GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De navolging van Christus.

II.

Allereerst vestig ik er dis aandacWt O'pl, diat die titel: , , navolging van Christus" in zekeren zin willekieurig gekozen is. Wie het wooïd j, navolging" hoort, compLeteert dit wel onwillekeurig to^t „navolging van Christus", maar dat behoeft toch eigenlijk niet. Het is niet zoo, dit wiie oiver navolging spreken wil, noodzakelijk spreken moet over „navolging van Christus". Er zoudenooJi boeken geschreven kunnen worden met als titel: de navolging van G o d, öf de navolging van Pau lus; öf: de navolging van Abraham, om nu maar rcnkele te noemen.

Deze titels hebben evenzeer reden van bestaan als die ons allen bekende, uit oorzaak van het feit, dat in de Schrift van zoo veelsoo'rtige navolging sprake is.

Ten bewijze hiervan voer ik enkele Scliriftplaatsen aaUj die echter met andere zouden zijn te vermeerderen.

Als zoodanig komen dan in aanmerking: Numeri 14:24, waar God aan Kal.eb toezegt, dat hij medie het land Kanaan zal beërven, omdat hij „volhard heeft den HEERE na te volgen". (Vgi. 32:11). Vervolgens kan gewezen wo'rdten op 1 Kon. 18:21, waar we lezen, dat Elia tot het volk zegt:

„Zoo de HEERE God is, volgt H, em na- en, zoo het Biaal is, volgt hem na".

Wat het Nieuwe Testament betreft, volsta ik nu met te herinneren aan de bekenide uitspraak van Paulus: ^, Zijt dan navolgers Gods als geliefde kinderen." (Efeze 5:1).

Uit deze Schriftplaatsen komt dus reeds voor ons vast te staan, dat in de SchiiifC, behalve de navolging van Christus ook de navolging van God aan de orde wordt gesteld.

Maar, zooals reieds gezegd is, dit is niet het ©enige.

In Romeinen 4:12 wordt doot Paulus gewag gemaakt van degenen, die „wandelen in de voetstappen des geloof s van onzen vader Abraham", fin in 1 Cor. 11:1 schrijft hij: „weest dan mijn navolgers, gelijleerwijs ook ik van Christus".

Zoo worden ons dus in de Schrift verschillende vóór-loopers, vóór-gangers, leidslieden genoemd, die wij hebben te volgen. Het is van groot belang, met cMt gegeven rekening te houden. Daardoor worden we ons bewust, dat de titel: „navolging van Christus" ons bepaalde beperkingen oplegt. Maar tegelijkertijd weten we, dat we niet recht zullen kunnen spreken van de navolging van Christus zonder dat w; e vragen naar het verband; , dat tusschen 'die verscliillende eischen moet bestaan. Het is toch zonder meer duidelijk, dat, in verband met het vooïafgaande verschillende vragen opikotnen, die niet onbeantwoord mo'gen blijven.

Ik wil er enkele noemen:

a) AlS: Godjeischt, dat we Hem navolgen, heeft Christus dan het recht Zich ook op te werpen als leidsman? Is dit niiet een pogen als God te zijn? Sluit dus het volgen van God het volgen van Christus niet uit?

b) Evenzoo: Doen Abraham en Paulus Christus ge, en concurrentie aan, als zij ons roepen hen na te volgen?

c) Wanneer het eene gebod het andere niet zou opheffen of er tegenover staan, welk verband bestaat er dan tusschen die onderscheiden eischen?

D.e beantwoording van deze vragen zal vanzelf aan de orde komen wanneer we nu beginnen met te onderzoeken, welke beteekenis aan het woord navolgen door de Schrift gegeven wordt. Die bieteekenis is niet altijd geheel dezelfde.

In letterlijken zin genomen beteekent het woord navolgen of volgen: iemand achterna loopen, achter iemand aanloop en.

In die beteekenis vinden we het gebruikt, wanneer van Farao's leger wordt gezegd, dat het achter Israël aan in de zee was gegaan, nadat God , een pad gebaand had door de groote wateren en een weg geopend had door de zee heen. (Exodus 14:28).

Hoewel het woord zelf dan niet gebruikt wordt, wordt de zaak toch wel aangeduid, wanneer in het verhaal over Israels tocht door de woestijn gezegd wordt, dat de HEERE vóór hun aangezicht ging des daags in een wolkzuil en des nachts in een vuurzuil. (Exodus 13:21).

Veelvuldig wordt het woord in dien zin gebezigd door de schrijvers van de Evangeliën. Wanneer Christus roept tot het discipelschap en tot de zonen van Zebedeüs zegt: „Volg Mij", dan houdt dat in, hoewel niet uitsluitend: verlaat dat schip en kom achter Mij' aan, ga met Mij mee, ga den weg, waarop Ik voorga. Later zullen die discipelen dat gebeuren zelf nog eens ophalen en dan zeggen: „wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd". En zoo wordt er gesproken van scharen die Hem volgden, die soms ook later niet meer met Hem wandelden; van vrouwen uit Galilea, die Hem gevolgd waren tot in Judea toe en nog achter Hem aanloopen wanneer Hij de reis maakt naar het van God verordineerde kruis. Ter illustratie alleen nu nog het bekende woord dat Christus sprak tot een Schriftgeleerde, die tot Hem zeide: „Meester, ik zal U volgen, waar g|lj ook henengaat". Jezus zeide tot Hem: „de vossen hebben holen en de vogelen des hemels hebben nesten; maar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge".

iM.i. zegt Christus m.et dit beeld niet, dat Hij een uitzonderlijk armoedig bestaan lijdt. Dat wordt ons trouwens nergens in de Schrift verkondigd. Maar Christus waarschuwt hiier den Schriftgeleerde, dat hij zich geen verkeerde voorstelling moet vormen over het volgen van Jezus. Die Schriftgeleerde moet goed begrijpen, dat hij dan niet het rustig leven van een gezeten burger zal kunnen leiden. Want de Zoon des menschen moet vanwege de Hem opgedragen taak heel Kanaan doorkruisen.

Vossen keeren altijd naar hun uitgangspunt terug. Ze hebben een vaste woonplaats, hun hol. De vogels vliegen wel her en der, maar keereii; toch weer terug naar hun nest.

Maar Christus moet van de eene stad naar, de andere, van de eene provincie naar de andere. Vanwege het uitgestrekte arbeidsterrein kan Hij icigenlijk geen rustige pastorie betrekken. Wie Hem volgen wilde, moest daar rekening, mee houden. Het vaste huis, dat aan één plaats gebonden was werd practisch verwisseld met de losstaande, te dra, gen en te verzetten tabernakel of tent. Zóó heeft de ijver van Gods huis Christus verteerd'. In dit woord van Christus wordt dus navolgen heel duidelijk omschreven a, ls een loopen achter Hem aan. Hiermede zijn we echter niet klaar. De beteekenis va, n het woord „navolgen" is met het bovenstaande niet volledig aangegeven. Was dat het geval, dan hadden wij met den eisch tot navolging immers niets meer te maken. We belijden, dat Jezus Christus is opgevaren ten hemel en gi6zeten is aan de rechterhand Gods, zoodat van een letterlijk achter Hem aanloopen op dit oogenblik geen sprake meer kan zijn, omdat Christus zelf niet meer „loopt".

Maar het is ook heelemaal niet noodzakelijk, dat een leidsman per sé voorop en vooraan loopt, .

Om een voorbeeld te geven: Hitler is de „Führer", de leider, de leidsman van het Duitsche volk en het Duitsche leger. Toen Hitler voor den Rijksdag den oorlog tegen Polen proclameerde, hebben de afgevaardigden van het Duitsche volk en Duitsche leger gezegd: wij staan achter U en wij volgen U. Maar zij verwachtten of dachten heelemaal niet dat Hitler werkelijk vóór het leger uit het Poolsche gebieid zou binnentrekken. Zij bedoelden daarmede alleen, dat ze zijn bevel zouden gehoorzamen, dat ze den weg zouden gaan, dien hij wees en beval te gaan. Op het eigen oogenblik, dat ze dien weg gingen, lag Hitler misschien te slapen of zat te ontbijten, of deed wat dan ook. Maar toch volgden ze hem. En dat volgen beleekende en beteekent alleen maar voor een heel bepaald deel van het leger, dat ze letterlijk een bepaalden weg gingen en liepen. Voor het meerendeel van het Duitsche volk] beiteekent volgen niets anders dan zich bepaalde beperkingen opleggen, die worden voorgeschreven, zich houden aan enkele „vleeschlooze" dagen, afzien van het maken van oorlogswinst enz.

Nu is het natuurlijk de vraag, of in de Schrift van leidien en volgen in bovengenoemden zin gesproken wordt.

Het antwoord op di, e vraag moet o ogenblikkelijk bevestigend luiden.

Heel duidelijk is dat wel, wanneer ik herinner aan de plaatsen waar gesproken wordt van een navolgen van den „HEERE". In Numeri 14:24 ziegt Goé, dat Kaleb, in tegenstelling met het overige op dat oogenblik levende geslacht, niet in 'de woestijn tijdens de reis zal sterven, maar het land Kanaan zal mogen binnengaan. Kaleb wordt zoo bevoorrecht, omdat „hij volhard heeft den HEERE na te volgen".

Nu is het uit de geschiedenis duidelijk, daarmede wordt bedoeld. wat

God' had aan Israël de belofte gegeven, dat ze Kajiaan zouden beërven.

God had ook aan Israël het bevel g; egeven nja het land te hebben bespied, Kanaan binnen te trekken.

Die belofte Gods geloovend en Zijn bevel gehoorzamend, waren ze nu aan de grens gekomen. Maar toen de verspieders rapport hadden uitgebracht en daarbij hadden gewaagd van de macht der bewoners, had het overgroote deel van Israël gezegd: van Gods belofte komt niets terecht en

daarom doen w-e het ook niet. Daartegenovep volhardde Kaleb den HEERE na te volgen, d.w.z. hij liet zich leiden door het WOORD DES HEBREN. Want Kaleb had tot Israël gezegd: „Laat ons vrijmoediglijk optrekken en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen", waarbij hij, zooals uit het vervolg blijkt erop wijst, dat de HEERE een welgevallen aan Israël heeft, dat de HEERE met Israjël is. (Numeri 13:30; 14:8, 9).

Dit zich geloovig vasthouden aan en laten leiden door het Woord des HEEREN wordt door God genoemd: den HEERE navolgen. Heel scherp treedt deze beteekenis van het woord navolgen ook wel aan het licht in het zeggen van EUa tot Israël: „Zoo de HEERE God is, volgt Hem' na, zoo het Baal is, volgt hem' na". Prof. van Gelderen zegt van deze woorden (Nieuwe vert. m^et korfce verkl.): „maar als dit hun belijdenis is (n.l. dat Jahwe God is met uitsluiting van alle anderen) moeten zij haar consequent beleven. Een uitgesproken Baaisdienaar is tenminste wal. Maar zoo'n geestelijke dubbelmanklooper is niets".

God of Baal volgen is hier dus God of Baal dienen. Iets breeder gezegd: het Woord van God of Baal geloovig nemen tot richtsnoeir!

Ten slotte verwijs ik nog laaar wat we. lezen in I Kon. 11:6, waar geschrieven staat: „Alzoo deed Salomo dat kwaad was in de oogen des HEEREN en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David". De beteekenis van deze woorden kan natuurlijk geen andere wezen, dan dat Salomo in tegenstelling met wat hij gedaan had aan h|et begin van zijn regeering, in zijn latere jaren niet langer het Woord des HEEREN als richtsnoer hieeft genomen voor heel zijn beleid.

Die nu genoemde Schriftplaatsen hebben belangrijkjO gegevens verschaft over dte „navolging Gods". Deze n.l., dat God Zijn functie van Leidsman in Israël heeft waargenomen door Zijn Woord tie geven en in dat Woord Israël den weg te wijzen, die het te wandelen had. En anderzijds, dat het volbrengen van den eisch tot navolging Gods gelegen was in het gehoor geven aani dat Woord, in het zich laten leiden door dat Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's