GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONS JEUGDWERK.

In dit blad virordt hier gepubliceerd een gedeelte van het schrijven van de drie Jeugdbenden, dat o.a. te beschouwen is als 't antwoord op de brochure van Ds Teeuwen. i)

Wie deze brochure heeft gelezen, weet, dat Ds Teeuwen o.a. heeft gewezen op de instelling van een jeugddeputaat en de organisatie van de indifferente jeugd.

Het antwoord van de drie Jeugdbenden is nu gegeven. Dit is zoo eenvoudig en duidelijk gesteld, dat hier geen aanleiding is voor verschillende uitleg! Waarbij komt, dat in de pers, o.a. door Prof. Dijk, over deze brochure breedvoerig is geschreven. Wij handhaven dan ook onze principiëele vorming. ^) Geen enkele zwenking ten koste hiervan!

Ook niet om hiermee de indifferente jeugd te trekken. Het jeugdwerk in ons eigen land, maar ook in andere landen, toont ons duidelijk, dat er weinig heil van principiëele studie der beginselen te wachten is, indien dit in een of anderen vorm ondergeschikt gemaakt moet worden.

Wie de kern wil behouden, waarom het in ons werk gaat, zal toestemmen, dat „verandering van koers" te veroordeelen zou zijn.

Toch ben ik blij, dat Prof. Schilder mij de gelegen' heid geeft, om op 'n enkel punt terug te komen. Het instellen van 'n jeugddeputaat zien wij niet als juist, maar wel moeten we er aan meewerken om het contact tusschen de kerk en onzen jeugdarbeid grooter te doen worden. Om u nog even in herinnering te brengen hoe de Besturen van de drie Jeugdbonden dit zien, verwijs ik naar het gedeelte, dat hierboven, uit ons schrijven, werd overgenomen.

In 't kort samengevat: versterking van het contact tusschen den predikant, kerkeraad en onze jongens en meisjes. Om het contact tusschen twee partijen te ver-

grooten, vraagt dit dikwijls van beide kanten arbeid en belangstelling. Dit „schijnt" in dit geval toch wel héél moeilijk, vooral omdat we den kring van de kerk niet te begrensd willen nemen.

De Professoren!

Velen zijn overbelast met arbeid en toch — vragen wij van hen belangstelling voor het jeugdwerk, vooral van hen, die meearbeiden aan de vorming van onze a.s. predikanten.

De Predikanten!

De plaats van onze vrouwen en meisjes is niet in de ouderlingen- of diakenenbank, maar we weten heel goed, dat de taak van de kerk zich steeds uitbreidt. Dat wil ook zeggen, dat de predikanten, ouderlingen, diakenen meer werk krijgen. Op Zondag gaat de gemeente rustig naar de kerk, maar wat een geestelijke inspanning, studie, tijd heeft het den Ds gekost, voor zijn gemeente goed voor te gaan.

Dan de catechisatie, huisbezoek, vergaderingen en — de tijd tot studie, die noodig is om niet buiten de vraagstukken van onzen tijd te blijven staan. 't Is maar 'n enkele greep!

Die uitbreiding geeft ook aan de ouderlingen, en de diakenen, wanneer zij „ambtsdragers" zijn, veel meer arbeid.

Ea — toch vragen wij van den predikant en de kerkeraadsleden steun voor onzen arbeid.

Wanneer wij terug zien in ons bondsleven, dan mogen wij allereerst God danken voor de groote zegeningen, die wij van de kerk hebben ontvangen. Zijn onze jeugdbonden in principe niet te danken aan den invloed van de kerk! Kerk en jeugd.

„De kerk op hare plaats in het leven en de jongeling in dit verband op zijn plaats, door God hem gewezen: dat was en is de Bondsidee.

Niet wij zelf kozen ons, maar God wees ons den weg. En uit gehoorzaamheid zou de Jongelingsvereeniging zijn, niet naar Methodistische dwaling een bekeeringsinstituut, even weinig als zij thans kan zijn een vredesinstituut, maar een opvoedings-instituut. Tot hulp en onder de leiding, ook van gezin en kerk."

Deze woorden sprak de heer Zijlstra als voorzitter van den J. Bond op den veertigsten Bondsdag te 's Gravenhage 1928 en onze Meisjesbond heeft in 1918 in dezelfde lijn gesproken.

Hierin is onder ons geen verandering gekomen. Doch nu in onzen tijd de geesten van de anti-christelijke stroomingen de kerk bedreigen, dus ook hierin de jeugd, stellen we de vraag: „Moet het meeleven tusschen de kerk en de jeugd niet versterkt worden? "

Nu kan dat „meeleven" in verschillende vormen worden opgevat.

Op vele plaatsen is het nog zoo met ons jeugdwerk, dat aan den predikant het verzoek wordt gedaan, of h^j op 'n jaarvergadering 'n kort woord wil zeggen. Verder ontvangen de Ver. een- of tweemaal bezoek van den kerkeraad. Daar zijn we dankbaar voor. Maar als ge vraagt, of dit voldoende is, dan moeten we hierop „neen" antwoorden. De praktijk laat in vele gevallen zien, dat het schadelijk werkt op onze jongens en meisjes, indien er niet meer contact is.

Dit wil in 't geheel niet zeggen, dat we er op aan zouden willen dringen, dat het bezoek van den predikant of ouderling vermenigvuldigd moet worden. Dat zou het werk van beide partijen schaden! We denken v/eer aan „overbelasting". Daarom geen onnoodige werkvermeerdering! Alleen — in den geest van ons schrijven meewerken, dan bereiken we al veel.

Enkele weken geleden v/as ik in 'n vergadering van onze meisjes in een van de groote steden. Onze propagandaweek moest worden gehouden. Op m'n vraag of er nog al belangstelling en medewerking was voor dit werk van de predikanten, antwoordde een van de meisjes: „Ach, de belangstelling moet altijd van onzen kant komen. Er wordt nooit eens van de andere zijde vuur ontstoken, dat ons verwarmt".

Zóó moet het niet zijn.

De jongens en meisjes moeten niet altijd „vragen", maar de kerk moet hierin haar roeping verstaan, dat zij de jeugd mede activeert, niet het enthousiasme dooft, maar aanvuurt tot verdere ontplooiing.

Dat kan op zulke eenvoudige wijze. Dat kost zoo weinig tijd en inspanning. Mag ik 'n enkel voorbeeld hiervan geven?

Wanneer de jeugdvereenigingen haar jaarvergadering houden, wordt er dan 's Zondags in de gemeente door den predikant wel eens 'n zegen hierover gevraagd? Wijst hij er dan op, dat de jeugd hierbij nog zooveel leiding noodig heeft, vraagt hij of God de jongens en meisjes wil helpen, opdat zoo'n vreugdeavond is tot eer van God ?

Wanneer zoo'n avond hier niet aan beantwoordt (we weten allen hoe gemakkelijk dit kan gebeuren) wordt dit zwakke punt met de leden besproken door iemand, die hierin onze jonge menschen begrijpt en op de hoogte is van het doel van ons werk.

'n Ander punt!

Wanneer het tegen onze Bondsdagen gaat, denken de predikanten er dan aan, om dit werk ook 'n keer 'n plaats in hun gebed te geven? En — wat staat hierover in onze Kerkbode's? Ons Gereformeerde volk moet er nog meer op gewezen worden, dat er op zulke dagen 'n stuk jeugdleven zich ontwikkelt, dat van de grootste beteekenis is.

Wanneer de jongens en meisjes er op uittrekken, om propaganda te voeren, doch dikwijls na moeizamen arbeid weinig resultaat hebben, om de leden te mnnen, die bij ons behooren, waar vinden zij dan steun in de gemeente ? Och, er zijn veel predikanten, die door hun medewerking hen weer moed inblazen, doch hier is toch nog heel wat schade in te halen!

Kom maar eens in de steden en dorpen waar „aanvuring" plaats heeft! Vol blijdschap heb ik dikwijls onze meisjes hooren zeggen: „Ja, maar aan Dominé, daar hebben we 'n reuze-steun aan. Hij werkt in alles met ons mee!"

Het is om God te danken. Als de jeugd op die manier kan spreken. Er wordt wel eens gezegd, dat de invloed van den predikant op de jonge menschen niet groot is, doch dat is niet v/aar! Luister maar naar de gesprekken van onze jongens en meisjes als zij 'n Ds hebben, die door zijn prediking, catechisatieonderwijs dicht bij hen staat. Op 'n rond-Hollandsche manier zeggen ze dan: „'tis een fijne kerel!"

En de jongen of het meisje, dat op dien leeftijd dikwijls niet „theologisch" is aangelegd, zal steeds meerdere belangstelling gaan toonen voor wat Ds hen leert.

In dien zin kunnen onze predikanten ook 'n grooten invloed uitoefenen op ons jeugdwerk, 'k Ben er van overtuigd, indien we van allen de volle medewerking hadden, niet alleen de interne kant van onzen arbeid hierbij zou winnen, doch ons ledental zou met honderden stijgen!!

Zien we ons jeugdwerk nu in 't juiste licht, dan hebben de Besturen van de Jeugdbonden toch niet te veel gevraagd!

Wanneer Ds Teeuwen in zijn brochure schrijft over de activeering van het jeugdwerk door onze predikanten, dan zegt hij o.a. dit:

„Desnoods moet de predikant van andere werkzaamheden dan maar gedeeltelijk ontlast worden. Maar men houde zich aan den stelregel: de jeugd gaat voor".

Hiermee kunnen wij niet instemmen. Dan vreezen we, dat er aan de jeugd 'n plaats wordt toegekend, die God haar niet heeft gegeven.

'k Geloof ook niet, dat onze jongens en meisjes zich zóó op den voorgrond willen geplaatst zien.

Eenige weken geleden werd een van onze jonge predikanten in 'n groote stad benoemd tot eere-voorzitter van de J. V. Hij heeft deze functie met groote vreugde aanvaard, o.a. omdat hij zag, dat het van groot belang is, dat deze functie wordt bekleed door een ambtsdrager der kerk. De kerk vormt nog steeds de belangrijkste factor in het doel dat de J. V. nastreeft. (De M. V. moet ook hierin begrepen worden. M. P.) Terwijl politieke en maatschappelijke organisaties opkomen en weer verdwijnen, is de kerk nog steeds het bolwerk, dat stand houdt tegen de horden van den antichrist. Spr. hoopte in staat te zijn veel voor het Geref. Jeugdwerk te kunnen doen en zeide zijn volle medewerking toe".

Hitler, Mussolini, Stalin hebben kans gezien om in enkele jaren de jeugd aan zich te binden. Zulke jeugdvorming en jeugdbinding veroordeelen wij. We zien niet alleen hoe dit zich wreekt op het jeugdleven van de jongens en meisjes, maar héél het leven wordt uit het verband gerukt, waarin God het heeft geplaatst.

Doch v/e zullen allen toestemmen, dat de invloed van „de geesten dezer eeuw" niet aan onze jeugd voorbij gaat. De weg' om ze op te voeden tot Calvinistische mannen en vrouwen is niet gemakkelijk. Dit kan alleen in Gods kracht.

Maar God vraagt van de ouderen, dat zij de jeugd zullen omvatten, niet alleen laten staan in hun arbeid, doch hen tegemoet komen om samen in gebondenheid aan Gods Woord te arbeiden.

Als de jeugd dan in 't geloof zegt:

„Bouwen is de zin van 't leven, Bouwen aan het komend Rijk Naar 't bestel in 't Woord gegeven: Kerk van Christus, veil'ge wijk; Heer, wil Gij in ons verbreken Wat die komst verhind'ren zou; Dat w' Uw vaandelen opsteken Weerbaar, tot den dood getrouw".

(A. Wap enaar.)

Dan zal de gemeente hierin zien 'n vervulling van het lied, wat wijst op den rijkdom van den doop.

„God zal Zijn waarheid nimmer krenken, „Maar eeuwig Zijn verbond gedenken".

Dat verbond is de rijkdom van de kerk, die zij met alle kracht zal moeten trachten te behouden. Dat verbond is ook de rijkdom van ons jeugdwerk. Daarom slaan wij de handen ineen en werken samen om de troepen te vormen, die straks moeten staan in , , 's Konings Dienst".

Declamatorium. Bondsdag van de meisjes te Groningen.

M. P.

Geachte Redactie,

Nadat ondergeteekende enkele brieven aan de Redactie heeft gezonden, werd hem de gelegenheid geboden een „Ingezonden" in „De Reformatie" te plaatsen, naar aanleiding van het bericht „Ter Verontschuldiging", voorkomende in het nummer van 3 November 1939. Hierin werd beweerd, dat het artikel over de „Camera Obscura" geheel v/as overgenomen uit het boek van Carl Scharten: „De Roeping der Kunst".

De juiste toedracht van deze zaak is de volgende. Ondergeteekende schreef in Juni 1939 voor „De Reformatie" een artikel over de Camera Obscura. Dit artikel bestond uit enkele getikte folio vellen. Door onbekende oorzaak is mijn inleiding op vel no. 1 weggelaten en het geciteerde gedeelte van Carl Scharten's artikel („De geheimen van de Camera Obscura", voorkomende in „De Gids" van 1914, deel ni), alléén opgenomen. Schrijver, datum en tijdschrift waren allen op vel no. 1 vermeld.

Een verzuim van Redactie óf drukker is dus de oorzaak van de onjuiste betichting van plagiaat.

J. H. KRUIZINGA.

Naschrift. We willen inzender, die aandringt, de gelegenheid tot dit „verweer" niet ontnemen. Overtuigen zal hij wel niemand doen. „De Gids"-artikelen van Scharten zijn later gebundeld in „De Roeping der Kunst". Inzender erkent zelf, dat zijn copie heel gewoon begon met vel no. 1. Daarop stond ook de t i t B1. Hoe kan een titel staan op een vel, dat niet als vel 1 bedoeld is, hoewel het dan weer wél me o het cijfer 1 genummerd is? Inzender verzekert nu, dat schrijver, datum en tijdschrift op vel no. 1 vermeld stonden. Dat moet dan vel 1 min 1 zijn: vel nul misschien? Wat als vel 1 binnenkwam, is in zijn geheel gezet, en gedrukt. Daar is niets aan veranderd. Proef is normaal toegezonden, en teruggekomen. Dacht inzender bovendien, dat wij een artikel zouden plaatsen van zooveel vellen als we geweten hadden, dat het van a tot z van de hand van een ander was, dan de man, die zijn naam er onder schreef? Let wel, er stond niet Scharten, maar Kruizinga onder. Noch redactie, noch drukker treft een verwijt; van de copie is héusch geen stukje afgeknipt. Als we geweten hadden, dat het stuk van een ander was, hadden v/e aan plaatsing geen moment gedacht. Zelfs de aan-

halingsteekens ontbraken.

Redactie.


1) Ik nam een gedeelte op; züo mogelijk bezie ik later de zaak in haar geheel. K. S.

2) Ter voorkoming van misverstand: ds Teeuwen wilde daaraan niet te kort doen. K, S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's