GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar een nieuwe psalmberijming?

III.

In bet kort thans de opmerkingen van Ds Hasper beantwoordende, vestig ik nog de aandacht op het volgende.

1. "Wat Ds Hasper uit mijn vroegere beschouwingen over onze huidige psalmberijming verhaalde, heeft nog steeds mijn volle ln, stemniing; ik behoef er dus niet over te spreken. Dat ze het Schriftwoord meermalen te kort doet, moet niemand willen verdoezelen.

2. Inzake de kwestie der melodieën herhaal ik de betuiging van mijn volslagen ondeskundigheid; in dit opzicht verwijs ik naar de artikelen van den heer Jan Zwart in ons blad.

3. Inzake de bekorting van het aantal der strofen ben ik nog niet afgeholpen van mijn bezwaren. Ds Hasper constateert, dat hij van oordeel is geweest, „dat bij een Psalmbewerking, dio voor alle Nederlandsch sprekende Christenen aanvaardbaar moest wezen, het uitgangspunt niet genomen mocht worden in de oude staatsberijming, maar dat moest worden uitgegaan van den tekst der Heilige Schrift". Naast het aantal strophen zijner eigene bewerking moet men derhalve z.i. niet de getallen der Staatsberijming, doch die van den Hebreeuwschen tekst zetten.

Op ziclizelf zou m.i. dit systeem, indien het consequent gevolgd was, dte volle aandacht verdienen, al vind ik het niet juist, waarover straks. Maar het systeem is niet consequent toegepast. Wiare dit wèl het geval geweest, d a n zou Ds Hasper n i e t z O' o veel hebben mogen laten staan van de oude berijming. Dan had alles moeten veranderd worden. Nu Ds Hasper betrekkelijk vrij voel van de oude berijming heeft laten staan (hetgeen uit een oogpunt van continuïteit m.i. toejuiching verdient) kan hij ter verdediging van de opvallende inkorting in andere psalmen, die door hem geheel zelfstandig zijn bewerkt, zich niet beroepen op dit systeem. Want er zijn dan twee systemen gevolgd; één van 1773, en één van 1936.

Bovendien: de bewering dat Ds Haspel- het zooeven aangeduide systeem werkelijk in alles zou gevolgd hebben, lijkt me niet voldoende ondersteund in de feiten. Ik geloof dat Ds Hasper met het woord „strophe" in zijn zooeven aangehaalde uitspraak ietwat al te gemakkelijk manoeu- Weert. Het voorbeeld, dat het meest den lezer toespreekt, is dat van psalm 119. Deze psalm behoort tot die psalmengroep, welke een telkens gelijk aantal regels steeds laat beginnen met een letter van het alfabet (aleph, beth, gimel, daleth, enz. enz.) Er zijn meeri) van die psalmen: 25, 34, 37, 111, 112, 145. Het opmerkelijke is nu, dat den éénen keer de door zulk een beginletter geopende „coupure" klein kan wezen, den anderen keer „groot". Klein is ze in de psalmen 25, 34, 111, 112, 145; minder klein in 37; aanmerkelijk grooler in het geval van psalm 119.

Een vraag dringt zich hier op.

Heeft Ds Hasper, als hij ps. 119 een lied van 22 „strophen" noemt, en, zich daarop beroepende, zijn 20 coupletten tegenover d'e 22 hebreeuwsche „slrophen" een goed figuur ziet maken ook in andere overeenkomstige gevallen zich laten beïnvloeden door de 22 hebreeuwsche beginletters in iden hebreeuwschen tekst? Ik geef het lijstje: vóórop staat het aantal „coupletten" van Ds Hasper, daarna dat der hebreeuwsche coupures, welke elk voor zich beginnen met de opeenvolgende hebreeuwsche letters:

Psalm 25 : oude ber. 10 coupletten; Ds Hasper 10 34: „ IOV2 „ „ 9 37: „ 20 „ „ 11 „ UI: „ 6 „ „ 5 „ 112: „ 8 „ „ 5 „ 145: „ 6V2 „ „ 6

Hier is dus geen sprake van binding aan het systeem der 22 beginletters. Dat kon ook niet; want Ds Hasper was aan de melodie gebonden.

Maar dan ontgaat mij ook ten eenenmale, waarom Ds Hasper in het voor Gereformeerden. bepaald pijnlijk geval van ps. 119 (20 coupletten bij Ds Hasper tegen 88 in de oude berijming) ons troosten wil met de opmerking: het hebreeuwsch heeft er 22!

Bovendien: het gevolgde systeem zelf schijnt mij ten eenenmale onjuist. Ons volkslied' is, zoo men weet, zóó ingericht, dat elk van de 15 coupletten begint met de achtereenvolgende letters van den naam W-i-l-l-e-m—v-a-n—n-a-s-s-o-u

Couplet 1 vangt dan ook aan': Wilhelmus van Nassouwe Ben iok van Duytsc'hen bleet....

Couplet 2: In Godes vrees te leven Heb lok altijt betracht....

Couplet 3: Lydt u miJn ondersateu Die oprecht zijn van aert, ....

En zoo voort.

Een andere methode ware ook te volgen geweest. Iemand had — er zijn ettelijke voorbeelden — ook een vers kimnen maken, waarbij elke nieuwe regel was aangevangen met de vereischte letter. Bijvoorbeeid ('tis maar een los rijmelarijtje):

Wilhelmus van Nassouwe Ik ben van duitsc'hen bloed. Lief vaderland getrouwe Houd ik me tot den doet. Een prinse van Oranje Leef i'k vrij, onverveerd. Mijn koning in Hispanje Uitnemend Weef geëerd. Steeds in 'Gods vrees te leven.... V A N N enzoovoort, enzoovoort.

"Ware door den dichter de tweede methode gevolgd, dan zou, wat den gedachten schat betreft, met den „voorraad" van 3 strophen „volstaan" hebben kunnen worden. Nu hij evenwel de eerste methode nam, is zijn lied een aaneenschakeling van prachtige, breed uitgewerkte, gedachten geworden, veel en veel rijker, dan de eerste 3 strophen konden geven.

Voor mij is nu slechts de vraag, of in Ds Hasper's bewerking psalm 119 in de weergave van den ged ach t enrijkdom van den dichter een zelfde systeem heeft gevolgd als in andere psalmen het geval geweest is. Die vraag is niet onbillijk; want Ds Hasper heeft zelf gewenscht, dat zijn werk in den eeredienst een plaats zou vinden; de eeredienst nu legt — en dat is in Nederland zijn kracht — in den dienst des Woords, en dienovereenkomsüg ook in het lied^ het accent op „wat er staat".

En nu gaan we, hoe plat het ook lijkt, weer met den meetstok werken. In psalm 119 wordt in elke afdeeling, die een bepaalde beginletter heeft, die beginletter acht maal gekozen als aanvangsletter van 2 versregels. In de andere „alfabetische" psalmen, hierboven vermeld, leidt elke letter van het alfabet een veel kleiner passus in. Met andere woorden: wanneer in psalm 25 het heele alfabet „afgewerkt" is, dan is het materiaal aan woorden (ik zeg het èrg „cru") toch nog niet zóó veel als wanneer in psalm 119 vier letters „afgewerkt" zijn. En nu staan we voor het feit, dat bij Ds Hasper 10 coupletten van 8 regelsvoor psalm 25 noodig zijn, en in psalm 119 voor een grooter gedachtenrijkdom 4 coupletten van zes regels noodig zouden zijn, als liij althans nog elke coupure van één letter had opgeno'men in één of bijna één strofe. Maar zelfs dat heeft Ds Hasper niet gedaan. In couplet 5 vinden we elementen, die in het hebreeuwsch bij letter 3 behooren. (gimel). Het is duidelijk, dat Ds Hasper niet eens de gedachten van ps. 119 heeft saamgedrongen. Hij heeft eenvoudigweg een keus gedaan: dit wel, dat niet. :

O ja, dat is voor een aestheücus om te rillen.: de duimstok en de centimeter bij poëzie! Maal* men weet het: de aestheticus moet weliswaar het woord hebben in de zaak eener psalmberijming, doch de liturg ook, en de volkspaedagoog eveneens, en de dienaar des "Woords, en de verklaarder van onberijmde teksten ook; deze laatste zelfs in de eerste plaats.

En nu één van beide: de dichter van psalm |119 is .akelig breedsprakig, of — hij zegt geidachten, die de Geest hem ingaf. Het eerste „standpunt" verwerpen wij; het tweede bindt ons, •Maar dan is daarmee aangetoond, dat voor liturgisch gebruik de fijne nuanoeeringen vaq psalm 25 b.v. bij Ds Hasper het respect krijgen, dat ze verdienen; doch dat in psalm 119 dat respect metterdaad, of liever in de daad, ontbreekt.

Een enkel voorbeeld. Bekend en geUefd is de passage vs. 129—136 (de letter pé); ik geef ze voor de afwisseling in de vertaling-Valeton:

Wondervol zijn uwe getuigenissen, daarom bewaart ze mijn ziel. De opening uwer woorden verlicht, eenvoudigen verstandig makende. Ik doe mijn mond open en ben begeerig, want naar uwe geboden verlang ik. Wend u tot mij en wees mij genadig, naar het recht dergenen, die uwen naam liefhebben.

Zet mijne schreden vast in uw woord, en doe alle ongerechtigheid niet over mij heersc'hen. Bevrijd mij van de overmacht van menschen, opdat ik uwe inzettingen beware. Doe uw aangezicht lichten over uwen knecht, en leer mij uwe verordeningen. Mijne oogen vloeien over als waterbeken, dewijl men uwe wet niet bewaart.

Bij Ds Hasper is het niet gemakkelijk, deze passage weer te vinden (er zijn bij hem niet 22, , doch 20 coupletten, nog minder dus dan de hebreeuwsche tekst, met zijn 22 letters, telkens in 8-voudige herhaling, zou doen verwachten). Ik heb ijverig gezocht; maar ik ben niet in staat, aan te geven, waar bij Ds Hasper deze passage zijn parallel vindt. En nu ik psalm 119 nog eens' vluchtig heb .„doorgenomen", moet het mij van het hart, dat er toch inderdaad essentieele momenten van groot gewicht geheel en al weggevallen zijn. Ik vind het erg jammer; want psalm 119 stelde misschien wel de hoogste eischen uit aesthetisch oogpunt; liever nu had ik gezien, dat Ds

Hasper in dit opzicht gefaald' liad, maar tocli getoond liad, de gedachten te willen weergeven. Ik kan echter met den besten wil het bewijs voor de aanwezigheid van den sterken wil da airtoe niet bij hem ontdekken.

Dat op die manier werkelijk de teksl schade lijdt, blijkt wel uit de aangehaalde passage zelf. Er is in den aanhef een gedeelte, dat ik niet eens behoef aan Ie duiden, omdat ieder het dadelijk kent, als ik zeg: het herinnert aan psalm 19. iWelnu, daar heeft de hebreeuwsche tekst wel degelijk tot in dilt détail toe, de aandacht van Ds Hasper geboeid:

Het woord uit 's Heeren mond verkwikt te aller stond, als 'tin de zielen daalt; 't eenvoudig hart verlic'ht dal woord bij 't onderricht, w a a r i n G o d 6 w ij s h e i d straalt.

Heb ik geen gelijk, als ik beweer, dat met name in psalm 119 de tekst niet den dicliter beheersciht beeft? Ds Hasper heeft hier „bewerkt" op een manier, die wij nimmer zullen kunnen gedoogen, zoolang de Selirift bij ons die plaats innemen zal, die ze als Gods Woord hebben moet. Men lette maar eens op die vijanden, die tegensprekers, die lasteraars, die vervolgers, die in psalm 119 telkens genoemd worden; waar blijven ze bij Ds Hasper? Hun beeld is vrijwel weggeretoucheerd. Ik herhaal het: mijn respect is zóó groot, dat ik liever elke critiek terug Meld. Maar op dit punt mag ik dat niet; hier schijnt een „bewerking" tot „bloemlezing" te zijn verwrongen. Hier komt Ds Hasper mij te dicht in de buurt van Prof. Obbink, met zijn bloemlezing uit den bijbel.

Volgende week hoop ilc — als 't even kan — in één artikel te besluiten.


1) De z.g. alfabetisch-acrostichische psalmen; vgl. ook KlaagHederen 1-4; Spreuken 31:10—31. "•*^^*15!ifcs

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's