De vraag „Zou Jezus òòk mijn Middelaar en Zaligmaker willen zijn?” — een strik van Satan.

Hebt ge er wel eens hi] stilgestaan^ hoe de Heere in Zijn wo7ïder ontfermen, toen gij nog een kind waart, toen gij nog met afwist van tiw ontvangenis en geboorte in zonde en ongerechtigheid; toen gij Hem die nog niet belijden en er Hem nog geen vergeving voor vragen kondet — hoe Hij toen reeds, rekenend op het schuldbesef, dat nü in « ontwaken ging en op de vrees, die u nu ging beklemmen — hoe Hij toen reeds u betuigd en verzekerd heeft, dat Hij u, ook u, in Jesus^ bloed van alle zonden wasschen wil, u heiligen wil door Zijn Geest, en aan^ nem.en zml tot Zijn kind, en u een Vader vol van barmhartigheid zijn wil in Zijn lieven Zoon?

Moogt, durft gij tegenover dit getuigenis uws Gods nog twijfelen aan Zijn lust in uw zaligheid, aan de bereidwilligheid Zijner liefde om u alles, alles te vergeven?

Laat daarom uw ziel niet ophouden door- de vraag die u kwelt, wijs haar af en werp haar ver van u als een verdenking van Gods liefde en trouw, die Satan en uw booze hart u ingeven. En ga op de roepstem zijner ontfertning tot Christus, zooals ge zijt.

Bedenk dat er slechts één onwil is, die ons van de zaligheid uitsluiten kan. En die ééne is onze eigene.

Ds K. FERNHOUT,

„De Reformatie", IB December 1924.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen