GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het koninkrijk Gods en de koninkrijken der aarde."

(Art. 36.)

IV.

GalvUn.

De Hervorming keert zich zoowel tegen dte Roomsche lijn die de Kerk gelij'k stelt met liet Koninkrijk, als tegen excessen van de Weder'd'oopers e.a. Tegenover beide stelt de Heirvorming dat het Rijk van Christus geestelijik is of in de harten. Daarmee is de nadruk gelegd op het centrale in het Koninkrijk, Duidelijk blijkt b.v. bij ^Iclanchton, als hij dit centi-ale lot uilidrukküig lïrcngt: „regnum Christi esse spirituale: hoc est Christum sedere ad dextëram patris... Christum non conslltuere aliquod mundi imperium, sed... ila regnare ut velit invocaïd, exaudire, sanctii'icare, custodire Spiritu Sanctu ©os qui ipsum invocant." 1) ( dat het Rijk van Gliristus geestelijk is: dat is dat Christus zit aaii de rechterihand des Vaders. Christus constitueel-t geen aardsch Rijk. Maar Hij regeert... en bewaart deigenen die Hem aanroepen door den. Heiligen Geest. Geen aardsch Rijk: dat is gekeerd tegen de Wedei-doopers c.s. Hij regeert door den Heiligen Geest: dat is tegen de Roomsche Kerk gericht.

Bij Luther is de tegenstelling heel scherp tusschen het Rijk van Christus en het regiment vaia den paus. Die twee staan tegenover elkaar als water en vuur. Luther gaat bij het Koninlcrijk overwegend uit van God, zonder daalrbij de menschelijke activiteit te vergeten. „Aus diesem, welches ist ein Reich des Wortes und Glaubens, wird ein anderes Reich werden, da wir nicht mehr horen und glauben, sondem Gott den Vater und Jesum vor Augen sehen. ^) Deze uitlating is in zooverre tj'pee'rend als hier de bekende tweedeeling van het leven bij Luther naar vol-en komt. Luther breekt wel in de Theologie en de Kerk met het Ro.omsche systeem — maar in zijn levens- en wereldbeschouwing blijft de indeeling van de natuur en genade doorwerken, s) Vooir het breedere teiTein dan het Reicli des Wo'rtes und Glaubens, krijgt de regeering van Christus eigenlij'k pas beteekenis na den jongsten dag. „De zorg voor de regoering der kerk laat hij over aan de overheid en de vorsten... Staat en staatktmde zijn voor Luther iets lagers, ze behoorea tot de aardsehb zaken, , ide dingen dezer wereld. *) Hier blijkt dUs het Neoplatonisme van Augustinus niet overwonnen. Daarmee blijft natuurlijk het Koninkrijk Gods fceperkt tot de Kerk. Van de binding van het Koninkrijk Gods aan een bepaald kerkelijk instituut komt Luther terug. Intusschen heeft Luther dus in het punt üi kwestie weinig tot] den terugkeer tot de Sclirift bijgedragen. Wellicht is het zelfs juisteir be zeggen dat Luther, met zijn practische oplossing, waarbij hij de regeering van de Kerk aan de burgerlijke overheid overdroeg, het probleem heelt vertroebeld, in plaats van verhelderd.

Zoo komen we nu bij Calvijh, In de eerste uitgave van de Institutie (1536) vinden we verschillende elementen, die we bij Luther aantroffen, terug. •'^) In de tweede uitgave (1539—1554) legt hij allen nadl-uk op het geestelijk karakter van het Rijk en daarop dat het „in den hemel" is. God wapent ons tegen den vijand, versiert en verrijkt ons met werken en brengt ons tot deelname aan Zijn regiment, "5) Tenslotte in de derde uitgave (1559), komt de universeele zijde van het Rij'k op den voorgrond, waarbij de tweezijdige werking van de heerschappij Godg, in het verstoren van de vijanden en het vormen van de burgers ter sprake komt. De volheid van het Rijk breekt aan met de wederkomst van Christus.') Deze noodzakelijke en juiste criliek op het verleden, zegt echter nog niet dat de positieve uitwerking van het eigen standpunt al direct even diep en juist was dooridacht. Men mag dit zelfs redelijkerwijs niet direct verwachten. Maar de groote stap voomit is, dat Galvijn de tegensteliüig riatuur en genade verwerpt en weer terug gaat op de schriftuurlijke tegenstelluig zonde-genade.

Wat nu de Staat betreft, oordeelt Galvijn, dat dio van Goddelijken oorsprong is en van God afhankelijk. Het gezag gaat op God terug en dus mag tegen de gevestigde staatsorde ook nooit verziet worden aangeteekend. s) Tegen het absolutisme keert zich het instituut der magistratus popriilares, ") Calvijn is het, - die de eenheid van heel de Schepping weer gezien heeft en die zich daarom keeride tegen de onderscheiding natuur en genade. Maar anderzijds heeft Calvijh ook weer gezien de groote scheidslijn tusschen Schepper en schepsel; tusschen „God en alles in idde kosmiese dinge, minder als niks en ydelheid, behalve in soi ver God daarin sij guns gebied. Dat is die eenheidsn gedachte van Kalvijn se sis teem in sij groot §& • heel", aldus Du Plessis in A, R, Staatkunde, ") De grondslag van den Staat is bij Calvijn, laldus Du Plessis: God als Schepper en onderhouder en gebieder, niet God als Herscheppier en Verlosser, In dit schema wordt dan ook het ondersdheid gezien van Christus als Wereldredder en als Kerkhoofd. Die onderscheiding te zien is het mooie — echter die onderscheiding gelijlt te stellen met Christus als wereldiredder, ; als Koning in dienst van God als Schepper en Christus als KörkhooM in dienst van God den Herschepper, is meen ik onjuist. Toch klopt met deze gelijkstelling van de twee onderscheidingen, dat Calvijn's opmerkingen over den Staat in hoofdzaak staan in het 4e boek van zijn Institutie onder den titel: „De externis Medüs at Salutam",

Christus als Wereldredder in dienst van den Schepper is dienstbaar aan en heeft tof doel Christus als Kerkhoofd in dienst van den Herschepper, 11) Dan moeten we bedenken, dat Calvijn allereerst theoloog is en man van de Kerk en de vragen van den Staat „het hom nie direk geinteresseer nie", doch slechts in zooverre ze beteekenis hebben voor de Kerk, i^) „In elk geval is die Staat tweevoudig in die Godsopenbaring gegrond, n, l. in die voorslenige bestuur GodSj 'die Skepper en onderhouer en in die gebod van God die Here". De Staat beteekent heerschappij en rechtsorganisatie. „Die Staat ds 'n machtsorganisatie deur God beskik, maar dis nie blote magt nie — dit is ooü 'n boo-persoonlike ampsgesag van 'die regsorde." is) De Staat heeft zoo ook een taak ten opzichte van de Kerk. die immers ook uitwendige samenlevingsvorm is. „Hoe dit sij, volgens Kalvijn het die Staat ook 'n positieve bevoegdheid op die gebied van die kerkelike organisatie..." i*) De taak van den Staat in 't algemeen wordt bepaald door zijn wezen als handhaver van 't recht in den vorm van de wet. „Nie soseer wetgewing is die roeping nie, as dwangsanksioneering van die wet, " i^) Aan den Staat wordt ook opgedragen de bevordering van den uitwendigen godsdienst, „Die Staat mag wel oordeel oër 'die doelmatigste maniere om die goddelike natuurregsbeginsel te positiveer ter vervulling van sij taak, maar die beginselen self bepaal die aard van sij werk, "i") Het gezag van den Staat is anders dan van de Kerk: 'tis uitwendig en dwangmatig en 't geldt „as onaantastbare ge^ sag, selfs waai- dit die gebod van God met voeta vertree, " i') God eisclit door Zijn uitdrukkelijk gebod tegenover den Staat alleen onderwerping. Verlossing van Staatsgeweld mag dus alleen van Gods Voorzienigheid worden verwacht, i^) Dat gezag is absoluut op het gebied van den Staat, Niet natuurlijk in de Kerk en in 't gezin, enz. Overtreedt de Staatsoverheid voortdurend tegenoiver andere gezagsdragers, dan verliest ze daarmee zelf haaigezag. Hier treden dan de magistratus populares op. De organisatievorm van den Staat wortt be: paald door Gods voorzienig bestiel in de Mstorle.'

Om ons nu te bepalen tot het punt in kwestiei: Weliswaar zouden wij het gezag van de zichtbare Kerk en ook de bemoeienis van den Staat met de Kerk meer inperken, maar we moeten niet vergeten, dat Calvijn deels door de omstandigheden gedwongen werd en dat hij prmcipiëel nooit zijn eigen opvatting en uitwerldng van de zichtbare Kerk verabsoluteerd heeft, i^) Hoofdzakelijk dezelfde teekening geeft Dr van Lonkhuyzen in z'n genoemde brochure. Ook hij wijst op de tweeërlei regeering van Christus en noemt < & & , Christus als Middelaar en Christus als Koning van Zijn Kerk, Door deze benaming is weer alle eigenlijke onderscheid verdonkeremaand. Laten we toch uit de Schrift leeren onderscheiden en bij het spraalstgebruik van de Sclirift ons aansluiten! Christus als Koning üi het Koninkrijk en Christus als Hoofd van dte Kerk. En dan niet als Calvijn de ééne in opdracht van God den Schepper en de ander in dienst van den Herschepper, maar beide als ambt van den Christus, den Herscheppingsmiddelaar.

Van Lonkhuyzen onderzoekt dan nader de omschrijving van de positieve taak van de oiverheid voor de Kerk. De overheid moet God dienen op haar terrein en is daarbij getoonden aan de Wet Gods (de Decaloog). En daar de godsdienst de voornaamste kracht van een volk is, moet de overheid de leer der godzaligheid verdedigen. Van Lonkhuyzen wijst op de onjuiste toepassing van het Oude Testament op Nieuw-testamentische toestanden bij Calvijh, waardoor men in Calvinis> tische landen een Theocratie, naar het voorbeeld van Israël poogde te stichten. Daai-bij noemt hij b.v. ook Deut, 13:5, waar gezegd wordt, dat een droomer gedood moet worden, Calvijn mierkt daarbij op: „GodI heeft bevolen de valsche profeten, die de beginselen der vroomheid veimielen en leermeesters en leidslieden zijn van den afval, met den dood te straffen, " 2°) Van Lonkhuyzen ooncludeert dienaangaande: „Wij hebben Calvijn niet te volgen op den weg van zijn Joodsche opvattingen", ^i) en

wil daarmee de oude redactie van art. 36 'bestrijden. Na aftrek van het Oud-testamentischa lioudt hij dus de reeds boven genoemde drie punten over: 1. De overheid is dienaresse Gods, 2. ze is gebonden aan de Wet en 3. ze moet den christelijken godsdienst als bron van zedelijkheid en orde bevorderen, doO'r ze te beschermen tegen publieke onteering en atheïstische propaganda." ^^)

Saamvattende kunnen we instemmen met de conclusie van prof. Dooyeweerd: „Het kosmisch grondprincipe (van de Souve'reiniteit in eigen kring) is door Calvijn althans in zijn keimgedachte gegrepen en reeds met volle scherpte uitgewerkt in zijn leer omtrent het tijdelijk kërkinstituut, in diens interne onafhankelijkheid van den Staat." ^^} Daarbij 4ian echter vastgesteld dat blijkens Van Lonk- Ihuyzen juist voor de verhouding van Kerk en Staat (Koninkrijk Gods en koninkrijken der aarde), en niet zoozeer op het punt van onafhankelijkheid van de Kerk van den Staat, de fouten liggen. Deze onjuistheden op het punt van de verhouding van Kerk en Staat bleven bestaan en oefenden invloed^ o.a. ook direct en indirect op de oorspronkelijke formuleering van art. 36.

Zoo beteekent Calvijn voor ons onderwörpi, zeker „van Augustinus terug naar' de Schrift". Maar negatief (in de critiek op het verleden en voor del [toekomst in de vrijmaldng van Kerk en Staat) is zijn werk van meer beteekeinis dan positief (in de regeling van die verhouding, naar de Schrift). Op dit laatste punt liggen de gebreken die nog be overwinnen bleven en ten deele nog te overwinnen zijn. '


1) Melanchton, Loei theol. 1535 (C. R. XXI. 519).

2) Weisz, Die Idee, p. 36. Luther E. A. 6. 38.

3) Dooyeweerd. De Christelijke Staatsidee, p. 19.

4) Van Lonkhuyzen. De Schriftuurlijke grondgedachte... P. 16,

5) C. R, XXIX, 93. 94. en 211. 212.

6) C. R. XXIX 515.

7) C. R. XXX. 666.

8) Stellinga, a, w, p, 232, 233.

9) Calvijn, Institutie XV. 20, 31.

10) L. J. du Plessis. Die Staatsteorie van Jean Calvin in; A. R, Staatkunde, 6, 1932, p. 184.

11) Du Plessis, p. 200, 201.

12) Du Plessis, p, 277.

13)Du Plessis, p. 281.

14) Du Plessis, p. 283.

15) Du Plessis, p. 283.

16) Du Plessis, p. 284. Inst. IV, 20. 2—3, 9—13, 14—16.

17) Du Plessis, p. 291.

18) Du Plesisis, p. 292.

19) Du Plessis, p. 464.

20) Van Lonkhuyzen, p. 28, 29.

21) Van Lonkhuyzen, p. 34.

22) Van Lonkhuyzen, p. 38—40.

23) Dooyeweerd, De Christelijke Staatsidee, p. 28, 29.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's