UIT DE SCHRIFT
Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af, want aldus betaamt ons, alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af. Matth. 3:15.
Alle gerechtigheid vervullen.
We kunnen 't zoo verstaan, dat Johannes de Dooper, toen Jezus tot hem kwam om door hem gedotopt te worden, daarop niet wilde ingaan, maar Hem een volkomen afwijzend antwoord gaf. Johannes kende Hem immers als den Messias Gods! Was 't geen dwaaslieid, dat Die gedoopt zou moeten worden?
Immers, hoe ging 't toe bij den Doop"? Wat was dat eigenlijk? „En zij werden van hem gedoopt in den Jordaan, b e l ij d © n d e hun zonden". De Doop ging gepaard met verootmoediging over de zonden, met berouwvolle belijdenis daarvan. Hoe kon dan ooit de Doop aan Christus worden bediend? W'a; nt Johannes heeft ongetwijfeld geweten, dat de engel tot Maria gezegd had: dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gords Zoon genaamd worden. En dan aan Hem bedienen den Doop der bekeering, tot vergeving der zonden?
Voor het volk was dat noodig. Dat moest tot andere gedachten komen. De Joden moesten tot de erkenning komen, dat ze, al waren ze Abrahams zaad, er niet waren, dat de zonde tusschen God en hen instond, dat ze verzoicning, vergeving behoefden. Het Koninkrijk der hemelen was nabij gekomen, si edits door bekeering konden ze in dat Koninkrijk intreden; door hun ongerechtigheid stonden ze erbuiten, zoo- goed als de Heidenen. Maar nu is Johannes gekomen, om hen tot Christus te leiden en hen zoO' te doen intreden in (het Koninkrijk Gods. En die intrede in het Koninkrijk, van degenen die er buiten stonden, wordt gesymboliseerd en verzegeld in den Doop.
Maar stond Christus buiten het Koninkrijk Gods? Hij is toch de Zoon? Niet maar burger, deelgenoot van het Koninkrijk, doch de Ko-mng ervan? Als er sprake is van intreden in dat Kor ninkrijk, dan geldt dat van Johannes. Ja, die moet OiOk als een, die eerst buiten staat, ingaan. En de Koning moet hem doen ingaan. Dus Johannes lieeft noodig van Christus gedoopt te worden.
Zoo dreigt Johannes de Dooper ontrouw te worden aan zijn ambtelijke roeping. En het eerste, wat Christus doet bij Zijn publieke optreden, is Johannes te binden aan zijn ambtelijke taak. „Het betaamt ons, alle gerechtigheid te vervullen." Niet alleen Christus, ook Johannes moet dat doen, de gerechtigheid vervullen, die bestaat in het volmaken van de door God opgelegde taak. — Hier is Iemand, Die begeert in te treden in bet Ko^ ninkrijk der hemelen (daarmee erkennend er bidten te staan). Mag Johannes Hem dan weren? Ontrouw worden? Neen, Johannes, sta nu op in uw ambtelijk gezag en laat C hristus intrede n in het Ko*ninkrij k der hemelen. Beef wellicht onder die taak, sidder onder 't geweldige, 't onbegrijpelijke ervan, maar doe het. Aldus betaamt het u, alle gerechtigheid te vervullen!
Zullen we nu zeggen: wat is Johannes groot? Ja, onder die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan, meerder dan hij! Maar, de minste in het Koninkrijk der hemelen is nog meerder idan hij. Neen, Christus is hier groot. Die Johannes bindt aan Zijn ambtelijke roeping; Die, om alle gerechtigheid te vervullen, hoewel Hij Zelf de Deiu- is, niet wil ingaan in het Koninkrijk der hemelen, dan door den Deurwachter; Die, Ihoewel Hij Zelf de Zoon is, den dienstknecht erkent in Zijn ambt; Die Zidi onderwerpt aan diens ambtelijk gezag; Die ingaat door een ander, ons in alles gelijk wordend!
Christus is hier groot, want Hij vernedert Zich zoo volkomen. Hij erkent het hier: Ik sta buiten het Koninlirijk der hemelen. Vader, Ik begeer om toegelaten te worden. Van Zijn recht als Zoon, om als Zoon in te gaan in het huis das Vaders, en met den Vader gemeenschap te oefenen_, do.et Hij volkomen afstand. Dienstknecht wil Hij zijn en dat beteekent: staan onder de wet; dat beteekent ook: beladen worden met de zonden van Zijn volk en dus buitengesloten worden; Hij' is te onrein, dan dat Hij zoo maar zou kunnen behooren tot de gemeenschap van Gods volk; Hij moet eerst gereinigd worden. Hij is toch zonde gemaakt? Nog enkele jaren en Jezus Christus zal lijden buiten de poort. Dan zijn de straten van het door God verkoren Sion te heilig, dan dat Hij ze nog zou mogen betreden, dan wordt Hij, als onrein, weggedaan.
Hier, bij den Doop, begint 'tal. Hij zoo maaiburger van het Koninkrijk der hemelen? Daaimag toch niets inkomen, dat onrein is? En Hij is onrein! Voelt Gij 't nu, Jezus, wat het is, zonde gemaakt te zijn!
Een tollenaar kwam tot Johannes, om gedoopt te worden. En een soldaat. Openbare zondaren. Verschrikkelijk. Ze beleden hun zonden en werden gedoopt.
Een Farizeër keek minachtend. Hij ging wat uit den weg. „Ik dank U, God, dat ik niet ben als dezen."
Maar Jezus Christus kwam achter den tollenaar en den soldaat aan, zich vernederende ondeide zonden der Zijnen, en Hij liet Zich doopen, vlak naast die zondaren. Hij vervulde aUe gereohtigheid.
Nu mag ik, met al mijn zonden — er zijn ook wel openbare bij, verschrikkelijk! — achter mijn Heiland aangaan, vlak naast Hem komen, Hij schaamt Zich daarvoor niet. Nu mag ik me ook laten doopen, of neen. Hij heeft me al laten doopen in Zichzelf, in Zijn doop, in Zijn bloeddoopi, in Zijn dood!
Jezus Christus!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1937
De Reformatie | 8 Pagina's