GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Provisioneele sluiting.

Ter vergadering der classis Leeuwarden is door Dr van Es, De Hangelbroek en Ds den Houting het volgende voorstel ingediend :

„De Classis Leeuwarden der Gereformeerde Kerken in Nederland, 13 April 1938, in vergadering bijeen Woensdag overwegende:

1. dat wel de duur van een Generale Synode door de K. O. niet bepaald is, maar toch wel het provisioneel sliüten eener Generale Synode en het daardoor latent laten voortduren daarvan met den geest en de bedoeUng der K. O. in strijd is;

2. dat de praktijk heeft geleerd, dat dit provisioneel sluiten voor allerlei bezwaren stelt, die naar de gangbare praktijk van onze kerkregeerlng niet gemakkelijk zijn op te lossen;

3. dat het nochtans overweging verdient —' met het oog op de grootere concentratie van het kerkelijke leven in den laatsten tijd — meer dan eenmaal in de drie jaren een Generale Synode te houden; besluit:

de Particuliere Synode van Friesland (N. G.), saam te komen Woensdag 8 Juni 1938 te Leeuwarden, te verzoeken om de Generale Synode, die in 1939 te Sneek samenkomt, te adviseeren deze zaak onder de oogen te zien".

Na bespreking is dit voorstel aangenomen.

Twee lijnen.

De heer H. Algra schrijft in Leeuwarder Kerkbode :

Dï S. U.. Zuidema, de jonge zendeling van SoJo, heeft in het Geref. KerMad voor Ned. Indië een lange en belangrijke reeks artikelen geschreven over de zinsneden uit de twaalf artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof: „Ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria".

Hij heeft daarin aangetoond, hoe zoowel uit den kring der Barthianen als uit die der etliischen stemmen opgaan, die de onbevlekte ontvangenis loochenen.

Daarna heeft hiji ook gehandeld over opvattingen in den Gereformeerden kring. Daarbij' kwam ter sprake de kwestie van de erfschuld. Christus is zonder erfzonde; noch erfschuld, noch erf smet wordt bij Hem gevonden. Ten opzichte nu van het niet toerekenen van de erfschuld ziet Dr Zuidema ten onzent twee lijnen. De eene noemt hij de lijn Kuyper—Hepp; de andere Bavinck—^^Greijdanus.

Bavindk zegt: de uitsluiting van den man bij de ontvangenis bewerkt, dat Christus, als niet in het •werkverbond begrepen, vrij bleef ivan erfschuld en daarom ook naar zijn menschelijke natuur vóór len na zijn geboorte van alle smet der zionde kon bewaard worden.

Bij Kuyper en Hepp wordt .dit vrij Wijven van erfschuld gezocht in het feit, dat Christus geen menscheli^ke p e r s o o n, maar een onpersoonlijfce mensohelijke natuur aannam.

Dr Zuidema zet dit alles duidelijk en breedvoerig uiteen WiJ! zouden wel willen, dat dergelijke artikelen ook hier te lande werden gelezen. Misschien is het mogelijk, dat de schrijver er eens iets over publiceert in het Geref. Theol. Tijdschrift.

Als dat gebeurt, daji zal men bemerken, dat hij over theologische strijdvragen anders schrijft, dan mien hier te lande in den laatsten tijd in zwang heeft gebracht.

Want hij^ verikettert geen van beide richtingen. Hij vermijdt de term: critisch gevoelen, afwijkend gevoelen, enz. En toch is hij het met de Hjn Kuyper—Hepp niet eens en prefereert hij Bavinck en Greijdanus.

Men 'ZOU zeggen: dat hij de andere lijn nu niet deformatorisch noemt, is een tekort. Het Indische tempo is blijkbaar niet snel genoeg, om de ontwikkeling in het theologisch debat hier te lande bij' te houden.

Wij' zeggen liever: Dr Zuidema verdient een compliment. Zijn methode is vruchtbaarder. Laat hij maar niet ivan methode veranderen.

Niet om wraak kunnen roepen?

Ds J. J. Buskes schrijft in 'Overtoomsche Kerkbode:

'Graag wil ik nog wat verder ingaan op 'de vraag, 'die ons een vorige maal bezig hield. De vraag was, wat het woord van de Joden: „Zijn bloed k'ome over ons > en over onze kinderen" toch eigenlijk beteekent.

Er zijn er, die zeggen: de Joden hebben Jezus gekruisigd, en die meenen, dat daarmee alles gezegd is. Het 'harde lot van de Joden is 'dan niet anders 'dan de vloek', die de Joden zelf over 'zich hdbben ingeroepen.

Ik heb 'deze gedachte als onbijbelsoh afgewezen. De Joden voor het reohthuis van Pilatus ivertegenwoordigen 'de géheele wereld. Het 'kruis van Jezus getuigt niet: zoo zijn de Jo'den, maar: zoo zi; n de menschen! Op 'Golgotha openbaart de zonde zich in haar diepste wezen, niet de zonde va: V. df Joden alleen, maar de zonde van ons allen. Golgotha he^ teekent: zoover is het met ons allen gekomen.

Nu kun je natuurlijk vragen: was het dan niet 'Ontzettend, wat de Joden riepen? Dan kan ik alleen maar antwoorden: ja waarlijk, ontzettend !

Je kunt verder vragen: heeft God dezen ontzettenden roep van de Joden dan niet gehoord en verhoord? Dan kan iik alleen maar antwoorden: ja, Go'd 'heeft geihoord en iverhoord, maar — en dat moet ik er absoluut aan toevoegen — zie nu, hoe God dezen 'kreet om bloedwraak gehoord en verhoord heeft op goddelijke wijze, door direct na Pinksteren tot 'de Jaden, die 'zoo geroepen hebben. Zijn apostelen te 'zenden, - die getuigen, dat het bloed van Jezus reinigt van alle zonden, door dit bloed van Jezus inderdaad over 'de Joden en ons allen te laten komen, maar tot verzoening van onze zonden.

Dit bloed van Jezus kan niet om wraak roepen. Wanneer je dit vergeet, spreek je niet over Jezus Christus, want dan spree'k je oiver een bloed, 'dat geen betere dingen spreelkt dan 'het Woed van Abel. Hier wordt toch wel zeer ernstig veronachtzaamd wat de Schrift op andere plaatsen zegt.

Het „nieuwe kerkrecht".

Ds H. J. Heida schrijft in Geref. Kb. Vlaardingen etc, iets over de zaak der classis Drachten, waarover Prof. Greijdanus in ons ivorig nummer handelde :

Hier, in de bekendmaking en motiveering van dit besluit, vinden wij een nieuw, tot nog toe vriji onbekend woord.

Vergissen wij ons niet, dan heeft de dissertatie van Dr Bouwman, dit woord naider bij' ons gebracht.

Dat Voetius en Hoornbeeck het 'bobben gebruikt als grond voor schorsing, is door de aanhaling en voorbeelden wel zeer aannemelijk 'gemaakt.

Dat het zóó spoedig zou doordringen in de kerkelijke practijk, had'den zeiker niet velen verwacht. Ware veertig jaren vroeger dit argument, deze

motiveering doorgedrongen tot het - kerkelijt: bewustzijn, 'de gescliiedems der kerk ware op een enkele plaats zeker gel'oopen in andere bedding.

Dan zouden Telen reeds toen dit bijltje gebruikt. hebben

Missohien, dat een enkele nog met laij" zou Ikunnen getuigen van een bijna nachteljj'ke classisvtrgadering, •waarin bij meerderheid van stemmen ook een ge- 'heele kerkeraad op een enkele na "vrerd geschorst, met geen ander argument dan het hier genoemde, maar het protest der jongeren, die zich vastklemden aan de betrekkelijke autonomie des kerlkeraads, een week later hersteld.

Aan beide 'ziJden zal toen wel eenzüdigheid geweest zijn.

Toch, hoewel de afzetbaarheid van kerkeraadsleden niet betwistende dunkt me deze motiveering de minst nauwkeurig omsohrevene, de meest aan subjectieve gevaren onderhevige, welke door Voetius worden genoemd.

Het woord wanbestuur is rekbaar en voor meer dan één toepassing vatbaar, het heeft de sterkte, maar ook de zwakheid, het individueele cachet, van aUes, wat „bestuur" heet.

Ik h^ onlangs een redenaar gehoord, die zelfs een synode vergeleek bij een „bestuur". Terecht zegt De B. A. Bos in Afiser Kerkbode :

Een tweede mysterie. Als een bom viel in ons kerkelijk leven het sensationeele bericht over moeilijkheden in de Kerk van Dirachten, van die afmetingen dat de classis een der predikanten en vijf ouderlingen ivoor 'drie maanden heeft geschorst. Ik vraag me af: Hoe is dit mogelijk? En.... waar blijft het reOht der plaatselijke kerk? 'Of zijn we op weg van onze meerdere vergaderingen hoogere besturen te maken? Ik slaak weer dezelfde verzuchting: we zullen dienen af te wachten tot ook dit mysterie zal zijn onthuld.

Gissingen.

We hebben verleden week doen uitkomen, dat het jammer is, dat over comité-zittingen publicaties zijn gedaan. P.ublicaties, die, in him onderling verband gelezen, verkeerde indrukken moéten wekken. Hoe jammer dit is, blijkt niet alleen uit enkele onjuiste ikommentaren, die men hier en daar aantreffen kan, doch ook uit 'het feit, dat sommigen met onbeantwoorde vragen zitten; zoo b.v. „De Wachter":

Volgens het besluit van de Synode zelf (in haar vergadering te Amsterdam 1936) zou zü alléén maar sam'enkomen voor de aangelegenheid van den ZendingS'hoogleeraar.

Zün er nu toch andere, gewichtige zaken ter tafel gebracht en waren deze van dien aard, dat er ia het openbaar niets van gezegd mag worden?

Is dit inderdaad in overeenstemming met het welbegrepen belang onzer kerken? Zou op deze wijze de welstand en 'de bloei onzer kerken bevorderd worden? Op één ivan de gevolgen van deze handelwijze kan ik nu reeds wijzen. Hierop n.l. dat over het behandelde in die laatste comité-generaal-vergaderingen de wildste geruchten 'de ronde doen. De één zegt er dit van, en een ander weer iets anders. En nu kan men wel zeggen: ge moet niet naar geruchten luisteren. Maar dat helpt niet veel, want die geruchten blijven loepen en maken de menschen onrustig.

Terwij'l het voor de Synode-leden, die i n 'd e r - 'daad zwijgen, söhier onmogelijk wordt hun mond te houden.

Wü moeten niet 'den weg op, dat de zaken onzer kerken in besloten zitting behandeld worden, zonder dat eenige mededeeling aan de kerken gedaan wordt.

VervO'lgens herinnert het Wad aan de publicaties in de pers, ook door ons verleden week gemeld; daarna vervolgt het:

Voor groote en grooter wordende verbazing is hier alle reden.

De Synode heeft vergaderd in comité-generaal. Van al het besprokene is in een openbare zitting niet één woord gezegd.

De Synode-leden mogen er niet over spreken. En zie, nu wordt ons in een politiek dagblad meegedeeld, 'dat de Synode ten aanzien van .een in de kerken veelbesproken belangrijke aangelegenheid gekomen is tot de grootst mogelijke eenparigheid !

Hoe tornt een politiek orgaan aan 'deze inlichting ?

Van één of meer leden der Synode ?

Maar waren deze dan niet tot geheimhouding verplicht ?

Hebben zij aan hun plicht om te zwijgen voldaan ? En •—• mogen onze kerken niet weten welke 'die „veel'besproiken belang rijke aangelegenheid" is, waarover haar Synode kwam tot de 'grootst mogelijke eenparighei'd?

Als het werkelijk een veelbesproken aangelegenheid is, 'dan is 'het zeker een publieke zaak. Maar welke reden kan er dan toch bestaan om aan 'de Kertken zelf geen enkele mededeeling te doen ?

In het boven genoemde bericht wordt er nog bij gezegd, 'dat 'het voor niemand moeilijk is om te begrijpen we'l'ke 'die „veelbesproken 'belangrijke aangelegenheid" is.

Maar — is dat wel zoo gemakkelijk ? Er zijn in onze Kerken zoo iveel belangrijke aangelegenheden, die veel besproken zijn. Welke van die vele is het ?

Een beetje nadere preciseering wordt gegeven als herinnerd wordt aan een bepaalde commissie. Er wordt echter niet bij gezegd, welke oommissie. We mogen er naar raden en velen zullen zeggen: dat is de commissie van 8 voor de meeningsverschillen.

Eenige zekerheid hebben we echter niet.

Wij tasten in het 'duister.

Omdat de Synode zich in het duister gehuld heeft. Indien er inderdaad gehandeld is over een veel besproken belangrijke aangelegenheid, die is toevertrouwd £ian 'de commissie van 8, is het onbegrijpe­

lijk, 'dat de Synode zich hiermee bezig hield, terwijl er toch geen sprake van is, dat genoemde commissie reeds met een rapport bij de Synode is gekomen.

Hebben zich dan over de opdracht, aan die commissie verstrekt, feiten ivoor gedaan, die de Synode gedwongen hebben er op in te gaan vóór dat 'het rapport der commissie ter tafel is?

En mogen onze Kerken dit dan niet weten ?

Het is natuurlijk ook mogelijk, dat het een „veelbesproken belangrijke aangelegenheid" is, die wél met den arbeid van de commissie van 8 samenhangt, maar 'die toch niet rechtstreeks bij haar behoort.

De vraag is bü mij' opgekomen : zou de Synode misschien gehandeld hebben over de b r o c 'h u r e s van Prof. H e p p en de warme aanbeveling en verdediging, 'die Prof. Kuyper gaf ia „De Heraut"?

Dat is óók een „veelbesproken belangrijke aangelegenheid".

Is 'de Synode misschien daaroiver tot „'de grootst mogelijke eenparigheid" gekomen ?

Maar is er dan bezwaar tegen 'dit publiek te zeggen ?

Het zou de rust in de Kerken ten goede komen.

Want 'door 'deze publicaties is groote onrust gewekt.

Er zijn menschen, die dit vergeten. En dan zeggen: „De Reformatie", 'die doet het eigenlijlk.

In dit verband zou ik even willen herinneren aan 't spreekwoord, ' dat D'r Kaajan onlangs in de „Utreohtsche Kerkbode" aanhaalde: „De één mag een 'koe stelen, en de ander mag nog niet in den stal kijken".

De polemiek van 'den laatsten tijd vindt 'haar oorzaak in de pubUcaties van Prof. Hepp en de aanbeveling van „De Heraut".

Prof. Hepp, die ziob de benoeming tot lid van de commissie van 8 liet welgevallen, achtte het oorbaar in brochures mede-commissie-leden en anderen te beschuldigen van afwijking ivan 'Schrift en belij'denis. De wijze, waarop hij dit deed, is bekend.

Natuurlij'k is 'hiertegen verzet getomen. Van verschillende zijden, en niet alleen van de zijde van „De Reformatie". Maar nu heeft niemand het recht om te zeggen, dat zij, die tegen Prof. Hepp geschreven hebben eigenlijk 'de schuldigen zijn.

't Zou miJ bijzonder verblijden, als de Synode in haar besloten zittingen met de grootst mogelijke eenparigheid heeft uitgesproken, dat een commissie-lid niet een ander commissie-lid publiek van afwijking van Schrift en belijdenis mag beschuldigen, maar dat 'de zaken eerst in de commissie van 8 en daarna op 'de Synode moeten behandeld worden.

Dan is aan de polemiek van 'den laatsten tijd oogenblikkelijk een eind gemaalkt.

Want Prof. Schilder heeft meermalen in dezen 'geest publiek een verklaring afgelegd.

Moge het inderdaad zóó zijn !

Ds B. A. Bos sprak in Asser Kerkbode zich aldus uit:

We wandelen temidden van mysterieën. De „Synode van comité's-generaal" is afgeloopen. Er is gesproken 'Over „een in de kerken veel besproken belangrijke aangelegenheid", 'die blijkbaar in verband staat met 'de kwestie der bekende „oommissie van acht", welke de Synode van 1939 heeft te adviseeren over meeningsverschillen. En het vers'lag zegt daarbij dat men „gekomen is tot de grootst mogelijke eenparigheid". De veel besproken belangrijke aangelegenheid zal wel zijn de samenvatting ivan de publicaties van Prof. Dr V. Hepp, waarover nu al enkele jaren in onze Kerken allerminst eenparigheid bestaat. Blijkbaar geeft nu het verslag aanleiding tot de zeer gewenschte veronderstelling, dat Prof. Hepp einde'Iiik gekomen is tot de intrekking van zijn brochures. Dat zou een heele opluchting zijn, en de 'historie onzer Kerken zou met eere deze geheime synode in haar annalen kunnen vermelden, als mijn veronderstelling waarheid zou blijken te zijn. Voorloopig zullen we dienen af te wachten, tot 'het mysterie wordt onthuld.

Er wordt in het duister getast. Een syno'delid schreef over het gebeurde ter synode op een manier, die verkeerde conclusies suggereeren moét. Maar een ander zal daartegen niet kunnen opponeeren vanwege het comité.

DB Vellenga besluit in Geref. Kb. Dlr. en Ov.:

Wij spreken er echter geenszins onze blijdschap over uit dat wij op deze wijze mogen kennis nemen van een orakelachtige mededeeling.

Of „welingelichte zijde" ziöh versproken heeft, of dat journalistieke boroepsijver van de zijde der krantemnenschen „welingelichte zijde" te sterk geworden is, wij weten het niet.

Wü weten echter wel hoe wij de weg moeten noemen, waarlangs 'dit bericht wereldkundig geworden is.

Dat is de weg ivan het lek.

Voor welke weg zach „welingelichte zijde" had moeten hoeden, voor welke weg zich ook „'de pers" had moeten hoeden, te meer nu het moderamen zoo welwillend was geweest mede te deelen waarom de vergaderingen in besloten kring gehouden werden.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's