GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een oordeel over de jeugdkerk.

Uit „Haarlems Dagblad" (25 Juni) citeereii we het volgende:

In een vergadering van den Algemeenen Kerkeraad der Ned. Hervormde Kerk te Haarlem is de geestelijike toestand der gemeente breedvoerig besproken, met name de vraag hoe de kerkgang te bevorderen is. In het offioieele verslag daarvan lezen wij:

„Ieder is zich bewust van de veranderde tijden, die ook voor het kerkelijk leven nieuwe wegen en methoden vragen. Met wat de menschen wenschen en met wat vat op hen heeft moet zeker rekening gehouden "worden, maar het handelen der Kerk worde bepaald door wat uit haar wezen en opdracht voortvloeit. Het blijft een zaak van ernstige bezinning, hoe de kerk in onze dagen Christus heeft te verkondigen en in haar arbeid Hem heeft te dienen en hoe zij daarin de menschen bereiken en dienen moet. De taak der Kerk is een dubbele: zorg voor de gemeente en zorg voor degenen, die nog niet tot de gemeente behooren, maar aan wie op de meest duidelijke en doeltreffende •wijee het Evangelie verkondigd moet worden.

Samenkomsten met een evange­ liseerend karakter zijln wellicht gewensoht naast den dienst des Woords. De Kerkeraad hoopt hiertoe een weg te vinden.

Daarnaast zal in de gemeente alles in het werk gesteld moeten worden om het kerkelij'k bewustzijn en verantwoordelijlcheidsbesef te verdiepen en te verstenken. Mien leeft te individualistisch en zoekt overal wat van zijn gading is. Deze houding deugt niet.

Op verschillende euvelen in het gemeenteliit leven wordt de aandacht gevestigd. Allo onderdeelen van den kerkelijken arbeid zullen steeds intensiever moeten werken. Inspanning en trouw wordt geëischt van allen, die een ambt of functie vervullen.

Er zijn allerlei zieke toestanden, die wachten op gezondmaking. Is het b.v. goed, dat de jeugd altijd apart vergadert? Waarom geeft de jeugdkerk zoo weinig winst voor het kerkelij'k leven? Moeten ook hier niet nieuwe banen worden gezocht? De jeugd hoort in de gemeente en niet er naast.

Dit alles is in ernstig beraad genomen."

Men ziet, dat het in dit artikeltje ook nog over andere zaken gaat dan over jeugddiensten. Het leek ons ecliter nuttig vooral bij wat omtrent deze diensten gezegd wordt den vinger te leggen.

Geheime Synodevergaderingen.

„The Calvin Forum" (Amerikaansch) schrijft over de jongste zittingen der Synode:

De April-zittingen der synode waren in één opzicht uniek.

Terwijl synode-zittingen gewoonlijk publiek zijn, waren de in April gehouden zittingen practisch alle zittingen in comité. Niemand kreeg toestemming, die als toehoorder bij te wonen. Natuurlij'k wekte deze geheimzinnige sfeer de nieuwsgierigheid op.

Wat 'kon het zijn dat de synode zoo met gesloten deuren bezig hield? Was het misschien de aangelegenheid van geschillen tussschen enkele professoren aan de Vrije Universiteit? Was het misschien over het op handen zijnde rapport van de Commissie van Acht? (Deze commissie moet rapport uitbrengen in 1939 op de volgende generale synode, die in Sneek zal gehouden worden). Wat was het geheim? Nu, een journalist van „t)e Standaard" ontving eenig nieuws. Een „welingelichte bron" bracht hem de mededeeling over dat de synode ten opzichte van een veel besproken en zeer belangrijlke aangelegenheid tot de grootst mogelijke eenstemmigheid was gekomen; en dat de voorzitter der synode zijn vreugde daarover had uitgesproken.

Men kwam ook te weten dat de slot-psalm der synode was geweest Ps. 79 : 4. Deze psalm zegt o.m.: „Gedenk niet meer de zonden wie wij bedreven, maar dat zij alle uit gunst mogen worden vergeven...."

En nu brengt het niet-toegelaten publiek het ééne in verband met het andere. Wanneer hun voorstelling juist is, is het geheim onthuld. Wanneer zij het mis hebben zal het toch als waarheid worden aanvaard omdat de synodale afgevaardigden nog gehouden zijin, het stilzwijgen te bewaren.

Tot zoover het bekende orgaan.

Niet alleen in Nederland en Amerika, doch ook elders, b.v. bij de Waldenzen, interesseert men zich voor liet probleem van het al of niet wenschelijk zijn van geheime synodale zittingen. Waarschijnlijk komen we er op terug.

Commissie van (aanvankelijk) acbt.

„The Calvin Forum" (Amerikaansch) schrijft, handelende over Nederland:

De Gommissie van Acht, door de synode aangewezen om in 1939 te rapporteeren over de philosophische richting die te Amsterdam op te merken valt, verloor één van haar leden. Prof. S. Greydanus van Kampen, een omzichtig, wetensahappelijk en daarbü ridderlijk theoloog, diende zijn ontslag bij' de synode in. Hij achtte het onmogelijk te werken in een oommissie van welker leden één brochures mag uitgeven die handelen over de aangelegenheden die aan de commissie zijn toevertrouwd. Evenmin keurt hü de methode goed, welke door dit lid wordt gevolgd. Er begint dus teekening te komen in de toestanden in Nederland.

Tot zoover het blad.

We zullen voorshands er niets aan toevoegen.

Niet iets vergeten?

Prof. Hepp citeert in „Credo" enkele zinnetjes uit ons artikel van twee weken geleden, waarin we constateerden, dat Dr Thijs over de verhouding tusschen Oud- en Nieuw-Testament en over wat in het ééne en wat in het andere Testament de beteekenis van het verbond en de draagwijdte van zijn beloften was, enkele uitspraken gedaan had, die we slechts bedenkelijk kunnen noemen. Nadat hij dit geciteerd heeft teekent Prof. Hepp hierbij aan:

lo Dr J. Thijs is lid van de „oommissie van zeven".

2o Prof. Schilder is lid van de „commissie van zeven".

3o Het hier genoemde onderwerp moet onderzocht worden door de „commissie van zeven".

Of ik tegen dit aangekondigde persdebat bezwaren heb? Volstrekt niet.

Alleen maar zou ik willen vragen: is mijn waarde collega niet iets vergeten?

We zijn zeer gevoelig voor de bezorgdheid van Prof. Hepp. De vraag: „hebt u niets vergeten? " is zoowel in „Credo" als op den deurpost van winkels en magazijnen nuttig. Wanneer ik er in geslaagd mocht zijn in den gedachtengang van Prof. Hepp in te komen, dan zou ik antwoorden: ik heb niets vergeten, want ik geloof, dat wat ik van Dr Thijs opmerk, heel wat anders is dan wat Prof Hepp in zijn brochures heeft gedaan. Gaarne zal ik dit nader documenteeren, maar... dan zal Prof Hepp eerst moeten overnemen wat ik vroeger

reeds opmerkte in antwoord op zijn artikeltje: „Drie nuchtere feiten". Doet hij dat niet, dan heeft het geen den minsten zin, op de bezorgde vraag van „Credo" te antwoorden. Misschien is Prof. Hepp mijn antwoord op zijn artikeltje: „Drie nuchtere feiten" heelemaal vergeten, in welk geval ik hem nog even mededeel, dat hij het vinden kan in ons nummer van 4 Maart 1938.

Het verbond verbreekbaar?

Reeds eerder citeerden we uit „Enschedésche Kerkbode" een artikel van Ds H. Meulink contra Dr J. Thijs. In het nummer van 25 Juni spreekt Ds Meulink over Jer, 31: 31 en zegt:

Dit woord uit Jeremia 31 : 31 wordt aangehaald in de Hebreeuwenbrief 8 : 10, waar gezegd wordt dat de belofte uit Jeremia vervuld is.

Daarop bouwt Dr J. Thijs nu de bewering: het O. Testamentisch Verbond was verbreekbaar, het N.T. niet.

In het O.T. was ook maar de - verschijning, in het N.T. het wezen des verbonds. Die verschijning was dus onwezenlijk, niet de openbaring van het eigenlijke wezen, en in het N.T. het wezen des verbonds waartoe dan alleen de uitverkorenen behooren.

Ik acht die tegenstelling niet Schriftuurlijk. Wij hebben tot nu toe altijd geleerd in wezen hetzelfde verbond, dezelfde Middelaar en dezelfde heilsgoederen; alleen verschil van inzicht, want zij leefden onder de schaduwen en wij in het licht der vervulde beloften.

Ook Calvijn maakt die tegenstelling niet. De Kantteekening zegt: van welke de vaders wel de belofte hadden ontvangen, maar de volheid van dien is ons door Christus geopenbaard.

Calvijn zegt: het soKijnt alsof de Apostel hier ontkennen zou, dat de vaderen door de genade des Heiligen Geestes, Die hen innerlijk leidde, werden bijgestaan en alsof zij niet de vergeving der zonden ervaren —• het mag niet geloochend worden, dat God ook in de oudheid d© Wet in het hart der Zijnen had geschreven en hun de zonden vergeven had.

Maar wat was deze aanvankelijke ervaring van genade in vergelijking met de volheid onder de heerschappij van Christus?

Dit is overeenkomstig de exegese die wij altijd hadden over de Messiaansche profetieën.

Vervolgens wijst Ds Meulink op het profetisch perspectief, om daarna te besluiten met deze woorden:

Wij zien in de Schrift dus hoe de geschiedenis van het O.T. wat het houden en verbreken van het verbond aangaat in het N.T. doorgaat.

Het verbond dus één in O.- en N.T. Besnijdenis teeken des verbonds, doop teeken des verbonds.

Alle besnedenen waren bondelingen, maar vele bondelingen braken dat verbond en gingen verloren.

Alle gedoopten zijn bondelingen, maar sommige Vondelingen breken dat verbond en gaan verloren.

Het O.T. eisohte innerlijk aanvaarden en leven met heel hun bestaan uit het verbond, en niemand kan dat, dan door den Heiligen Geest, Die ook toen de wet in het binnenste schrijven moest.

Het N.T. eischt innerlijk aanvaarden en leven met heel hun bestaan uit het verbond en niemand kan dat, dan door den Heiligen Geest, Die de wet des verbonds in het binnenste schrijven moet.

Nu echter is er een rijkere werking des Geestes en ons inzicht is rijker en heeft het oude bondsvolk als Tolk met God gebroken, het volk Gods der nieuwe bedeeling breekt als volk nimmer met God.

Het kerkrechtelijk debat.

Ds J. H. Rietberg schrijft in „De Wachter":

De praktijk der vaderen vertoont meermalen afwijkingen, waarvan wij zeggen: zoo moet het in ieder geval niet.

Terwijl het beroep op Voetius ook niet afdoende mag geacht worden. Indien we dit niet reeds wisten, heeft de geschiedenis sinds 1923 ons dit wel geleerd. Wij lezen op het oogenblik bij Voetius andere dingen dan wij vóór 1928 bij hem lazen. Terwijl het nog niet uitgemaakt is of wij hem op het oogenblik goed lezen.

Bovendien zijn onze kerken niet gebonden aan de particuliere opvatting van Voetius of van welken hooggeschatten godgeleerde ook. Er mag niet gepoogd worden onze kerken in een bepaalde richting te sturen met een beroep op Voetius of wie dan ook. Onze kerken zelf moeten uitspreken hoe de kerkorde verstaan moet worden; zij zijn alleen aan haar eigen uitspraak gebonden.

Even later:

Vooral hetgeen Prof. Oreijdanus schrijft is van bijjsonder belang. Hij geeft weer de beschouwingen van Voetius over het wezen der meerdere kerkelijke vergaderingen. Waarbij' hij nagaat of Voetius zich wel steeds aan zijn eigen principieele uiteenzettingen houdt. Hierbij blijkt dan hoe Voetius soms met zichzelf in strijd komt.

Wie met Prof. Greijdanus hierover wil polemiseeren, moet dit niet uit het oog verliezen.

Uit de polemiek van sommigen blijkt wel eens, dat men Prof. Greijdanus te vluchtig gelezen heeft en daardoor niet juist weergeeft.

Wij kunnen alleen verder komen door een rustige polemiek, die werkelijk op de zaken, ingaat, er niet langs heen praat, ook niet iemand in de schoenen schuift, wat hij heelemaal niet geschreven heeft, maar de argumenten overweegt en behandelt.

Tenslotte:

Wij moeten uit de Heilige Schrift weten Welk gezag de meerdere vergaderingen hebben en hoe ver dit gezag zich uitstrekt. Het moet ons duidelijk zijn of een meerdere vergadering recht heeft in te grijpen in het leven der plaatselijke kerken met voorbijgang van den kerkeraad.

Niet het beroep op Voetius beslist, maar alleen het beroep op Gods Woord. Wij mogen ons niet binden aan particuliere ' meeningen, door welke bekwame mannen deze ook worden voorgedragen.

Wanneer bij een nauwkeurig onderzoek van de Heilige Sclïrift zou blijken, dat in onze kerkorde fouten staan, zoodat een bepaalde opvatting niet deugt, dan moet hierin verandering worden aangebracht.

Ons kerkrecht mag niets anders zijn dan wat de Heilige Schrift ons leert.

De Remonstranten en het asylrecht.

De Remonstrantsch© Broederschap heeft onlangs in Amsterdam haar jaarlijksohe algemeene vergadering gehouden. Met bijna algemeene stemmen is, gelijk wij in „Opbouw" lezen, een voorstel aangenomen, dat door de „gemeente Arnhem" was ingediend. Het luidt aldus:

„De Broederschap der Remonstranten;

kennis genomen hebbende van de circulair© van den minister van Justitie aan de procureurs-generaal 'bij de gerechtshoven e. a., d. d. 7 Mei 1.1., inzake het vluchtelingenvraagstuk;

zich stellend op den grondslag van het evangelie, waarin de Broederschap zich geworteld weet, zich richtend naar het in de beginselverklaring der Broederschap genoemde beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid, overwegende, dat de in Nederland bestaande traditie, om buitenlanders, die op grond van hun overtuiging uit hun land uitwijken, asyl te verleenen, rust zoowel op de in het Christendom belichaamde begrippen van reoht en wenschelijkheid, als op den in ons volk sedert eeuwen levenden geest van vrijheid en verdraagzaamheid;

stelt — hoewel volkomen 'beseffende het gewicht der moeilijkheden, waarvoor de regeering zich in de huidige omstandigheden ziet geplaatst —' met bezorgdheid vast, dat in de genoemde circiüaire met deze diepgewortelde, geestelijke traditie wordt gebroken, en wel door een generaliseerenden maatregel, waarvoor oeconomische en materieele gronden worden aangevoerd, op een wij'ze, die iedere overtuigingskracht mist;

en besluit deze uitspraak ter kennis van de regeering te brengen".

Het komt ons voor, dat het beroep op de traditie hier niet veel beteekent. De toestanden zijn geheel veranderd. Er zijn „buitenlanders", die, door internationale organisaties boven elk oud óf nieuw vaderland te stellen, ook een eventueel nieuw vaderland bij voorbaat willen voeren naar een toestand, dien het zelf niet begeert, en die daarin propaganda zullen willen maken voor een beschouwing, welke maar al te veel gelijkt op de andere, waarvan zij het slachtoffer werden in het land dat hen uitgeworpen heeft.

Men speelt hier lichtelijk met vuur, in zulk© petities, als van de Remonstranten. Wij voor ons zijn ook in dezen contra-remonstranten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's