GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Obligatie'leeaingsn.

II.

Er is echter nog een geheel andere kant aan de zaak, die niet mmder ernstig onder de o ogen moet worden gezien. Niet alleen die, laat ik ze nog eens zoo mogen noemen: „weigerachtige" obligatiehouders hebben het recht om zich tegen zulk een hen alleen treffende extra aflossing te verzetten, doch ook elk der andere obligatieih ouders, die wel tot renteverlaging zijn toestemming gaf, kan, desnoods in rechten, een kerk of vereeniging aanspreken en vorderen, dat men een extra aflossing, als boven besproken, dus buiten een aanwijzing-door-loting, niet zal doen. Zij hebben daarvoor alle redenen. Want deze, wel bereidwillige obligatiehouders, worden blijvend belast met het risico dat toch aan elke geldleening verbonden blijft. Dit risico wordt zelfs vergroot wanneer de gelden, voor de genoemde extra aflossingen noodig, niet opnieuw worden geleend, maar gehaald uit de vandaag voorhanden zijnde kasmiddelen. Het kan zijn, dat een kerk of vereeniging door allerlei oorzaken vandaag ruim bij kas zit en zonder verstoring van het financieringsplan voor de e.k. jaren zulk een som kan missen. De houders der niet afgeloste O'bligaties zullen dan in de komende jaren, 10, 20, 30 of meer jaren geen andere allossingsmogelijkheid zien dan de jaarlijksche aflossing, zooals die indertijd bij het prospectus is overeengekomen. En nu moge het waar zijn, wij merken het met dankbaarheid op, dat onze kerken en vereenigingen in liet algemeen haar verplichtingen jegens geldschieters steeds volledig hebben vervuld, doch op dezen ervai-ingsregel mag men toch niet absoluut bouwen. Niemand mag verwaarloozen de zeer ernstige moeilijkheden waarvoor wij in de laatste jaren, meer dan het tegenwoordige, althans jongere, geslacht ooit heeft gekend, zijn geplaatst. En ook niemand kan garandeeren, dat de ervaring-tot-nu-toe zal bestendigd blijven in de nabije en in de verre tO'6komst. Men moet er rekening mee houden, dat te eeniger tijd kan blijken, dat een kerk of vereeniging niet in slaat zal zijn haar schulden geheel te betalen. Wanneer dan ooit de noodzaak van schuldvermindering, hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen, (bij voorbeeld door een faillissement), ontstaat, dan worden dus daardoor getroffen allen, die op zulk een oogenblik nog schuldeischers van een kerk of vereeniging zijn. Welnu: doiet zich zulk een geval voor bij een kerk of vereeniging, die vandaag een extra aflossing doet buiten lO'ting, dan zal men zien, dat een „weigerachtige" geldschieter dien toekomstigen crisisdans ontsprongen is, terwijl de geldschieters-obligatiehoudiers, die heden vrijwillig het offer brengen van een renteverlaging, in de toekomst bovendien getroffen worden door een verlies van zooal niet de geheele, dan toch van oen gedeelte der hoofdsom.

Nu heeft uiteraard ieder die geld leent aan ©en kerk of vereeniging met dit risico ook rekening te houden. Maar men late dit risico dan toch bestaan binnen de enge grenzen zooals die door een lotingsbeding-lirachtens-prospectus zijn getrokken. Men verlegge die grenzen niet willekeurig en eigenmachtig door een aflossing op andere wijze dan door het prospectus is voorgeschreven. Laat men zich dus blijvend daaj-aan binden om ten allen tijde, ook indien er nog eens andere moeilijkheden mochten komen dan tot nu toe, jegens alle in de toekomst nog bestaande schuldeischeris te kunnen volhouden, dat men in het verleden tegenover ieder eerlijk, volkomen objectief heeft edaan al waartoe men zich heeft verbonden. En laat men niet het risico binnen halen, dat, ook al moge een geding voor den rechter niet waarschijnlijk zijn, toch grond zou ontstaan voor et verwijt, dat men de goede trouw en de contractueele verplichtingen heeft geschonden.

Vraagt men, na dit alles, of dan een kerk of vereeniging of welk ander instituut dan ook bij het bovenstaande belang kan hebben, het hoofd maar in den schoot moet leggen en zich maar moet laten welgevallen, dat de één wel en de ander niet een offer brengt, dan antwoord ik het volgende. De eenige oplossing uit moeilijkheden, als boven geschetst, zie ik in 'een algeheele aflossing. Vanzelfsprekend alleen wanneer het pro'spectus zulk een aflossingsmogelijkheid bevat. Men zou dus in gevallen, waarin men niet met alle obligatiehouders vrijwillig het gewenschte accoord kan verkrijgen, kunnen overgaan tot het sluiten van een nieuwe geldleening, waardoor men de middelen verkrijgen kan om de oude geldleening geheel af te lossen. Het is duidelijk, dat het lotingsbeding hier geen moeilijkheden meer oplevert; dat beding komt immers alleen maar in aanmerking en in toepassing, zoolang men niet de geheele leenmg, maar slechts een gedeelte daarvan kan aflossen. Deze manier van doen, (een geheel nieuwe leening), is ongetwijfeld moeilijker en ook kostr baarder dan een aflossing bij gedeelten. Maar liever een nadeel, respectievelijk een geringer voordoel, dan een voordeel waaraan smetten kleven. Dit zij en lilijve de regel, overal, , maar zeker op het terrein van onze kerken en vereenigingen.

Het schijnt niet gemakkelijk om dezen eenvoudigen regel vandaag nog als algemeen bindend te zien. Dat bij sommige besturen, oO'k onder ons, overwegingen, als boven besproken kunnen opkomen, moet niet al te zeer bevreemden. Zij hebben toch andere instanties zich zien voorgaan in Ihet schenden van het eens gegeven woord. Als misschien deze woorden ietwat te forsch schijnen, dan formuleer ik het zóó, dat menige instantie vandaag besltüten neemt en maatregelen treft, die naar veler opvatting een schending beteekenen van het eens gegeven woord, zoodat men heeft moeten ervaren, dat er langdurige en ingewikkelde processen voor den wereldlijken rechter gevoerd worden over de vraag wat die inhoud en het bin-

dend karakter is van bepaalde woorden uit een prospectus. Men heeft het in de laatste jaren beleefd, dat bepaalde Uchamen het hebben durven bestaan om zelfs in rechten te verdedigen ©en maatregel, die door vrijwel iedereen-buiten-zulkeen-college geacht werd als in strijd met hetgeen naar gewonen omgangsregel onbetwistbaren inhoud van de gemaakte overeenkomst was. En men heeft het verder nog beleefd, dat zulke instanties er niet eens tegen opzagen te verklaren dat, ook al zou een rechter haar in het ongelijk stellen, zij zich dan nog daarvan niets zouden aantrekken. Ze zouden dan wel, nolens volens, voldoen aan het rechterlijk bevel, doch dan idtsluitend jegens de partij die met haar procedeerde. Wat dan beteekent, dat, indien die partij niet anders bedoelde dan een proefproces, hetwelk naar algemeens usance een maatstaf zal zijn, welke toegepast behoort te worden jegens alle anderen die in gelijke positie verkeeren als de procedeerende partij, van dien gulden regel thans zal worden afgeweken.

Uitdrukkelijk is dit onlangs, namens zulk een instantie, verklaard, zelfs tijdens het proces, zelfs tegenover den rechter, die deze partij voor Zich zag. Dal door zulk een opvatting tegelijk de rechterlijke macht beleedigd werd, was geen bezwaar om toch deze vérgaande poging tot intimidatie te doen. De betrokken instantie wilde door haar weigering om de consequentie uit zoo'n proefproces te aanvaarden, derhalve een noodzaak scheppen voor lederen schuldeischer individueel, om opnieuw een proces tegen haar te beginnen. Zulk een instantie speculeert er daarbij natuittlijk op, dat vele houders van obligaties er tegen op zullen zien om, ter wille van een betrekkelijk klein bedrag, naleving van rechten, in rechten, te vorderen. Zij verklaart tevens niet te zullen versmaden voordeelen, die, krachtens de rechterlijke uitspraak, wederrechtelijk zijn.

Men kan zulke dingen niet zwaar genoeg taxeeren. Want daardoor ontstaat een zoO' ernstige ondermijning van wat tot nu toe in het maatschap^ pelijk verkeer algemeen heeft gegolden, dat men zich bang afvraagt tot welke consequenties dit moet leiden. En wanneer zooiets dan nog geschiedde doior een debiteur die geen al te belangrijke plaats in de maatschappij inneemt, dan zou men zich nog kunnen troosten met de gedachte, dat er altijd slechte individuen kunnen bestaan onder een massa, die in het mecrendeel zich wel volgens wet en zede wil gedragen. Doch wanneer men daarbij Vennootschappen aantreft, die een wereldnaam hebben, dan wordt het uitermate bedenkelijk. Een houding als even bedoeld heeft men gezien van de Amerikaansche „Bethlehem Steel Company", maar ook van de onder ons zeer bekende „Komnklijke Petroleum Mij". Zélfs Overheidsorganen hebben dezen verkeerden weg bewandeld. Ook een gemeentebestuur als het Rotterdamsche heeft er niet tegen op gezien terzake van de draagwijdte van een goudclausule bij een door haar uitgegeven leening, een procedure aan te durven. Men mag zeggen, dat algemeen die houding van het Rotterdamsche gemeentebestuur is veroordeeld. Veroordeeld, niet alleen maar door den een of anderen inhaligen obligatiehouder, maar ook algemeen in de pers en zelfs door het bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel, dat een uiterst scherpen tegenmaatregel tegen dat Rotterdamsche gemeentebestuur heeft genomen. Het heeft daarbij bevreemding gewekt, dat het Rotterdamsche gemeentebestuur de vrijheid kreeg tot zulk een procedure. Want daarin staat een gemeentebestuur niet vrij en niet zelfstandig. De Gemeentewet verbiedt in art. 228 (letter i/j) aan elk gemeentebestuur om te gaan prooedeeren zonder verlof van de Ged. Staten. Derhalve is althans de toestemming van zulk een college noodig. Menigeen had verwacht, dat van (hooger hand wel een zoodanigen invloed via Ged. Staten op het Rotterdamsche gemeentebestuur zou zijn uitgeoefend, dat dit gemeentebestuur er toe gebracht zou zijn om te doen wat ieder als den. vanzelf sprekenden inhoud van de aangegane verplichtingen heeft opgevat en om niet gewin te willen trekken uit een wellicht in rechten er door te sleepen interpretatie van een of meer woorden uit een contract, i)

Ik noem deze dingen niet om een ietwat poliüek getint debatje te gaan openen over hetgeen de economische geschiedenis van den laatsten tijd ons heeft doen zien, doch wel om te doen gevoelen, dat zulke ervaringen oorzaak kunnen zijn dat menigeen, of laat ik liever zeggen enkelen, ook onder ons, soms het stuur verliezen. Maar de bitterheid, die opkomt, wanneer erv£U-en moet worden, dat men steeds minder op het eenvoudige woord afkan en dat men zich steeds meer moet hoeden voor allerlei juridische spitsvondigheden, moet nooit zoo grooten inslag op ons denken verkrijgen, dat wij, onder ons, elkaar niet zouden opwekken om het gegeven woord, in al zijn eenvoud, tot hel uiterste na te leven. Een eerlijke, zoo weinig mogelijk ingewikkeld gemaakte houding, zal niet anders dan zegenrijk kunnen werken op ons kerkelijk- en vereenigingsleven en da, armede op het maatschappelijk verkeer.


1) Het ziet er wel naar uit, dat dit „door-sleepen" inderdaad mogelijk zal blijken. Want vóór de correctie van •deze drukproef is bekend geworden de uitspraak van den rechter. Thans heeft het Gerechtshof, evenals de Rechtbank, verklaard, dat de Rotterdamsche opvatting, in rechten, aanvaard behoort te worden. Ik Iaat het vonnis hier verder onbesproken. Het is mogelijk, dat er nog een uitspraak van den Hoogen Raad zal worden uitgelokt. Maar de nu gevallen beslissing van den rechter, die in de eerste plaats op de geschreven woorden moet letten, en i.e. zelfs op internationaal recht, en die we als zoodanig willen eerbiedigen, kan niet wegnemen het gevoel van groot onbehagen bij het Nederlandsche publiek, dat moet ervaren, dat het niet alleen noodzakelijk blijkt om elk geschreven woord op een goudschaaltje te wegen, maar ook, dat de totaalindruk, dien vrijwel iedereen heeft ontvangen van een bepaalde prospectus-formule, niet garandeert, dat dienovereenkomstig zal worden geleefd, ook niet door de officiëele Kchamen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's