meer aan den grondtekst, ook in de volgorde van woorden, houden, en eene eenigszins andere lezing volgen, ook vertalen: En die op den troon gezeten is, zeide: Zie, nieuw maak Ik alle dingen. En Hij (of: hij) zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. Dan komt meer uit, dat Hij, Die nu sprak, aldoor op den troon zit. Oofe treedt dan beter in het licht, dat het hierbij bizonder gaat om de gedachten van nieuw, en van alle dingen. Het is wat moeilijk te beslissen, of de laatste woorden van dit vers gesproken werden door God Zelf, dan wel door de stem van VS 3. In dit laatste geval echter toch op 's Heeren bevel. De woorden „tot mij" zijn denkelijk eene latere toevoeging, maar die geene verandering van zin aanbrengen.

Wat ons in deze woorden wel treffen moet, is de uitdrukkelijke verzekering in de tweede helft van dit vers.

Was die stellige betuiging noodig?

God Zelf sprak toch de voorafgaande woorden.

En heeft Zijn Woord bevestiging van noode?

In zichzelf natuurlijk niet.

God is de Waarachtige, Die niet liegt. Hij is getrouw, en Hij doet, wat Hij belooft, of dreigt, wanneer althans die belofte öf bedreiging piet voorwaardelijk werd gesproken.

En daarvan is hier ook zelfs niet de minste schijn.

God spreekt nu volstrekt, geheel zonder eenige conditie.

Daarom behoefde dit woord ook geene nadere verzekering betreffende zijne betrouwbaarheid en waarheid.

Toch geeft de Heere die hier.

Waarom doet Hij dat?

Om onzentwil.

Omdat wij Hem zoo weinig gelooven, en dikwerf zoo moeilijk aan de waarheid van Zijn woord vasthouden, hoe duidelijk en stelUg Hij het spreke.

We zullen het veelal wel niet rechtstreeks onwaarheid heeten en tegenspreken. Integendeel zullen we het erkennen als de gewisse waarheid. Maar menigmaal blijkt dat meer eene zaak der lippen, die ons niet aangrijpt, noch in heel ons bestaan en doen beheerscht.

En daarom nu deze uitdrukkelijke verzekering bij dit woord des Heeren.

Opdat de waarheid van de vernieuwing aller dingen door den op den troon Gezetene ons altoos helder voor den geest zou staan, diep ons in de ziel zou indringen, scherp zich als zou afdrukken in ons gemoed, teneinde wij alles wat er geschiedt, in haar licht zouden zien, en bij alles met haar rekenen.

Keeds de Prediker zeide : Hetgene dat er geweest is, hetzelfde zal er zijn, en hetgene dat er gedaan is, hetzelfde zal er gedaan worden, zoodat er niets nieuws is onder de zon, 1: ; 9'.

En zoo schijnt het.

Het ééne geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde staat in eeuwigheid. Ook rijst de zon op en de zon gaat onder, en zij hijgt naar hare plaats waar zij oprees Alle beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol... Alle deze dingen worden (zóó) moede, dat niemand het zoude kunnen uitspreken. Het oog wordt niet verzadigd met zien en het oor wordt niet vervuld van hooren, Pred. 1: 4—8.

Het is altoos weer eenerlei, schijnt het, altijd weer hetzelfde.

De menschen worden geboren, zij groeien op, zij sterven.

Dat gaat maar immer zooi door.

Er zijn er die jong sterven, er zijp er die oud worden. Er zijn er, ^die in de kracht van hun leven wegvallen. Sommigen worden ineens weggerukt. Anderen kwijnen langzaam weg. Dezen komen tot macht. De meesten krijgen nooit ©enigen invloed van beteekenis. Gebrek hier, overvloed daar.

En dat kan gezien worden overal, eeuw uit, eeuw in.

Waar blijft dan de vernieuwing aller dingen?

Het oude jaar vlood heen, een nieuw brak aan.

Is dat dan niet iets nieuws?

Maar dat gebeurt honderd maal in eene eeuw.

En sedert de schepping van den mensch is het reeds duizenden malen geschied.

Waar is dan het nieuwe?

Toch zeide Hij, Die op den troon gezeten is: Zie, nieuw maak Ik alle dingen.

En Hij gaf nog Zijn bevel ter bevestiging: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.

Zoo zal dan ook geschieden, wat God met dit woord heeft uitgesproken.

Of wij het reeds in vei^ulling zien gaan, dan mogelijk van zijne verwerkelijking nog niets merken, doet er niet toe.

De waarheid van dit woord hangt niet af van 's menschen waarneming, evenmin als van zijn doen.

Het is niet zijn woord, het is Gods woord.

En Hij, Die het sprak, zal ook Zelf voor zijne daadwerkelijke vervulling zorg dragen.

Op Zijnen tijd.

Johannes zag nu eenen nieuwen hemel en ©ene nieuwe aarde. De eerste hemel en de eerste aarde waren weggegaan. En de zee was niet meer. En hij zag het nieuwe Jeruzalem nederdalen uit den hemel van God, toebereid als eene bmid, die versierd is voor haren man. En uit den troon klonk een sterke stem: Zie, de tent Gods is bij de menschen en Hij zal bij hen wonen en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn. En Hij zal alle tranen van hunne oogen afwisschen, ©n de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan, Openb. 21:1—4.

Daarop volgen 's Heeren woorden: Zie, nieuw maak Ik alle dingen.

In de vorige verzen worden all© dingen geteieikend als reeds nieuw.

Toch zegt de Heere niet: Zie, Ik heb alle dingen nieuw gemaakt. Ook zegt Hij niet: Ik zal alle dingen nieuw maken. Maar Hij zegt: Zie, nieuw maak Ik alle dingen.

De Heere stond toen gereed, het te doen. Johannes had de vernieuwing reeds gezien, doch in visioen. De verwerkelijking moest nog intreden. En haar zou God nu werken. Daarom gebruikt Hij het praesens, den tegenwoordigen tijd: Ik maak alle dingen nieuw. Hij zeide: Het is ge­ schied. Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet. Die overwint, zal alles beërven, en Ik zal hem tO't ©en God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn, Openbaringen 21: 6—7.

De volle vervulling hiervan ko^mt eerst met den oordeelsdag en met de eeuwigheid. Dan zal de Heere in vollen omvang alles vernieuwen, liemel en aarde met wat er op en in is. met terdete^ doening van al wat verkeerd is, zondig, onrein, goddeloos. De gansche schepping zal dan onverduisterd stralen in de heerlijkheid Gods.

Maar dit toekomstige doe ons het heden niet voorbijzien.

De komende volle vernieuwing moet de steeds doorgaande zeer gedeeltelijke ons niet onopgemerkt laten voorbijgaan.

God de Heere is ook nu reeds dagelijks bezig, vernieuwing op aarde en in den hemel te werken, ter voorbereiding van de volle vernieuwing met den dag des oordeels en het aanbreken der eeuwigheid.

Elke jaarwisseling stelt het ons klaar oogen. voor

Het schijnt wel steeds hetzelfde, bok bij elke wisseling der jaren.

Maar dat is slechts schijn.

Elk jaar geeft God ons nieuw koren, nieuwe aardappelen, nieuwe vrucliten, nieuwe krachten tot den arbeid, nieuwe gelegenheden.

Telkens geeft Hij nieuwe toestanden en verhoudingen, onverwachte verwikkelingen, nieuwe zorgen ook, en vreezen, nieuwe blijdschap en uitredding, nieuwen regen en nieuwen zegen, nieuwe omstandigheden in de gesteldheid der natuur en in de samenleving der volkeren.

Aldoor ook geeft Hij nieuwe menschen.

Ieder jaar vallen er meer dan 50.(XX).000 weg door den dood. En ieder jaar verschijnen er weer meer dan 50.(X)0.000 nieuwe menschen op aarde.

Bij de vorige jaarwisseling maakt dat een verschil enkel in de menschenwereld van meer dan 1(X).000.000 menschen. Ruim vijftig millioen menschen, die er einde 1935 nog waren, zijn er n(u niet meer. Ruim vijftig millioen andere, die er toen nog niet waren, zijn er nu wel.

En dat gaat ieder jaar zoO' door.

Neen, het is niet steeds hetzelfde.

Ook niet bij elke jaarwisseling.

Het is steeds weer anders en nieuw, ofschoon daar ook telkens veel gelijkheid zij.

God vernieuwt immerdoor hemel en aarde en menschheid, doch met wegneming en verdelging, opdat Hij straks alles vernieuwe in vollen omvang en in vollen zin.

En die op den troon gezeten is, zeide: Zie, nieuw maak Ik alle dingen.

De troon is symbool van oppermacht en van gericht, van souvereiniteit en heerschappij, van rechtspraak en oordeel.

En zitten op den troon spreekt van de uitoefening van koningsmacht en van het rechterlijke beslissen.

Deze beeldspraak zegt hier, dat God Mj deze vernieuwing handelt als opperste Souverein, naar eigen welbehagen, en als Koning over alles, over hemel en aarde met alle schepselen, en als Rechter van engelen en menschen, over al wat gedaan wordt, goed of kwaad.

Daarom geschiedt deze venüeuwing door oordeel.

Tien- en tientallen millioenen menschen zinken ©Ik jaar weer weg in den dood.

God oordeelt hen.

Het is den mensch gezet te sterven.

Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeeren, heeft Hij gesproken.

In ieder jaar valt er zoo- onnoemelijk veel weg. God vernieuwt onder oordeelen, met vomnisvelling.

Hij neemt echter niet alleen weg. Hij stelt weer andere millioenentallen in hunne plaats, en nog steeds meer, dan die Hij wegnam. Hij is de Almachtige, Die maar heeft te spreken, en het is er. Jiij wordt niet moede noch mat.

Duizenden van jai-en heeft Hij zoo gehandeld. En nog altoos handelt Hij opnieuw zoo. Wamt Zijne kracht wordt niet verteerd. Al wat Hem behaagt doet Hij. En dat blijft Hij doen jaar lün jaar uit, eeuw na eeuw, nu reeds tientallen vam eeuwen aaneen.

Hij heerscht over hemel en aarde, gebiedt over z.on en maan, eiken dag, geeft regen, of droogte, naar Hij wil, voorspoed, of tegenspoed, gezindheid en ziekte, steeds weer zooals het Hem belieft.

Hier neemt Hij hem of haar weg, die niet gemist scheen te kunnen worden.

Daar spaart Hij dengene, die ontzettend veel verderf in kleiner of grooter kring aanricht, soms volken en landen verwoest.

Hij doet Zijnen regen vallen in de woestijn. En het vruchtbare veld verkwijnt soms door droogte.

Ellendigen komen om van gebrek. Anderen leven in overdaad en verkwisting, en weten van geblaseerdheid niet, wat zij nog verder aan dwaze dolligheid zullen uithalen.

En God zit op den troon, en regeert, en werkt, en oordeelt, en brengt verandering teweeg, en vernieuwt hemel en aarde, ma, ar wij begrijpen het niet.

Hij is wonderlijk van raad, Hij is groot van daad, Jes. 28:19.

Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden. Hij is groot van kracht; doch (door) gericht «n groote gerechtigheid verdrukt Hij niet, Job 37:23.

Hij is souverein en almachtig, wijs en rechtvaardig, goedertieren en groot van gericht, onveranderlijk en onbegrijpelijk, vol van majesteit, maar ook van genade.

Elk jaar opnieuw doet Hij het aanschouwen.

Bij elke jaarwisseling valt het duidelijk te zien.

Ook in het nieuwe jaar zal Hij het Zich wederom betoonen.

Alle dingen maakt Hij reeds nu nieuw, ter voorbereiding van de volledige vernieuwing van hemel en aarde aan het eind der dagen.

Maar Hij doet het zittende op den troon, met ontroerende gerichtsoefening, vol van genadebetO'On, in onbegrijpelijke Goddelijke grootheid en majesteit.

Zeer groot is onz, e Heer, vol krachten; Onpeilbaar diep zijn Gods gedachten; Daar Zijn verstaiid, nooit af te meten, Ver overtreft al wat wij weten. Zachtmoedigen wil Hij bewaren, Hij houdt ze staand' in hun gevaren; Maar goddeloozen doet Hij bukken, Bezwijken onder d'ougelukken. Ps. 147:3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's