GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

.... en de kamerling zeide: Ziedaar water, wat verhindert mij gedoopt te worden? Handel. 8:36.

uitverkoren, hetgeen niets is.

De gansche Schrift is vol van de heerlijkheid van de Kerk, positief en negatief. Wat het eerste aangaat, hoe roemt b.v. Ps. 48: „Schoon van gelegenheid, een vreugde der gansche aarde is de berg Sion, de stad des groeten Konings... God is in haar paleizen."

Maar ook negatief komt de heerlijkheid der Kerk uit, in wat niet tot haar behooren mocht: „Geen Ammoniet, noch Moabiet..., zelfs hun tiende geslacht zal in de vergadering des HEEBEN niet komen tot in eeuwigheid", (Deut. 23:3). Daarin werd afgeschaduwd, dat de gemeente Gods een heilige vergadering is, die niet mag woirden bezoedeld door het toetreden van een ortreine. En ook: „die door plettering verwond of uitgesneden is aan de mannelijkheid, zal in de vergadering des HEEREN niet komen", (Deut. 23:1). Zulk een dorre tak, die nooit bloesem en vrucht kon dragen, mocht tot de gemeente van den levenden God niet behooren, want daarmee zou de verdorring, de dood komen daar, waar alleen plaats is voor frisch, vruchtbaar, heilig leven. In dat alles kwam uit de heerlijkheid van de Kerk.

De Joden zijn daar diep van doordrongen geweest! Hoe roemden ze in Sions heerlijkheid! En dezen Moorman, een eunuch, een ontmande, hebben ze beslist geweigerd, toe te laten tot de geimeente Gods. Zelfs den voorhof van den tempel mocht hij niet betreden. Maar ze begingen daarbij één groote fout: ze zochten de heerlijkheid van de Kerk in zichzelf, in hun eigen voortreffelijkheid, niet in Gods verkiezende liefde, in Zijn wondere genade. Die bepalingen in Deuteronomium hadden hun moeten leeren: hoe groot en wonderlijk is 's HEEREN liefde, dat wij, die even onrein en onvruchtbaar zijn, zijn uitverkoren. Ze hadden daarbij in diepen ootmoed moeten neerknielen. Maar ze waren zichzelf gaan verheffen op hun uitverkoren-zijn. Stel u voor, zoo'n gesnedene in hun mooie kringetje! Maar in de Kerk beteekent alle zelfverheffing de dood! God maakt hetgeen iets is, te niet.

Dat moet de Nieuwtestamentische Kerk goed inzien. Hoe heeft zij moeten strijden tegen"lïët dreigende gevaar van de zelfverheffing! Hoe dikwijls is ze weer gekomen op die oude Joodsche lijn!

Ze mag roemen, ja, ze moet het zelfs, maar alleen in de verkiezende liefde van Hem, die het onedele, het verachte verkiest! Dat de Heöi^e dat doet, is niet in strijd met de heerlijkheid van de Kerk, want God geeft die heerlijkheid aan hetgeen niets is; dus staat de Kerk open zelfs voor onwaardigen.

De kamerling is zulk een onwaardige, een gesnedene, die spottend, hoogstens met goedmoedig medelijden werd aangezien; een Chamiet, die, schoon zijdelings, toch ook getroffen was door den vloek over Kanaan, Cham's gevloekten zoon.

Maar Jezus Christus, de verheerlijkte Heiland, ontfermt Zich over dezen uitgestootene van het uiterste der aarde, want de God der verkiezing had hem gekend van eeuwigheid. Ja, Jezus Christus laat hem, den neger uit het donkere Afrika, het Evangelie brengen, eer het aan één Europeaan is gepredikt. Japlieth zou wonen in Sem's tenten, en Cham's zoon zou een knecht der knechten zijn van zijn broederen, wat staat Japheth dus veT, ver boven Cham; maar eerder dan één Westerling door God vermeld was op de rol, waarop Hij Zijn volkeren schrijft, was dit geschied met dezen zoon van Cham, nog wel oen gesnedene, een gevloekte!

Dat de Kerk het toch versta, en alle zelfverheffing uitbanne!

• Dal ieder geloovige het versta, en neerkniele naast, achter dezen Moorman; naast, achter het pindamannetje, dat tot Jezus Christus kwam. Dat is Gods roem, dat Hij gevloekten, doemwaardigen, gesnedenen, onvruchtbaren, die in zichzelf onbekwaam zijn tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad, verkiest.

Jeruzalem, de stad der in zichzelf Joden, is verwoest. roemende

Een Westersche Kerk, die zich DE Kerk waant en neerziet op de Kerk van niet-Ariërs en inlanders, die zoo hopeloos bij' haar ten achter blijft, God blaast erin! Maar hetgeen niets is, heeft God uilverkoren.

„Wat verhindert mij gedoopt te worden? " In deze vraag klinkt wellicht een herinnering door aan de weigering, die den Moorman misschien te Jeruzalem te beurt was gevallen op Zijn verzoek om door den proselietendoop in het volk Gods te worden opgenomen. Daar waren vele beletselen voor.

Maar God neemt hem op in Zijn volle gemeenschap, in de gemeenschap met den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest! Wie roemt, die roeme in den Heöre.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's